De Gracieuse 4 February 1865 | Page 5

In het vervolg wordt de draad der aan-

geregen kraal gedurig door de naastbij-

zijnde vooruitstekende kraal van

de vorige rij geregen, overigens niet

heen en weder maar in de rondte ge-

werkt, daar men aan het einde van de

figuur den draad door meer kralen haalt,

zonder op nieuw kralen te namen. Men

rijgt eerst 1 zwarte, dan 1 blaauwe en

nog 1 zwarte kraal aan eene zijde aan,

haalt den draad door de tweede zwarte

randkraal om ook aan de andere zijde

de 3 reeds genoemde kralen aan te rij-

gen, haalt daarna den draad door de

beide zwarte randkralen, rijgt dan eerst

aan de een dan aan de andere zijde 2 zwarte kralen en voltooid het figuur,

door den draad weder terug te rijgen

en in het midden aan elke zijde 1

zwarte kraal te werken, zoo als de

afb. naauwkeurig aantoont. Ons

origineel heeft 19 dusdanige

figuren, die allen op de be-

schrevene wijze worden

bewerkt; voor van on-

deren aan de ronding en van boven aan den

rand, heeft men 7 hal-

ve figuren te vervaardi-gen, waarvan de be-werking van zelve blijkt. Na voltooijing der figuren verbindt men deze met glaskra-len, zooals de afbeel-

ding van de tasch dui-

delijk aantoont. Aan

den bovenrand van het kralengedeelte haalt men een dun omwoeld ijzerdraad door de bo-venste rij kralen, om

hem stevigheid te

geven; de afge-

ronde bui-

tenrand

wordt door eene afzonderlijke rij kralen omgeven, daar men zooals de afbeelding aanwijst, aan den bovenrand gedurig eenige kralen aanrijgt,

om de tusschenruimte van het eene figuur tot het andere te vullen. Aan

de buitenste rij kralen rijgt men alsdan de franje

aan, die zooals zigtbaar is van boven smal

doch naar onderen toe langer en digter in

elkander wordt, en uit afzonderlijke

ineengestrengelde lussen bestaat. Voor

het donkere ondergedeelte van de

lussen rijgt men 1 blaauwe, 1 zwar-

te, 1 spiegel, 1 zwarte en 1 blaauwe

kraal aan, het getal der aan beide

zijden aan te rijgen glaskralen hangt

van de lengte der slinger af die dui-

delijk door de afbeelding worden

voorgesteld. nadat de bordpapieren

gedeelten van de tasch, waarin van

boven in het midden een ring

moet worden geslagen, om aan te kunnen hangen, volgens de overeenkomende teekens van het patroon in elkander gezet zijn, naait men met een dikke naald en een dubbel genomen draad dikke koordzijde de kleur

van het calico, het kralen-

werk over den kan aan het bordpapier, zooda-

nig, dat de kralenslin-gers los naar buiten hangen. Om het aan-zetten van de franje aan het kralenwerk te bedekken, plaatst men er een gevlochten kra-len garnituur op,

waarvoor men 1 rij

zwarte, 1 rij witte en 1 rij blaauwe kralen

aan een dikken draad rijgt, deze drie rijen ineenstrengelt en er op bevestigt.

van den vorigen toer overslaat, 5 v. st. Van * af wordt herhaald.

5de toer. * 6 v. st. op de 6 eerste steken van

den vorigen toer, 7 kettingst., waarmede men de eerste kettingsteek-opening overslaat; 6

door 3 kettingst. gescheiden v. st., op de 6 st. van den vorigen toer, 7 kettingst.,

waarmede men de kettingst. opening van den vorigen toer overslaat, 5 v. st. op de

volgende 5 vaste steken. Van * af wordt herhaald.

6de toer. * 1 st. in de eerste v. st. van den vorigen toer, 5 kettingst., waar-mede men 3 v. st. overslaat, 5 st. in de volgende 5 steken, 6 kettingst., 5 door 3 kettingst. gescheiden v. st. in

de openingen van de punt van den vo-rigen toer, 6 kettingst., waarmede

men 5 steken overslaat, 5 st., in de

5 volgende steken, 5 kettingst.,

waarmede men 3 steken over-

slaat. Van * af de geheele toer.

7de toer. * 3 st., 6 kettingst.

waarbij men 6 steken van

den vorigen toer laat lig-gen, 5 st. in de 5 volgende

steken, zoodat bij elken

toer de stokje aan beide

zijden 3 stokjes naar bin-

nen verspringen, zooals

de afbeelding duidelijk aantoont; 6 kettingst.,

4 door 3 kettingst. ge-scheiden v. st., in de

kleine bogen van de punt van den vorigen toer; 6

kettingst., waarmede

men 4 steken overslaat, 5 st. in de 5 volgende steken; 6 kettingst., waarmede men 6 ste-ken overslaat, 2 st. in de volgende 2 steken.

Van * af wordt herhaald.

8ste toer. 2 st. in den

eersten steek van

den vorigen toer,

* 1 kettingst., 2

door 3 ket-

tingst. gescheiden st. in den 4den steek, (dus 3 steken overslaand), 5 ket-

tingst., 5 st., waarvan het eerste op het voorlaatste van de 5 st. van den

vorigen toer komt; 6 kettingst., 3 door 3 kettingst. gescheiden v. st. in

de openingen van de punt van den vorigen toer; 6 kettingst., waar-

mede men 5 steken overslaat, 5 st. in de

5 volgende steken; 5 kettinst., waar-mede men 7 steken overslaat, en in den

8sten steek 2 door 3 kettingst. geschei-

den st. haakt; 1 kettingst., 2 st. in de

middelste van de 5 st. van den vorigen

toer. Van * af den geh. toer herhalen.

