4de toer. Afh. * 2 r., mind., 2 maal omsl. (de om-
geslagen draden van de drie vor. toeren worden afgeh.), mind., 2 r., 2 aver., mind., omsl., 2 aver. Van * af
herhalen.
5de toer. Afh., * 2 r., mind., omsl., 2 r., 2 aver.,
1 r., om de vier omgeslagen draden maakt men 8 ste-
ken, daar men voor elk van deze 8 steken met de naald, die men in de rechterhand heeft, onder deze lussen door steekt, even als men bij het breien een lus maakt die
men recht breit; 1 r., 2 aver. Van * af herhalen.
6de toer. Afh., * 2 r., 10 aver., 2 r., 2 aver., mind.,
omsl., 2 aver. Van * af herhalen.
7de toer. Afh., * 2 r., mind., omsl., 2 r., 2 aver.,
10 r., 2 aver. Van * af herhalen.
8ste toer. Afh., * 2 r., 10 aver., 2 r., 2 aver., mind.,
omsl., 2 aver. Van * af herhalen. Van den 1sten tot
den 8sten toer wordt het patroon tot de vereischt wor-
dende lengte voortgezet.
Twee gehaakte kanten.
Afbeelding No. 22 en 23.
De onder afbeelding No. 22 gegeven kant, maakt met fijn garen uitgevoerd, een zeer schoon effect. Men zet
de genoegzame lengte op. Van den 1sten tot den 7den
toer wordt met de kett. hetzelfde getal steken van den
vorigen toer overgeslagen.
1ste toer. Afwisselend 1 st., 1 kett.
2de toer. 4 v. st., 4 kett.
3de toer. 1 v. st. in den 1sten steek van den vorigen toer, * 4 kett., 4 v. st. in de 4
kett. van den vorigen toer, 4 kett., 12 v. st. Van * af herhalen.
4de toer. 4 v. st., * 4kett., 20 v. st. Van * af herhalen.
5de toer. 16 v. st., * 4 kett., 20 v. st.
Van * af herhalen.
6de toer. 12 v. st., * 4 kett., 4 v. st.,
4 kett., 12 v. st. Van * af herhalen.
7de toer. 8 v. st., * 6 kett., hier-
mede 3 v. st. van den vorigen toer
overslaande, 4 v. st. in de 4 kett.
van den vorigen toer, 6 kett.
over de 4 v. st. van den vorigen
toer, 4 v. st., 6 kett., met deze
nogmaals 3 v. st. van den vo-
rigen toer overslaande, 6 v.
st. Van * af herhalen.
8ste toer. 6 v. st., * 6
kett., 2 v. st., de laatste in de beide middelste steken afwisselend in
de 6 kett., of 6 v. st. van den vorigen toer. Van * af herhalen.
Voor de kant, afbeelding No. 23, zet men insgelijks de lengte op.
1ste toer. Door den 1sten, 3den en 5den opzetsteek elk 1 lus, dan
den draad door de 3 op de naald zijnde lussen doorhalen, die even
als een stokje worden afgewerkt, 5 kett., met deze telkens 2 op-
zetsteken overslaande.
2de toer. * 5 kett., door den 1sten, 3den en 5den van de naast-
bijzijnde 5 kett. van den vorigen toer in elk 1 lus, dan deze
3 lussen even als bij den vorigen toer afwerken. Van * af
herhalen.
3de toer. In elken kettingsteekboog van den vorigen toer
6 v. st.
Eindelijk werkt men nog 1 toer v. st. in de opzetste-
ken, namelijk in elken 2den opzetsteek 1 v. st.
Reeds herhaaldelijk hebben wij in de Gracieuse soort-
gelijke modellen gegeven, maar toch waren wij be-
reid, zoo spoedig ons zulks mogelijk was, aan het
vriendelijk verzoek van eenige onzer nieuwe
abonnées om “een eenvoudig gehaakt kantje” te
voldoen. Ook wij vinden deze soort voor de
kinder garderobe zeer doelmatig.
De guipure “Cluny” die nog altijd zoo zeer
in de gunst der mode deelt, wordt tegen-
woordig ook van ongebleekt garen geweven
en komt in den handel onder den naam
van guipure fannée voor; deze
kant in een mat gelen toon, maakt
vooral op witte stoffen een bijzonder
fraai effect, en wordt veelvuldig tot
het garneeren van reiscostumen
gebruikt. Voor fijne lingeriën
en bij meer gekleed toilet
neemt men echter nog altijd
de dunnere, sierlijke Va-
lencienne; men handele
ook hierin naar gelang
van omstandigheden.
gelegd, en waarvan verder rozetten gevormd worden.
