Doos in den vorm van een postkantoor ter berging
van postzegels.
Afb. No. 5 en 6. Knippatr. keerz. v. h. Suppl. No. VII, Fig. 23―27.
Stramienpapier, hoogroode naaizijde, bruine koordzijde, 10
Ned. duim wit zijden lint 1 d. breed.
Daar het tegenwoordig eene rage is postzegels te verzamelen, zoo
bieden wij thans aan deze menigvuldige verzamelaarsters een net huisje aan, waarin de van verre aangekomen vreemdelingen eene kamer tot verblijf vinden zullen. Ook is het zeer geschikt tot berging van ouwels
en pennen.
Ons origineel is van tamelijk fijn stramienpapier vervaardigd en be-
staat uit een grond, 4 muren en aan als deksel dienend dak benevens
een schoorsteen. De ramen en deuren van het huisje zijn met den kruis-
steek met bruine zijde, de dakpannen in point russe met hoogroode
zijde gewerkt, terwijl de kamer uit een los ingezet doosje of kastje, dat in ver-
scheidene vakken verdeeld wordt, be-staat. De uitvoering van dit werk is zoo gemakkelijk en aangenaam, dat
de moeite die er aan besteed wordt
zeer gering is naar evenredigheid
van de uitkomst die men er door
verkrijgt. Ter vervaardiging van
het miniatuurgebouw knipt
men van het stramienpapier
de volgende gedeelten: naar Fig. 23 den grond en de muren in hun geheel; naar
Fig. 24 twee gelijke stukken voor den gevel; naar Fig.
25 evenzoo twee gedeelten voor het dak; naar Fig. 26 den schoorsteen; naar Fig. 27 twee gedeelten voor de in te zetten bakjes; deze
evenwel elk in hun geheel;
dan drie reepen elk 6 d. lang en 1½ d. breed voor de af-
beeldingen in de bakjes. Na-
dat men alle gedeel-
ten gesneden heeft, wor-den de 4 hoofdmuren, die
volgens Fig. 23 lang de
zich daar bevindende gestip-te lijn omgebogen worden,
van deuren en vensters voorzien, die men naar afb. 5 met bruine zijde met
den kruissteek werkt;
de voor- en achter-
muur van het huis-
je hebben elk 1 deur
en 5 ramen, de beide zijmuren elk 4 ramen. Daarna voegt
men de muren aaneen door naar Fig. 23 de gelijklui-
dende nummers aan de hoeken te zamen te leggen en verbindt ze met roode zijde met een kruissteeknaad van kruis tot punt. Dit werkt men in 2, elk uit halve steken bestaande rijen, steekt gedurig 2
gaatjes van het stramien overslaande, de naald eene rij gaatjes van den kant door
eenen muur, haalt haar aan de tegenover-liggende plaats van den anderen muur
weder door, zoodat hierdoor een halve
kruissteek gevormd wordt, de terug-
gaande rij werkt men op dezelfde wijze waardoor de kruissteek voltooid wordt.
Op deze wijze worden alle kanten be-
vestigd.
De beide gedeelten van het dak wor-
den, uitgezonderd van boven de aan el-
kander te zetten zijden, rondom langs den buitenrand met kruisjes van roode zijde, en de dakpannen door lange los oplig-gende steken afgescheiden, gewerkt. De beide boven gedeelten verbindt men ver-volgens met een kruissteeknaad aan el-kander en zet naar aanwijzing van Fig. 25 langs de lijn punt aan punt en kruis aan kruis, er dan vooraf in elkander ge-
zetten schoorsteen met kruissteken op. Als het dak voltooid is, dan bevestigt men er de driehoekig gesneden gevels met een kruissteeknaad
aan, echter zoo, dat het dak aan eene zijde ½ duim oversteekt.
