Duaal leren als middel voor boundary crossing in graduaatsopleidingen
Michielsen , Empsen , Haeck , Hustinx & Croes PXL-Onderwijsinnovatie en Dienst Onderwijs overeenkomstig met de terminologie van Hogeschool PXL . Tot slot onderzoeken we in hoeverre en in welke mate de vier leermechanismen zich daadwerkelijk manifesteren bij studenten die een graduaatsopleiding volgen .
Het uiteindelijke doel van dit onderzoek is om de boundary crossing tussen de hogeschool , de student en de werkplek te optimaliseren .
Methodologie
In dit onderzoek pasten we zowel kwantitatieve als kwalitatieve onderzoeksmethoden toe . De keuze voor kwantitatieve dataverzameling , meer bepaald het gebruik van surveys , is geënt op de doelstelling om een grote groep respondenten te bereiken op relatief korte tijd . Bovendien zijn de resultaten van vragenlijsten generaliseerbaar naar een bredere populatie omdat er voldoende respondenten bevraagd zijn . De vragenlijsten werden aan het einde van het eerste en het tweede semester aan de verschillende stakeholders van het werkplekleren bezorgd , zijnde studenten , leercoaches , en werkplekcoaches . Als aanvulling op de surveys werd er gebruikgemaakt van kwalitatieve onderzoeksmethoden . We organiseerden semigestructureerde focusgespreken met de opleidingscoördinatoren van de dertien graduaatsopleidingen . De respondenten kregen zo de kans om hun visie en ervaringen omtrent werkplekleren en boundary crossing te uiten . Daarnaast voerden we documentanalyses uit , die voornamelijk gericht waren op het feitelijke verloop van boundary crossing .
Resultaten
De resultaten worden weergegeven congruent aan de verschillende onderzoeksvragen .
Oriënteringsfase
Een graduaatsopleiding gaat steeds van start met een oriënteringstraject , dat bestaat uit intaketesten , een intakegesprek en een opvolggesprek .
FIGUUR 3 . SCHEMA ORIËNTERINGSFASE
Wat de intaketesten betreft , percipiëren studenten de kickstarttest ( die peilt naar werkkwaliteiten ) als het meest nuttig en de taaltest Nederlands ( die de student informeert over zijn / haar startcompetenties m . b . t . het Nederlands ) als het minst nuttig . Graduaatscoördinatoren nuanceren dat studenten de resultaten vaak niet correct interpreteren . Tijdens het intakegesprek bespreekt de graduaatscoördinator de testresultaten immers met de student , waarbij deze misconceptie naar voren komt . Daarnaast komen ook andere onderwerpen zoals vooropleiding , interesses , motivatie , arbeidsrijpheid en - bereidheid van de student aan bod tijdens het gesprek . Zowel studenten als graduaatscoördinatoren vinden dit gesprek zeer nuttig voor het verdere traject van de student . Graduaatscoördinatoren krijgen door het intakegesprek immers een goed beeld van de kwaliteiten en werkpunten van de student , waardoor ze gericht advies kunnen geven voor bijkomende begeleiding of ondersteuning . Studenten waarderen het gesprek omdat ze bijkomende duiding krijgen omtrent de testresultaten , de kans krijgen om vragen en bezorgdheden te uiten en gerichte informatie krijgen . Opvallend is dat twee derde van de studenten na het intakegesprek een advies voor bijkomende begeleiding kreeg , maar dat slechts één derde van hen inging op dit aanbod . De voornaamste redenen hiervoor zijn :
− |
overlap van het ondersteuningsaanbod met |
lessen binnen de opleiding , |
− |
examenresultaten afwachten , |
− |
overtuiging bij de student dat hij / zij geen extra |
ondersteuning nodig heeft , |
− |
schaamte |
of |
beïnvloeding |
door |
medestudenten . |
68