History, Wonder Tales, Fairy Tales, Myths and Legends Geschiedenis van de Familie Adriaens | Page 367

leggen. Bovendien was Gent, als garnizoenstad en als departementshoofdplaats, rijk aan “Cabarets” waar er meer op het programma stond dan bier drinken en liedjes zingen. Een kind was daar meestal ongewenst en werd dan ook prompt te vondeling gelegd. Na 1840 werd bij het overlijden van een vondeling soms de doodsoorzaak genoteerd, en een ontstellend groot aantal was gestorven aan syfilis (of de venusziekte). Hoe verliep het nu verder met zo een vondelingleven? Een typisch vondelingleven kunnen we met één woord karakteriseren: kort. Een vondeling werd opgenomen, van nieuwe kleertjes voorzien, geregistreerd met zijn of haar nieuwe naam en stierf dan meestal binnen de maand. In het kinderziekenhuis van het Godshuis waren er weliswaar permanent twee tot drie voedsters aanwezig, maar mede daardoor werden ziektekiemen gemakkelijk verder verspreid. Bovendien waren de moeders die hun kinderen afgestaan hadden dikwijls zelf al ziek of ondervoed. De kinderen werden voorzien van een tinnen oorplaatje met hun nummer (oorspronkelijk een halsketting, maar dit bleek niet praktisch bij het opgroeien). Dat plaatje werd verwijderd als ze zes jaar werden omdat ze verondersteld werden dan hun eigen naam te kennen. Wie de eerste dagen overleefde en redelijk gezond was, werd uitbesteed bij een pleeggezin dat hiervoor een vergoeding kreeg. Die vergoeding stopte als ze twaalf jaar werden, men ging er blijkbaar van uit dat ze van dan af zelf voor hun kost konden werken. Van de opvang in die pleeggezinnen vinden we enkele sporen in de briefwisseling die in de registers bijgehouden werd. In sommige pleeggezinnen werden de kinderen als een eigen kind behandeld (d.w.z. soms goed, soms minder goed): sommige pastoorbriefjes bij de communie van de vondeling gebruiken de familienaam van het pleeggezin in plaats van de vondelingennaam, een duidelijk bewijs dat de vondeling als deel van het gezin beschouwd werd. In één geval werd het kind meegenomen toen het gezin emigreerde naar Detroit (USA), in een ander werd een geboortebewijs gevraagd vanuit Parijs. Ook hier is duidelijk dat het kind bijgehouden werd, zelfs als men moest afzien van het pleeggeld en er zelfs extra geld moest aan besteden. Af en toe zien we ook de vermelding:”afgedankt, wegens niet aangeboden”. Er zijn diverse mogelijkheden waarom de pleegouders zich niet meer aanboden, maar één mogelijkheid is dat ze het vernederend vonden om zich aan te bieden met vondelingen die ze als hun eigen kinderen zagen. Bij enkele geregistreerde kinderen zaten er brieven van buren die verontwaardigd waren over de manier waarop de kinderen behandeld werden, of omdat de kinderen tot bedelarij aangespoord werden. Enkele keren moest het pleeggezin melden dat het kind gevlucht was… Door ambtenaren van het Bureau werden soms inspectiereizen uitgevoerd om de omstandigheden in de pleeggezinnen te onderzoeken, maar we vonden slechts sporadisch een verslag daarvan. Het is niet onmogelijk dat we die op een andere plek in het archief nog zullen terugvinden. Enkele getallen In totaal werden er 7623 vondelingen opgetekend, het overgrote deel in de vondelingencollectie en enkele in de registers van de Verlaten Kinderen en van de Bestede Kinderen. Na de inventarisatie konden we onze nieuwsgierigheid niet bedwingen en hebben we al in de tabellen zitten snuisteren, in afwachting dat er eens een doorlichting door een geschoolde historicus gebeurt. In de eerste plaats hebben we nagegaan hoeveel er per jaar geregistreerd werden. We zien duidelijk dat er, na een eerste toename in de Franse tijd, een sterke stijging is met enkele uitschieters. Deze uitschieters komen overeen met de crisisjaren tengevolge van epidemieën en misoogsten (bv. de cholera-epidemie in 1832). Een vergelijking met het geboortecijfer in Gent is weinig zinvol: uit later onderzoek bleek dat de vondelingen niet alleen uit Gent, maar ook uit de wijde omgeving kwamen. Nadat de Rolle dicht was, daalde het vondelingenaantal spectaculair. We weten dat de armoede wat verminderde (verhogen van het welvaartspeil is o.i. een eufemisme), maar op zich is dit een onvoldoende verklaring. Wat gebeurde van dan af met ongewenste kinderen? In de registers vonden we daar vanzelfsprekend geen antwoord op. We stelden ook vast dat 25 % van de gevonden kinderen pasgeboren waren. Bijna 75 % van de vondelingen waren jonger dan 14 dagen. Na de piek van de pasgeborenen hebben we een dalende lijn en daarna een vlakke lijn met pieken op 14, 30, 60 en 90 dagen. Dit zou kunnen wijzen op het emotioneel gedrag van de moeder (“ik hou het een week bij of een maand”), maar meer waarschijnlijk komt dit door de manier van noteren door de ambtenaar (het kind is zoveel dagen, zoveel weken, zoveel maanden oud). Ieder kiest maar zijn favoriete theorie. 367