Het huis is nu voltooid, er blijft ons nu nog over de intezetten bak-
jes te vervaardigen, waar men vóór het in elkander zetten de afdee-lingen of tusschenmuren invoegt. Men versiert laatstgenoemden aan de
eene lange zijde met kruissteken en bevestigt om het bakje er gemak-
kelijk te kunnen uithalen in het midden van elke afdeeling een lusje
lint 1 d. lang; het onderste bakje wordt door eene afdeeling in 2,
het bovenste door twee afdeelingen in 3 vakjes van gelijke grootte verdeeld; de kruissteeknaad ter verbinding van de gedeelten werkt men
nu in den bodem en dan weder in de loodregt staande afdeeling. Ein-
delijk buigt men volgens fig. 24 langs de aangegeven gestipte lijn de
zijstukken van het bakje om, naait de 4 hoeken van kruis tot punt
te zamen en omgeeft den onder en bovenrand met kruissteken. Om
het kleine gebouw meer het aanzien van een “postkantoor” te geven,
plakt men er in het midden aan beide zijden een postzegel op.
Chassinet, met kralen op een geknoopten grond
geborduurd.
Afb. No. 7―9. Wit gedraaid of haakkatoen No. 30, eene knoopnaald, een
knoophoutje dat een draad van 1 Ned. d. omspant en 4 schak. Groene kralen.
Dit fraaije handwerk zal voorzeker de belangstelling onze lezeressen
opwekken, omdat het op verschillende wijzen en voor verscheidene zaken gebe-zigd kan worden. Daar het aan beide zijden hetzelfde te zien geeft is het bij-zonder geschikt voor chassinetten, licht-schermen en dergelijke voorwerpen. Vol-gens afbeelding No. 7 geven wij den oor-
spronkelijken vorm van zulk een chassinet. Om dit te vervaardigen knoopt men met
de hierboven genoemde stof eerst den fond waarvan de
vorm en de grootte, van het raam waarvoor men het bestemd
heeft afhangt. Daar de geknoopte grond voor het kralen bor-
duursel in regt loopende
rijen moet gewerkt worden
en hiervoor een langwerpig
of vierkant stuk vereischt wordt, begint men van den hoek
af met 2 steken en geeft er door het regelmatig meerderen en minderen den vorm aan. De voltooide fond wordt daarna
[4 Junij 1865. 3e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 99
in een raam gespannen en met kralen volgens afbeelding No. 9 door-
regen, waarvoor de eenigszins vergroote afbeelding No. 8 tot voor-
beeld kan dienen. Het patroon wordt in regte rijen bewerkt, die
het geheele patroon door, dezelfde rigting behouden en gedurig van
den eenen omtrek van het blad tot aan den tegenovergestelden ge-
spannen moet worden. Voor elk ruitje van het patroon wordt eene
geknoopte ruit gerekend die met 4 kralen van eene schakeering op de
volgende wijze gevuld wordt; nadat men den draad heeft aangehecht,
rijgt men er voor eene rij ruitjes het dubbel getal kralen aan (voor
elk ruitje twee kralen van eene schakeering), legt hem met deze rij aan-
geregen kralen onder hetzelfde getal ruitjes van het knoopwerk, en rijgt dan
nog eens doch boven de geknoopte ruitjes door de rij kralen terug; terwijl
men zooals afb. No. 8 aantoont telkens twee kralen tusschen elk ruitje met
de naald opneemt. Voor dezelfde rij van het patroon wordt er nog een tweede
rij kralen op dezelfde wijze uitgevoerd en door
het knoopwerk geregen. Om van eene korte
rij tot eene lange over te gaan, haalt
men den draad eens of tweemaal om het
naastliggende stokje van eene ruit zoo-
als afb. No. 8 aanwijst. Op deze wijze
vervaardigt men de partij bladeren die
zich in elken hoek van den fond be-
vindt door Afb. No. 7 voorgesteld.
Het spreekt van zelf dat het getal
ruitjes dat van den eenen hoek tot
den anderen onbewerkt blijft, van
de grootte van den fond afhangt. Ook kunnen in plaats van het gegeven patroon volgens afb. No. 9 dergelijke figuren zooals ran-
den of doorloopende patronen voor
dit doel gebezigd worden. Wij wil-
len onze vervaardigsters er nog op-
merkzaam op maken om de draden toch vooral goed te bevestigen;
als men dit verrigt dan behoeft
men geen vrees voor het wasschen te hebben. Het knoopwerk van
ons origineel is met groen ge-
draaid zijden koord in een een-
voudig raam van geverwd knoes-
tig hoet gespannen; de hoeken
versiert men volgens afb. No. 7,
met kwasten en lussen van koord.
