Gastenplan 2020-2025 Boek-gastenplan_synthese_Digitale versie | Page 45

3. DOELSTELLINGEN 3.3.4. Operationele doelstelling 4 DE SECTOR FINANCIËLE IMPULSEN GEVEN OM TE INVESTEREN IN EEN KWALITATIEF EN BETEKENISVOL AANBOD, IN LIJN MET DE LIMBURGSE IDENTITEIT. Ondernemers die geloven in de kansen van het toerisme en bereid zijn om te investeren in kwa- liteit zullen daarvoor ook ondersteuning krijgen. In lijn met dit plan zullen de investeringen die significant bijdragen aan de ervaring van de gast als eerste in aanmerking komen: investeringen rond de beleving van de merkidentiteit, rond in- clusiviteit en/of cross-overs binnen de Limburgse ecosfeer. elke nieuwe realisatie vanuit een duurzaamheidsgedachte wordt ingezet. Dit criterium komt in de eerste plaats voort uit de beleidskeuzes die de federale, Vlaamse en Limburgse overheden maken. Tegelijk geven ook de gasten het belang ervan aan: uit onderzoek blijkt dat 87% van de toeristen duurzaamheid meeneemt in de overweging van een be- stemming. Tweederde van de reizigers is bereid om min- stens 5% meer te betalen om zo een kleinere milieu-impact te genereren. Bovenop de investeringssubsidies komt er vanuit de provin- cie een versnellingsfonds: een rollend fonds met middelen die mee kunnen groeien naargelang de noden, ambitie en bekwaamheid van de initiatiefnemer. Zodat goede onder- nemers mogelijkheden krijgen om groter, impactvoller en kwalitatiever te werken. Wij mikken daarbij op de duurza- me meerwaarde die zit in het maken van cross-overs of verbindingen tussen ondernemers, tussen sectoren, tussen de Limburgse troeven. Op het kruispunt tussen toerisme, landschap, erfgoed, gastronomie, cultuur, kunst, detailhan- del, vakmanschap, evenementen en streekproducten zit veel potentieel voor creatieve en verrassende toeristische producten. De provinciale overheid voorziet ondersteuning voor zowel kleine optimalisaties als voor substantiële hefbomen. Sub- sidies zijn daarbij geen dieselmotoren om de hele rit uit te rijden, wel de kerosine om een raket de lucht in te schieten. Voor de kleinschalige toeristische ondernemingen is inno- vatie financieel en praktisch vaak niet haalbaar. Hierdoor worden bestaande kansen op economische groei onvol- doende benut. Om een hoger economisch rendement van de economie van de vrije tijd mogelijk te maken zijn dus impulsen voor innovatie nodig. Via professionaliserings­ trajecten voor kleinschalige logies wordt een groeiplan uitgetekend. Via een coproductie tussen uitbater en coach worden instrumenten voor de versterking van de exploitatie uitgetekend. Deze aanpak werd geïnitieerd in de vorige be- leidsperiode en wordt nu uitgebreid naar de fietscafés die de ambitie hebben om een sterker aandeel in het succes van het Limburgs fietstoerisme te verwerven. En later eventueel naar andere stakeholders binnen nieuw gekozen onderwer- pen. Vanuit die trajecten kunnen ondernemers aan de slag om de eigen exploitatie aan de eisen en verwachtingen van de gast van morgen aan te passen. Ze kunnen daarvoor in aanmerking komen voor financiële ondersteuning. Samen met de ondernemers zullen er ook boostertrajecten uitgerold worden waarbij deze ondernemers als ‘living labs’ zullen fungeren als voorbeeld voor hun collega’s. Gemeentes krijgen financiële steun voor toeristische inves- teringen. Enerzijds voor de belevingsvolle ontsluiting van waardevol erfgoed via het E-xtra 2 programma. Anderzijds voor investeringen in de recreatieve fietspaden. Daarbij kiezen we voor een geïntegreerde aanpak. In die geïnte- greerde aanpak zit om te beginnen een grote efficiëntieslag waarbij elke gemeente een meerjarig kwaliteitsplan krijgt. Daarmee worden gemeentelijke budgetten, bestemd voor het fietsroutenetwerk, beter in het gemeentelijk budget in- gepast en worden provinciale subsidies efficiënter ingezet. Kwaliteit, comfort, veiligheid en beleving worden dus simul- taan en over de gemeentegrenzen heen aangepakt. Naast de professionaliseringstrajecten zijn er de investe- ringsfondsen. Bij die subsidies waar beleving centraal staat zal duurzaamheid vanaf nu een basiscriterium zijn. Duurza- me keuzes in materiaal, energieverbruik, onderhoudskosten zullen in het beslissingsproces mee worden gewogen zodat 45