History, Wonder Tales, Fairy Tales, Myths and Legends Geschiedenis van de Familie Adriaens | Page 28
Hij werkt in Brussel als draaier, zandstraler en lasser. Om het zo ver te brengen heeft hij na zijn uren vakschool
gevolgd. Terwijl hij bij Sabelma werkt en als convoyeur meerijdt om overal in België frigotogen te plaatsen in cafés,
begint hij opnieuw te studeren. Schriftelijke cursussen nu, waarmee hij het tot niveau Lager Middelbaar brengt en
binnengeraakt in het Ministerie van Financiën.
Rond 1964 slaagt hij in een wervingsexamen van de Algemene Spaar en Lijfrentekas (“de ASLK”, inmiddels
opgegaan in FORTIS Bank).Hij werkt er als klasseerder-copiist en studeert inmiddels koppig verder. Klerk worden is
zijn doel, niveau Hoger Middelbaar bereiken. Maar na een aantal mislukte examens staakt hij einde van de zestiger
jaren zijn pogingen om nog hogerop te komen. Tot zijn 65 jaar zal hij bij de ASLK blijven werken.
Maar we lopen te vlug nu. We moeten terug. Minstens tot 1942. Op dat ogenblik is vader 19 jaar. Zijn jaar, 1923,
werd vrijgesteld van militaire dienstplicht. In moeilijke omstandigheden zorgt hij thuis, samen met zijn broer en
zussen voor een inkomen. Maar het is gevaarlijk om als jonge man in het bezette België te leven en te werken : De
Duitsers zoeken arbeidskrachten en organiseren af en toe razzia’s om jonge mannen te kunnen “opeisen” en naar
Duitsland af te voeren.
Nonkel Albert neemt het zekere voor het onzekere en vertrekt vrijwillig naar Duitsland. Hij heeft zo het vooruitzicht
op een leefbare werkomgeving, een stabiele betrekking en een hoger loon dan wat hij in België zou kunnen verdienen.
Vader blijft thuis. Maar op een nacht omsingelen de Duitsers de kleine wijk en wordt hij “van zijn bed gelicht”.
“Verraden door zijn eigen kozijn” vertelde moeder er altijd sarcastisch bij. Voor vader is het op dat ogenblik een
groot geluk dat zijn broer reeds in Duitsland werkt. Hij wordt naar hetzelfde Arbeitslager gevoerd, in Freckenhorst
Hoetmar (nabij Münster), waar hij op een boerderij wordt ondergebracht en tewerkgesteld wordt als spoorwegarbeider. Hij werkt er samen met zijn broer onder Duits toezicht in een ploeg waarin onder meer ook een aantal
Hongaren en Russen tewerk gesteld zijn. Het werk is hard, maar doenbaar. “Maar we zouden het geen van allen
uitgehouden hebben zonder de steun van de plaatselijke bevolking” vertelt vader. Vooral met de dochter van de
lokale bakker, Ulla Mense, komt hij goed overeen.
Tegen het einde van de oorlog beleven ze nog een hachelijke periode : Amerikaanse en Engelse vliegtuigen hebben
het vooral op de spoorweginfrastructuur gemunt. Meer dan eens moeten de arbeiders laten vallen wat valt en
wegduiken in de spoorwegberm. Vader en Albert overleven het avontuur en keren na de oorlog terug naar huis. Als
jonge mensen, in de bloei van hun leven, vinden ze al snel werk. Hun eerste werk zal een job als “lader en losser”
zijn voor het Amerikaans leger.
Op een huwelijksfeest ontmoet vader een textielarbeidster uit Kerksken : Françoise De Pauw. Hoewel Françoise in
Kerksken woont, zijn zowel de familie van haar vader als die van haar moeder afkomstig uit Denderhoutem. Het
wordt een vrij lange verloving, want vooral samen met haar oudere zus, Florine, heeft Françoise zich voorgenomen
niet te trouwen zolang het huisje niet afbetaald is dat haar ouders op Terlicht, Kerksken, kochten. Uiteindelijk
trouwen de twee op 17 november 1951.
Moeder Françoise komt uit een militant Daensistisch gezin. Eentje dat politiek op een heel andere manier ervaart dan
de weesjes.
Laat ons eerst de sfeer bij de weesjes eens proeven : Zij komen uit een oorpronkelijk conservatief katholiek gezin.
Als minderjarige kinderen samen moeten ze wel heel braaf zijn, willen ze niet het risico lopen om in een weeshuis te
belanden. De pastoor is er vriend aan huis. Zij worden grootgebracht met de idealen van Cardijn en groeien op tot
voorzichtige, plichtsbewuste, kerkelijke en sociaal voelende mensen die vanuit de jeugdbeweging haast vanzelf de
overstap maken naar de Christelijke Arbeidersbeweging en daar ook hun ganse aktieve leven zullen lid van blijven.
Bij alle leden van het gezin is me steeds opgevallen hoe veel belang ze hechten aan het naleven van regels en wetten.
Hoe zeer ze zich bewust zijn van klassenverschillen : als arbeider ga je niet om met een dokter, tenzij om je te laten
onderzoeken. Je moet je plaats kennen in de wereld … Het zijn ook angsthazen. Als vader aan een eigen huisje
geraakt, is het omdat moeder en tante Florine achter zijn rug om afspreken dat tante Florine het huisje zal aankopen,
want vader durft aanvankelijk de stap niet te zetten. Korte tijd later al kopen vader en moeder het huisje vervolgens
van tante Florine over. Dubbele kosten en voor tante Florine met het nadelig neveneffect dat ze later, als ze zelf een
huis bouwt, geen bouwpremie krijgt omdat het niet haar eerste huis is …
Jaren later berekent moeder dat ze met haar groot gezin voordelig naar een ruimere, nieuwe woning kan. Vader durft
opnieuw niet en het kroostrijk gezin blijft in de oorspronkelijke, inmiddels veel te kleine woning wonen … Het is
28