scherm, naar het knippatroon van het hierboven beschreven model vervaardigd worden. De onderrand van dit hoedje is met een geplooid strookje neteldoek omgeven, dat in het midden 4
d. breed is, maar naar de einden tot op 2 d. schuin bijloopt
en van ster op fig. 51 af tot van achteren in het midden glad
om het hoedje is gelegd. De beide lange zijden van dezen reep
zijn met rood wollen veterband gegarneerd, met soortgelijk ve-
terband is het aanzetten van de ruche uit den reep neteldoek samengesteld (langs het midden) bedekt, de ruche eindigt in een strik met twee einden, waarop mede rood wollen veterband is gelegd. Twee lapjes piqué insgelijks met rood gegarneerd en als een waaier geschikt, elk 6 d. hoog en 12 d. breed in den vorm
van eene aigrette, voltooien het garnituur van het hoedje.
Fichu “Eloïsa” van neteldoek en valencienne.
Afb. No. 18. Knippatr. voorz. van het Supplement No. VI,
Fig. 22―24.
De fichu onder No. 18 afgebeeld bestaat uit effen neteldoek
en een geplooid gedeelte van dezelfde stof, waarmede de rand
van onderen wordt voltooid, en die zooals de afbeelding het te zien geeft met tusschenzetsel en kant is gegarneerd. Boven de gekruiste einden wordt de fichu met knoopen en knoopsgaten dichtgemaakt; verder bestaat het garnituur uit twee strikken
van taffen lint 3 d. breed.
Men knipt naar fig. 23 den rug langs de dunne lijn op het knippatroon in het midden aaneen, naar fig. 22 de voorstuk-
ken en rekent hierbij aan den voorkant op een zoom 2 d. breed; al deze gedeelten tot aan de eerste der gladde lijnen op het knippatroon voorgeteekend. Als de zoom in de voorstukken is gelegd, dan voorziet men het linker met de voorgeteekende knoopsgaten, het rechter met de noodige knoopen. Het geplooide garnituur van de fichu bestaat uit een rechten lap neteldoek 14 d. breed, waarin vóór het knippen naar aanwijzing op het
knippatroon plooitjes ½ d. breed worden gelegd. Dit garnituur
wordt, nadat het naar fig. 23 is geknipt en zooals men
dit ziet voorgeteekend aan de beide lange zijden met een
geborduurd tusschenzetsel is voorzien, van achteren in
het midden aan elkaar gezet en met de fichu ver-
bonden. Het aan elkaar naaien van de verschil-
lende gedeelten geschiedt met een rol- of zoom-
naadje. Nadat het geplooide garnituur op de fichu
is gezet, verbindt men den rug en de voorstuk-
ken met elkaar, waarbij men nauwkeurig op de overeenstemmende cijfers moet letten en legt ein-
delijk om het uitsnijdsel van den hals en ook
om het geplooide garnituur zooals wij dit heb-
ben voorgeteekend, en naar aanwijzing op de
afbeelding, geborduurd tusschenzetsel en een
kant 2 d. breed. Tot meerder sieraad die-
nen de hierboven vermelde strikken, ook
kan men onder het tusschenzetsel rond-
om den hals gekleurd lint
leggen.
Jaquette à gilet.
Afb. No. 19. Knippatr. keerz.
v. h. Supplement No. IX,
Fig. 32―37.
Ons model bestaat uit wit neteldoek van onderen afge-
rond; van afzonderlijke stuk-ken die er aldaar zijn aan-
gezet en toegeknoopt kunnen
worden is tevens een vestje
Ceintuur met
schoot voor
dames.
Afb. No. 14. Knip-
patr. keerz. v. h.
Suppl. No. XII,
Fig. 46―48.
Wij bevelen on-
zen jeugdigen le-
zeressen dit ceintuur
met schoot aan, om een zomer- of zeer
gekleed toilet te voltooien. Het breede ceintuur in den vorm van
een keursje bestaat uit patten, met elkaar verbonden en aan een
boord gezet, waar zich een schoot in den vorm van patten ge-
sneden, aansluit. Ons model bestaat uit paarse taf, het garni-
tuur uit een boordsel van schuine reepen van dezelfde stof,
paars zijden koord, kwasten en grelots, hoewel men naar
verkiezing ook andere stoffen voor dit keursje kan nemen.
Bij het vervaardigen van ons model knipt men naar fig.
