Jaquette met borst-garnituur.
Afbeelding No. 22 en 23. Knippatroon, keerzijde van het Supple-
ment No. IX, Fig. 29―34.
Datgene waardoor dit fraaije jakje iets zeer eigenaardigs heeft, be-
staat hoofdzakelijk in het belegsel op de borst (plastron) van eene afste-
kende stof en geheel afzonderlijk vervaardigd, dat van voren op het jakje
hetwelk met haken en oogen is gesloten wordt geknoopt en in vereeniging
met den korten schoot aan het geheel iets zeer karakterestieks geeft. Men
neemt het jakje, dat men zeer goed ook zonder het belegsel kan dragen
naar verkiezing van eene zijden of wollen stof en het belegsel als ook
de kleine lussen of “pattes” op den schoot en den rug van fluweel of
zware taf, van eene afstekende kleur, het smalle omboordsel van het ja-
quetje moet men dit belegsel in overeenstemming zijn, en de knoopen
naar gelang van het geheel gekozen worden. Nadat men de verschil-
lende gedeelten van het jaquetje zoowel van de bovenstof als van voe-
ring heeft geknipt en die twee gedeelten overal glad op elkaar zijn ge-
hecht, naait men in elk voorstuk de op Fig. 29 aangegeven borstvouw
van punt aan punt tot ster en voorziet dan het regter voorstuk met ha-
ken, het linker met oogen. Op den rug die naar Fig. 31 aaneen wordt
geknipt, hecht men nu op de plaats op het patroon aangegeven de pat-
tes vast. Deze worden vervaardigd van de stof van het belegsel en met
een smal reepje van dezelfde stof geboord. Daarna naait men de ver-
schillende gedeelten van het jaquetje volgens de overeenstemmende let-
ters van het patroon aaneen, hecht langs elken naad een dun baleintje
en boort het uitsnijdsel van den hals en den rand van onderen van het jaquetje met een schuinen reep ongeveer ¾ d. breed van de stof van het belegsel. Het belegsel dat naar Fig. 32 wordt geknipt en in het mid-
den een naad heeft, wordt eveneens met een schuinen reep geboord en met de op het patroon aangeduide knoopsgaten voorzien, waarna de knoo-
pen zooals die op Fig. 29 zijn aangegeven, er worden opgezet, het bo-
venste gedeelte van de mouw Fig. 33 krijgt van boven aan den rand
mede een boordseltje, vervolgens naait men het onderste gedeelte
van de mouw Fig. 34 van S tot T langs de dunne gladde lijn
van Fig. 35 aan de voering van het bovenste gedeelte van de
mouw vast en hecht den geschulpten rand van de laatste op
het onderste gedeelte vast. Nadat de mouw van U tot V is
aaneengenaaid, zet men haar zoodanig in het armsgat dat
V van de mouw op V van het voorstuk Fig. 29 sluit en
legt daarbij in het onderste geddelte van de mouw eene
plooi, door naar aanwijzing van Fig. 34 de beide voorgetee-kende kruisen op het daartusschen liggende punt te hechten.
Jaquette van fluweel met kant overdekt.
Afb. 24 en 25 Knippatr. voorz. v. h. Suppl. No. III, Fig. 8-12.
De jaquette waarvan wij zoo wel de voor als de achter-
zijde op de hiernevensgaande afbeeldingen te zien geven, onderscheidt zich door een uiterst eleganten
vorm, zij is vervaardigd van donker pensé fluweel, met zwarte taf gevoerd en met eene guipure be-
dekt, welke van boven op de mouw een soort van “jockey” of kapje en van onderen een revers na-
bootst. Verder heeft het jakje een naauwsluitenden, evenwijdig loopenden schoot. Van voren wordt
het gesloten door vierkante donkerkleurige parelmoeren knoopen. Men kan dit model natuurlijk ook
wel vervaardigen van minder kostbare stoffen, bijv. van zwarte of gekleurde zijde en de guipure doen
vervangen door fijne gewerkte of gebleomde tulle met kant gegarneerd of ook wel rondom het jaquetje
een garnituur van passementwerk zetten. Bij het zamenstellen van dit model knipt men den rug uit
bovenstof en voering naar fig. 11 aaneen, naar de overige knippatronen en ook voor de mouw naar
Fig. 12, van elk twee gelijke geelden. De de mouw moet men op de afwijkende lijn voor de onderste
helft letten. Daarna maakt men in het regter voorstuk de knoopsgaten, voorziet het linker met knoo-