Van de laatsten is er op elken schouder en van achteren in het midden van den rug een aangebracht. Bij het vervaardigen van de jaquette knipt men uit cachemir naar elk der fig. 43 en 44 twee gedeelten, verder naar
fig. 45 een gedeelte langs de dunne lijn in het midden aaneen. Nadat in de voorstukken telkens van punt aan punt tot ster, en kruis aan kruis tot het dubbele punt, de borstplooien zijn genaaid (de overblijvende stof wordt aan
den binnenkant weggeknipt) zet men de verschillende ge-
deelten volgens de gelijkluidende cijfers met een dubbe-
len naad aan elkaar. De gepunte lijn op fig. 43 geeft
de vouw aan, waarlangs de voorkant van het voorstuk
in den vorm van een revers, moet worden omgeslagen,
er moet aldaar om den verkeerden kant van de stof te bedekken, een lap van de stof van genoegzame grootte opgezet worden. Verder wordt de buitenrand van de ja-
quette naar buiten omgeslagen en met de kant die er volgens de afbeelding, dicht ingerimpeld, op wordt ge-
naaid, bedekt. Op dezelfde wijze wordt de buitenrand
van de revers gegarneerd. Met het entre-deux met taffen lint er onder, dat langs de gladde lijnen, daarvoor op de knippatronen voorgeteekend en met behulp der af-
beelding op de jaquette moet worden gelegd, wordt het aanzetten van de kant bedekt. Men versiert elken schou-
dernaad met een rozet, ongeveer 9 d. in doorsnede, uit
lussen lint elk 5 d. lang samengesteld; van deze laatsten hangen 4 lussen elk ongeveer 14 d.
lang even als epauletten op den arm neer. Op dezelfde wijze maar iets grooter ― 11 d. in
doorsnede ― is de rozet vervaardigd, die van achteren in het midden op den rug ongeveer
13 d. boven den onderrand is gehecht, en met 3 afhangende lussen elk 8 d. lang wordt
voltooid. Het jaquetje wordt dichtgemaakt met knoopen en gefestonneerde lussen die op de
daarvoor bestemde plaats worden aange-
bracht. Indien de eene of andere onzer le-
zeressen mocht verlangen de jaquette met
mouwen te voorzien, dan kunnen zij
daarvoor het knippatroon dat bij het
jaquetje a gilet behoort (zie afb.
No. 19 in dit nummer) gebruiken.
De mouw wordt alsdan in overeen-
stemming met de jaquette gegar-
neerd.
Breipatroon.
Afb. No. 21.
Dit breipatroon is voor
verscheidene werken te
gebruiken. Zoo is het met grof garen uitgevoerd voor spreien, die
uit afzonderlijke strepen gebreid en met zoodanige van wit java-
gaas aan elkander gezet worden zeer geschikt; met fijn garen of
katoen gewerkt, is dit patroon ook voor kleedjes, tusschenzet-
sels, randen enz. te bezigen. Men voert dit werk in heen en
teruggaande toeren uit, waarbij men in acht moet nemen,
dat het getal steken voor elk patroon door 20 deelbaar
zij; bovendien moet men voor het beginnen en eindigen
van den toer nog een steek meer mederekenen. Het ge-
tal steken moet natuurlijk overeenkomstig het doel
van het breiwerk genomen worden.
1ste toer. Afh. (1 steek afhalen), * 2 r. (recht;
mind. (2 steken recht te zamen breien); omsl.
(omslaan), 2 r., 2 aver. (averechts), 3 r., mind.,
2 maal omsl., mind., 3 r., 2 aver. Van * af
herhalen.
2de toer. Afh., * 2 r., 2 aver. mind.
(deze worden aver. te zamen gebreid;
over het geheel moet de rechte en
verkeerde zijde van het werk bij
de afzonderlijke figuren van het pa-
troon in aanmerking worden geno-
men); 2 maal omsl., de volgende
omgeslagen draad van den vorigen
toer wordt slechts afgehaald en
blijft op de naald liggen, mind.,
2 aver., 2 r., 2 aver., mind.
(de omslagdraad wordt met
den steek gedurig te zamen
aver. afgebreid); omsl., 2
aver. Van * af herhalen.
3de toer. Afh. * 2
r., mind., omsl., 2 r.,
2 aver., 1 r., mind., 2
maal omsl. (de beide
omgeslagen draden
van den vor. toer
worden afgeh.),
mind., 1 r., 2
aver. Van * af
herhalen.
160 DE GRACIEUSE. [3 September 1866. 4e Jaargang.]
No. 21. Breipatroon.
No. 25. Gedeelte van een rond kleed. Wit borduurwerk.
No. 22. Gehaakte kant.
No. 23. Gehaakte kant.
No. 24. Gehaakt tusschenzetsel met mignardise.