Bretels.
Afbeeldingen No. 10―13. Borduurpatroon,
voorzijde v. h. Supplem. No. 14 en 15.
Bij de niet al te naauw sluitende klee-ding der knapen komen de bretels tegen-
woordig uitnemend te pas, en maken vooral als zij bonte schit-
terende kleuren te zien geven, vaak den trots van den jongen bezitter uit. Aan sommige moeders en
nog meer aan hare blond- of bruin gelikte lievelin-
gen zal het daarom zeker aangenaam zijn als wij
hun ons model te zien geven en zij gewaar worden
dat wij op die smalle banden plaats hebben kunnen vinden om er een voorwerp uit de dierenwereld op
af te beelden. Het patroon van de bre-
tel bestaat uit geitekoppen, door een medaillon omgeven, met bladeren in den
vorm van arabesken afgewisseld, en wordt
op wit laken met steel- en stiksteken
met zwarte en gekleurde zijde uitge-
voerd. Men kan natuurlijk in de stof en
in de keus der kleuren naar goedvinden eenige verandering aanbrengen; dit geldt
ook ten opzigte van het patroon, wij ge-
ven hiernevens verscheidene andere pa-
tronen tot hetzelfde doel bestemd. In de
eerste plaats zijn er twee onder No. 14 en
15 op de voorzijde van het Supplement
voorgesteld. voor een heer of wel voor
een liefhebben van de jagt zouden de bre-
tels met honde- en hertekoppen een eigen-
aardig zinnebeeld bevatten terwijl kna-
pen en jongelingen met de aardige geite-
koppen ten hoogste zouden zijn ingenomen.
Het patroon wordt zoo als wij hierboven reeds gezegd hebben met
stik- en steelsteken uitgevoerd. De bladeren en de omtrekken der me-
daillons worden met stiksteken gewerkt met eene van de grondstof af-
stekende kleur.
Onder No. 11 tot 13 geven wij nog zeer geschikte modellen voor
tapisserie- of haakwerk. De patronen 11 en 12 worden in de lengte
met koordzijde met vaste steken over koord gehaakt, No. 12 met de kleuren welke wij bij de verklaring der teekens opgeven; voor No. 11
neemt men daarentegen voor den fond één kleur, aan ons model mid-
delsoort blaauw, daarna wordt het patroon er met verschillende kleuren,
die men naar verkiezing neemt met den kruissteek opgeborduurd. De
kleine puntjes die om den buitenrand heen loopen bestaan in kettin-
gsteekbogen die elk met eene tusschenruimte van 3 steken een picot vormen. Grijs haakgaren zou voor zulke soort van bretels ook zeer
doelmatig zijn als het patroon er met kleuren die tegen de wasch zijn
bestand op werd geborduurd, of mede ingehaakt. Het patroon No. 13
wordt op gaas met zephirwol, zijde en kralen met de kleuren die wij
bij de verklaring der teekens opgeven, uitgevoerd. Als het werk tot
dusverre is voltooid, dan gaat het in de handen van den zadelmaker
over, wij merken echter aan, dat, mogten onze lezeressen dit liever
zelve verrigten, zij dan de gehaakte of geborduurde bretels met een reep
leder als voering moeten voorizne, met lint boren, er een koord om-
heen leggen, er de noodige knoopsgaten inmaken en gespen aanzetten kunnen.
No. 10. Bretels. Borduurpatroon,
voorz. van het Supplement No. 14 en 15.
No. 14. Taschje voor breiwerk. Verkleind.
Verklaring der teekens: fond (wol), gouden, stalen, kristallen, lichtbruine kralen, eerste (lichtste), tweede, derde (donkerste) kleur groen (wol), eerste, lichtste kleur (zijde) tweede, derde,
vierde donkerste kleur paars, (wol). ― No. 13. Tapisseriepatroon voor een bretel.
No. 11. Patroon voor een gehaakte bretel.
Verklaring der teekens: blaauw,
geel, rood, donkerbruin,
groen, wit, donkerrood.
No. 12. Patroon v. een gehaakte
bretel.
No. 15. Gedeelte v. h. breiwerk v. h. taschje. Oorspr. grootte.