28 DE GRACIEUSE. [4 Februarij 1865. 3e Jaargang.]
pen en naait er aan beiden de borstplooi in van punt aan punt tot ster. Nu
worden de verschillende gedeelten van het lijf volgens de overeenstemmende let-
ters van de knippatronen, verbonden. Nadat ook de twee helften van de mouw
volgens de gelijkluidende letters aaneen zijn genaaid, legt men in de onderste
helft boven aan den rand twee plooijen door de twee kruisen op het daar tus-
schen liggende punt te hechten, en zet de mouw in het armsgat, waarbij zij
met W op W in het voorstuk moet sluiten. Eindelijk moet men het uitsnijdsel
van den hals nog omboren, en het belegsel of het kanten garnituur op het
jaquetje schikken. De kant kan uit één geheel bestaan of uit verschillende ge-
deelten die dan volgens het fatsoen van het jaquetje aan elkaar worden
gezet.
Geborduurde letters, van L tot S. ―
Afbeelding No. 30.
In het vorige nummer van de gracieuse gaven wij groote en kleine geborduurde letters van het alphabet, de groote slechts tot letter K;
nu laten wij de voorzetting van de laatsten volgen en verwijzen wat
de uitvoering betreft naar de beschrijving die wij daaromtrent in het vorige nummer hebben gegeven.
Tasch om aan den muur te hangen.
Kralenwerk.
Afbeelding No. 26. Knippatroon voorzijde van het Supplement
No. VI. Fig. 21 en 22. Bohemer kralen, zwart, blaauw,
wit en glas, spiegelkralen, grof katoen, bordpapier,
ijzerdraad, enz.
Deze tasch die zeer goed voor brieven of visite-kaarten, als ook vergroot voor couranten kan gebe-
zigd worden, is bijzonder geschikt tot berging van
jalousiekoorden. Reeds meermalen hebben wij verschil-
lende soorten van papier-prullenmanden, caches-de-
sordre enz. gegeven, ook in den vorigen jaargang
van de Gracieuse eenige modellen van tasschen om
aan den muur te hangen. In de studeerkamer of in
het vertrek waar eene schrijftafel wordt aangetroffen,
is de papiermand voorzeker als onmisbaar te beschou-
wen, maar evenzoo zal de nette huisvrouw gaarne
in elke kamer en in elk salon eene tasch tegen den
muur willen geplaatst zien, om allerlei kleinigheden
in te kunnen bewaren.
Het achterstuk waarvan Fig. 21 de helft voor-
stelt, als ook de beide kleine zijstukken volgens
Fig. 22 worden van bordpapier genomen en met bruin of zwarte calico overplakt. Het voorstuk het-
zelfde fatosen hebbende als het achterstuk bestaat uit Bohemer kralen, dat in een open patroon ge-
regen wordt. Om dit voorstuk te vervaardigen werkt men eerst de op de afbeelding voorkomende don-
kere ruiten, elk afzonderlijk, in gewoon mozaiek, en wel van het midden af als volgt: men rijgt 1
zwarte, 2 blaauwe, 1 witte, 2 blaauwe, en nog 2 zwarte kralen aan, haalt dan den draad door de
naast aanliggende blaauwe kraal, zoodat de twee laatste zwarte kralen vlak tegen de blaauwe kraal
aanliggen; daarna rijgt men 1 blaauwe kraal aan, en haalt den draad, 1 kraal overslaande, door de
middelste witte kraal, rijgt nog 1 blaauwe kraal aan en haalt den draad weder 1 kraal overslaande, door de
laatste blaauwe kraal. De nu aanterijgen zwarte kraal wordt aan de nog overgeblevenen opzetkraal aangeregen,
daar men den draad niet als bij de voorgaande kraal, maar in tegenovergestelde rigting van achteren naar voren door de kraal haalt, zoodat de beide zwarte kralen ook aan dit einde boven de blaauwe kraal komen.
No. 19. Manteltje met capuchon voor meisjes van 8―10 jaar. Voorzijde; knippatroon,
keerzijde v. h. Supplement No. XI. Fig. 38―41.
No. 20. Manteltje met capuchon voor meisjes van 8―10 jaar.
Achterzijde.
No. 21. Jasje à postillon
voor knaapjes.
No. 18. Laag dameshoedje met een chignonnetje. Knippatr.
van het netje: keerz. v. h. Suppl. No. XIII. Fig. 46.