Leven is COMMUNICEREN is Leven Als ELK Woord Telt | Page 20

diergeesten, plantgeesten en materiegeesten. Je wordt verplaatst naar het verre verleden en je verkeert met de eerste mensen. Je krijgt visioenen van een toekomst waarin mensen alles kunnen, maar niks begrijpen. Je zweeft door de kosmos en bezoekt verre sterren en planeten waar je mee kunt praten. De wereld is heel anders dan je tot nu toe had gedacht. Je ontdekt steeds heerlijke, maar ook helse betekenissen van zaken die je toch al lang bekend waren. Je ervaart het ultieme. Je zegt wat je denkt zonder je nog bewust te zijn van de leefwereld van de ander (een fenomenologische beschouwing van deze toestand geven Bhler en Wyss 1979). Op college ga ik mijn studenten openlijk dom noemen. Ik zie de seksuele aantrekkingskracht van vrouwen, ik ga ze lastig vallen in de overtuiging dat ze voor mij bestemd zijn (het zogenaamde De Clérambaultsyndroom; Enoch, Trethowan en Barker 1967). De hele wereld draait om jou. Je medemensen laten je weten dat ze deel hebben aan je nieuwe wereld door blikken, gebaren, intonatie en spreekwijze. Er zijn ook tegenkrachten: groepen verkeerde mensen spannen tegen je samen. 3. Psychose als falende aanpassing De ervaring maakt je hulpeloos als burger van de samenleving. Je kunt eigenlijk niet meer voor jezelf zorgen: huishouden, eten, slapen, het gaat nauwelijks meer. Je omgang met je medemensen leidt via bizarre ruzies tot relatiebreuken. Je verliest geld, gezin, baan en goede naam. 4. Psychose als contact met ‘lichaamsloze' mensen De hallucinerende psychoticus zal meestal zijn ervaring zo beschrijven. Hij staat in telepathisch contact met andere mensen, geesten van overledenen en Goden, en heeft toegang tot een andere wereld, waarbij de gewone wereld als saai, dom en onjuist wordt ervaren. De ideeën van Jung over collectief onbewuste, archetypen, anima/animus zijn nog steeds ter zake. Jung (1962, p. 186-191) praatte trouwens zelf ook met stempersonen. Ook bij enkele andere onderzoekers vind je erkenning van deze stand van zaken (Van Dusen 1971, p. 120-134; Marlet 1981). In de hoofdstroom van onze cultuur — en dus ook bij de meeste hulpverleners — vindt deze benadering nog weinig respons. Wel begint men de noodzaak in te zien om de beleving van de cliënt centraal te stellen, zoals in ons land op gang is gebracht door Romme (1988). De nieuwe gesprekspartners verwekken bij de psychoticus sterke angst en brengen hem aan de rand van de chaos en zelfs daar voorbij. Maar ook brengt hun aanwezigheid hem een gevoel dat alles zinvol wordt, dat zij de oorspronkelijke wezens zijn waaruit alles is voortgekomen en dat hun wereld eigenlijk de echte wereld is. Ik heb vaak de ervaring gehad dat ik met God en zijn helpers sprak, die me vertelden hoe de were \