47 7 gedeelten, naar fig. 48 een gedeelte in het mid-
den aaneen. Eerst rijgt men de gedeelten bovenstof en voering die bijeen behooren op elkaar, boort elk zoo
als wij dit hebben voorgeteekend en legt er langs de lijn aan de binnenzijde het soutache op; dit moet ook op den schoot afzonderlijke patten nabootsen en dan langs de lijn gedeeltelijk op fig. 46 voorgeteekend tot aan
den bovenrand van den schoot worden voortgezet. Elk der patten van achteren met een dun baleintje voor-
zien, zet men aan een ceintuur naar fig. 48 uit bo-
venstof, voering en stijf gaas vervaardigd, langs de lij-
nen daarvoor op fig. 48 aangegeven, en verbindt de hoeken van de patten met elkaar. Aan de andere lange zijde van de ceintuur wordt de schoot ― 44 en 45 op dezelfde cijfers ― gezet. De ceintuur wordt aan den voorkant met haken en oogen dichtgemaakt, de schoot volgens de afbeelding in de insnijding van elke punt met een zijden kwast en aan de spits met een kwast
van grelots versierd.
Hoedjes voor meisjes van 4-6 jaar.
Afb. No. 16 en 17. Knippatr. bij de afb. No. 16, keerz.
v. h. Supplem. No. XIV, Fig. 51 en 52.
Afbeelding No. 16 stelt een hoedje voor uit wit piqué
vervaardigd, aan den voorkant met een klein scherm
voorzien, terwijl om den onderrand twee randen stroo
zijn gelegd; de onderste van deze beide randen is met gre-
lots van strooknoppen en met kristallen kralen versierd.
Het midden van den bodem is eveneens met figuren van stroo
gegarneerd. Van voren in het midden van het hoedje bevindt
zich eene volle rozet van een reep neteldoek 3 d. breed ge-
vormd, waarvan de buitenrand met een smal wit katoenen ve-
terbandje is afgesloten; in het midden zijn tusschen de rozet ver-
scheidene lussen van randen stroo geplaatst.
Bij het vervaardigen van ons model knipt men uit wit piqué
voor den bodem naar fig. 51 een gedeelte, naar fig. 52 een gedeelte voor het scherm, dit laatste de stof dubbel genomen, elke laag in
het midden aaneen, legt in den buitenrand van het gedeelte naar
fig. 51 geknipt, de voorgeteekende plooien, door kuis op punt te hechten en voorziet den binnenkant van het hoedje met een reep stijf gaas 4 d. breed, waar in den onderrand een eind fijn omwoeld ijzer-
draad in moet worden genaaid. Nu wordt het hoedje met een lap neteldoek 8 d. breed gevoerd, waarmede tevens de afgeknipte randen worden bedekt, men legt dus de voering op de bovenzijde een wei-
nig over den rand op het hoedje, zij wordt dan vastgenaaid en naar binnen omgeslagen (het spreekt van zelf dat aan den voorkant waar het kleine scherm wordt vastgehecht, de voering en bovenstof eerst later te gelijk met het scherm aan elkaar worden genaaid). De beide gedeelten voor het scherm bestemd, worden aan den rond geknipten buitenrand zoodanig aan elkaar gehecht, dat de afgeknipte randen
naar binnen lig-
gen, er wordt een
stuk carton van den-
zelfden vorm tus-
schen gevoegd en het scherm daarna tus-schen de bovenstof en voering van het hoedje gezet. Ein-delijk moet men het volgens de afbeel-
ding op de hierboven aangegeven wijze
garneeren.
Het hoedje afb. No. 17 moet even-
eens uit wit piqué
en behalve het
gevormd. Het gar-nituur van de ja-quette a gilet is volgens de afbeel-
ding samengesteld uit smalle en breede
guipure kant, ge-
borduurd tusschen-zetsel en blauw taf-
fen lint. Van het laatste is op elke mouw een kleine
strik gelegd. Van dit lint zijn tevens de reepen of lussen vervaar-
digd die op de voorstukken en op den schouder voorkomen en elk
aan het afgeronde einde met een knoop met blauwe taf over-
trokken, zijn voorzien. Men kan voor dit jaquetje a gilet
even goed andere stoffen die gewasschen kunnen worden, zoo-
als batist, nansoek, piqué of de stof van het kleedje ne-
men. Voor het garnituur van ons model heeft men noo-
dig: 300 d. entre-deux 2½ d. breed; 180 d. lint
2½ d. breed; 416 d. kant 3½ d. br.; 880 d. kant 1 d.