9de toer. * 1 d. st. in de eerste ket-

tingst. van den vorigen toer, 3

kettingst., 1 st. in de eerste

lus (dus van onderen) aan het d. st., 1 kettingst. waarmede men 5 steken overslaat, en in den 6den steek weder 1 d. st. werkt, 3 kettingst., 1 st. in de eerste lus van het d. st., 5 ket-

tingst., waarmede men 7 ste-ken overslaat, 5 st. in de 5

volgende steken, 6 kettingst., 2 door 3 kettingst. gescheiden v. st. in de punt van den vori-

gen toer, 6 kettingst., waar-bij men 5 steken overslaat, 5 st. in de 5 volgende steken, 5 kettingst., in den 8sten steek

(dus 7 steken overslaan); § 1 d. st., 3 kettingst., 1 st. in de eerste lus van het d. st., 1 kettingst., waarbij men 5 ste-

ken overslaat. Van § wordt

nog eens, en van * af den ge-

heelen toer herhaald.

Bij de nu volgende 4 toeren

moeten wij op de afbeelding

verwijzen, die der verdere be-

werking van de kant duidelijk

voorstelt. De uit dubbele stok-

jes vervaardigde driehoeken

vermeerderen bij elken toer op

de van § tot § beschrevene

wijze van den vorigen

toer, zoodat in den

laatsten toer, zoo

No. 24 en 25. Fluweelen jaquetje met kant bedekt. Voor- en achterzijde. Knippatroon, voorzijde van het Suppl. No. III, Fig. 8―12.

[4 Februarij 1865. 3e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 29

Twee hooge lederen dameslaarsjes.

Afbeelding No. 27 en 28.

Onlangs hebben wij in de Gracieuse (bladz. 8) verschillende afbeeldingen van damesschoeisels gegeven, wij voegen er heden nog twee laarsjes in hetzelfde genre bij, die in den winter voor groote

wandelingen uiterst doelmatig en in het algemeen

door eene zekere gelijkvormigheid met die der hee-

renlaarzen zeer in overeenstemming zijn met den heerschenden smaak bij het damestoilet.

Het laarsje onder No. 27 voorgesteld is vervaar-digd van bruin kalfsleder met een belegsel van zwarte gelakt leder. Boven op den voet, is een gar-

nituur van strikken uit dezelfde stof vervaardigd,

aangebragt, benevens een stalen gesp en ko-

gelvormige knoopen, van boven aan den

rand is de laars versierd met een koord met kwasten.

Afb. 28 geeft eene laars van donker-

bruin geitenleder te zien met een,

in den vorm van een schild uitgesneden voorschoen van zwart gelakt le-

der. Aan de eene zijde is de laars door middel van kogelvormige gitten

knoopen gesloten, in boogvormige schelpen uitgesneden en met blaauw

zijden koord gegarneerd, dat ook van boven om den eveneens uitge-

schelpten rand voortloopt, en van voren een strik vormt, terwijl de einden met kwasten zijn voorzien.

Gehaakte kant.

Afbeelding No. 29. Haakgaren No. 40, eene haalnaald

overeenkomstig de grofte van de katoen.

Deze kant is bijzonder geschikt voor spreijen of tafelkleeden, in het laatste geval kan in den buitensten bogenrand van de kant een

franje worden geknoopt. Men zet de lengte voor de kant op en steekt gedurig in de achterste lussen van den steek van den vorigen toer in.

1ste toer. Vaste steken.

2de toer. Tusschen de in dezen toer te haken stokjes slaat men ge-durig zooveel steken van den vorigen toer over, als men op die plaats

kettingsteken gewerkt heeft. * 1 stokje, 1 kettingsteek, 1 st., 2 ket-

tingst., 4 door 1 kettingst. gescheiden st., 2 kettingst., 1 st., 2 ket-tingst., 1 st., 2 kettingst., 4 door 1 kettingst. gescheiden st., 2 ket-tingst., 1 st., 1 kettingst. Van * af herhaalt men den geheelen toer.

3de toer. * 3 v. st. op de 3 eerste steken van den vorigen toer, 3 kettingst., 4 door 1 kettingst. gescheiden st., op de 4 st. van den vo-

rigen toer; 2 kettingst., 2 steken overslaande, 1 st., 4 kettingst.,

waarbij men 2 kettingst. van den vorigen toer overslaat, 1 st.,

2 kettingst., waarbij men 2 steken overslaat; 4 door 1 ket-

tingst. gescheiden st. op de 4 stokjes van den vorigen toer;

3 kettingst., waarbij men 2 steken overslaat, 2 v. st. Van *

af wordt tot aan het einde van den toer herhaald.

4de toer. * 6 v. st. op de 6 eerste steken van den vo-

rigen toer, 6 kettingst., waarmede men 8 steken

overslaat, 1 dubbel st., 1 kettingst., waarbij men

1 steek overslaat, 4 door 1 kettingst. geschei-

den d. st. in de opening van de ket-

tingst. van den vorigen toer, 1

kettingst., 1 d. st. in den

tweeden daar-op volgenden steek, 6 ket-

tingsteken,

waarmede

men 8 steken

No. 22 en 23. Jaquette met bordtgarnituur. Voor- en achterzijde. Knippatroon keerzijde van het Suppl. No. IX, Fig. 29―34.