breed. Bij het vervaardigen van dit model knipt men
uit neteldoek naar elk der fig. 32 tot 34 twee ge-
deelten, en rekent bij fig. 32 op een omslag 2½ d.
breed voor den zoom aan den voorkant, naar elk der fig. 35 en 36 een gedeelte langs de dunne lijn in
het midden aaneen. Eerst legt men in de beide ge-
deelten van het vestje den zoom en de borstplooien,
de stof die aan de verkeerde zijde ligt moet niet wor-
den weggeknipt, en maakt verder in het rechter ge-
deelte de knoopsgaten. In overeenstemming hiermede voorziet men het linker met linnen knoopjes. Nu ver-
bindt men de gedeelten van het vestje met de voor-
stukken en deze met den rug volgens de overeenstem-
mende cijfers met een stiknaad. Het verbinden van de overige gedeelten geschiedt met een dubbelen naad.
De onderrand van de jaquette en van het vestje wor-
den gezoomd. Hierna bedekt men den schoudernaad en
de naden van de fig. 33 en 34 met geborduurd tus-
schenzetsel, en legt dit ook volgens aanwijzing op fig. 33 om het uitsnijdsel van den hals. Onder het entre-deux wordt de stof weggeknipt, de afgeknipte ran-
den moeten goed bevestigd worden. Elke mouw wordt van 22 tot 23 en van 24 tot 25 aan elkaar genaaid,
en aan den onderrand met geborduurd entre-deux voorzien, aan de buitenzijde sluit zich de breede kant
een weinig ingerimpeld, aan de lijn van binnen de
smalle kant, glad aan. Bij het inzetten van de mouw
in het armsgat moet 25 van de mouw op 25 van het
voorstuk sluiten. Nu moet het overige garnituur er nog op
worden gelegd. De breede kant loopt in de rondte om het
geheele jaquetje heen. De smalle kant moet ― naar boven
gekeerd ― eerst in drie gladde rijen langs den omtrek van de
jaquette, boven de breede kant aan den onderrand op den rug
en de zijstukken worden genaaid en vervangt aldaar het entre-
deux. Langs de bovenste rij legt men weder een kantje naar bo-
ven gekeerd, en dit sluit zich van de zijpanden af, aan de bin-
nenlijn van het entre-deux aan. Deze zelfde kant wordt ook van onderen op het vestje gezet en wel twee rijen kant naar boven,
eene rij naar onderen gekeerd. De reepen of lussen worden zoo als
wij dit gedeeltelijk op de knippatronen hebben voorgeteekend, en volgens de afbeelding op de jaquette gezet. Men knipt ze uit entre-deux, zet er in de rondte een kantje om en garneert ze met blauw
taffen lint en elk met een knoop. Op elk voorstuk komen er drie,
op elke mouw twee voor. De schouderreep dien men naar fig. 37 knippen en van onderen aan de lange zijde met de breede kant moet voorzien, wordt volgens de overeenstemmende cijfers op den rug en
op de voorstukken gehecht.
Jaquette à revers.
Afb. No. 29. Knippatr. keerz. van het Supplement No. XI,
Fig. 43―45.
Dit jaquetje van wit cachemir zonder mou-
wen, kunnen wij om de wijze van samen-
stelling aan al onze jeugdige abonnées als zeer gracieus, en om-
dat het zeer goed kleedt, bijzonder aan-
bevelen. Het garni-
tuur bestaat uit en-
tre-deux 2 d. breed en kant van dezelfde breedte; beide guipure Cluny en lichtblauw taffen lint 5½ d. breed, dat gedeeltelijk onder het entre-deux is
[3 September 1866. 4e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 159
No. 18. Fichu “Eloïse” van neteldoek en valencienne.
Knippatroon, voorz. van het Supplement No. VI. Fig. 22―24.
No. 19. Jaquette à gilet.
Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No. IX, Fig. 32―37.
No. 20. Jaquette à revers.
Knippatr. keerz. van het Supplem. No. XI, Fig. 43―45.
No. 16. Hoedje voor meisjes van
4―6 jaar. Knippatr. keerz. v. h.
Suppl. No. XIV, Fig. 51 en 52.
No. 17. Hoedje voor meisjes
van 4―6 jaar.