De Gracieuse 3 September 1866 | Página 5

scherm, naar het knippatroon van het hierboven beschreven model vervaardigd worden. De onderrand van dit hoedje is met een geplooid strookje neteldoek omgeven, dat in het midden 4

d. breed is, maar naar de einden tot op 2 d. schuin bijloopt

en van ster op fig. 51 af tot van achteren in het midden glad

om het hoedje is gelegd. De beide lange zijden van dezen reep

zijn met rood wollen veterband gegarneerd, met soortgelijk ve-

terband is het aanzetten van de ruche uit den reep neteldoek samengesteld (langs het midden) bedekt, de ruche eindigt in een strik met twee einden, waarop mede rood wollen veterband is gelegd. Twee lapjes piqué insgelijks met rood gegarneerd en als een waaier geschikt, elk 6 d. hoog en 12 d. breed in den vorm

van eene aigrette, voltooien het garnituur van het hoedje.

Fichu “Eloïsa” van neteldoek en valencienne.

Afb. No. 18. Knippatr. voorz. van het Supplement No. VI,

Fig. 22―24.

De fichu onder No. 18 afgebeeld bestaat uit effen neteldoek

en een geplooid gedeelte van dezelfde stof, waarmede de rand

van onderen wordt voltooid, en die zooals de afbeelding het te zien geeft met tusschenzetsel en kant is gegarneerd. Boven de gekruiste einden wordt de fichu met knoopen en knoopsgaten dichtgemaakt; verder bestaat het garnituur uit twee strikken

van taffen lint 3 d. breed.

Men knipt naar fig. 23 den rug langs de dunne lijn op het knippatroon in het midden aaneen, naar fig. 22 de voorstuk-

ken en rekent hierbij aan den voorkant op een zoom 2 d. breed; al deze gedeelten tot aan de eerste der gladde lijnen op het knippatroon voorgeteekend. Als de zoom in de voorstukken is gelegd, dan voorziet men het linker met de voorgeteekende knoopsgaten, het rechter met de noodige knoopen. Het geplooide garnituur van de fichu bestaat uit een rechten lap neteldoek 14 d. breed, waarin vóór het knippen naar aanwijzing op het

knippatroon plooitjes ½ d. breed worden gelegd. Dit garnituur

wordt, nadat het naar fig. 23 is geknipt en zooals men

dit ziet voorgeteekend aan de beide lange zijden met een

geborduurd tusschenzetsel is voorzien, van achteren in

het midden aan elkaar gezet en met de fichu ver-

bonden. Het aan elkaar naaien van de verschil-

lende gedeelten geschiedt met een rol- of zoom-

naadje. Nadat het geplooide garnituur op de fichu

is gezet, verbindt men den rug en de voorstuk-

ken met elkaar, waarbij men nauwkeurig op de overeenstemmende cijfers moet letten en legt ein-

delijk om het uitsnijdsel van den hals en ook

om het geplooide garnituur zooals wij dit heb-

ben voorgeteekend, en naar aanwijzing op de

afbeelding, geborduurd tusschenzetsel en een

kant 2 d. breed. Tot meerder sieraad die-

nen de hierboven vermelde strikken, ook

kan men onder het tusschenzetsel rond-

om den hals gekleurd lint

leggen.

Jaquette à gilet.

Afb. No. 19. Knippatr. keerz.

v. h. Supplement No. IX,

Fig. 32―37.

Ons model bestaat uit wit neteldoek van onderen afge-

rond; van afzonderlijke stuk-ken die er aldaar zijn aan-

gezet en toegeknoopt kunnen

worden is tevens een vestje

Ceintuur met

schoot voor

dames.

Afb. No. 14. Knip-

patr. keerz. v. h.

Suppl. No. XII,

Fig. 46―48.

Wij bevelen on-

zen jeugdigen le-

zeressen dit ceintuur

met schoot aan, om een zomer- of zeer

gekleed toilet te voltooien. Het breede ceintuur in den vorm van

een keursje bestaat uit patten, met elkaar verbonden en aan een

boord gezet, waar zich een schoot in den vorm van patten ge-

sneden, aansluit. Ons model bestaat uit paarse taf, het garni-

tuur uit een boordsel van schuine reepen van dezelfde stof,

paars zijden koord, kwasten en grelots, hoewel men naar

verkiezing ook andere stoffen voor dit keursje kan nemen.

Bij het vervaardigen van ons model knipt men naar fig.

47 7 gedeelten, naar fig. 48 een gedeelte in het mid-

den aaneen. Eerst rijgt men de gedeelten bovenstof en voering die bijeen behooren op elkaar, boort elk zoo

als wij dit hebben voorgeteekend en legt er langs de lijn aan de binnenzijde het soutache op; dit moet ook op den schoot afzonderlijke patten nabootsen en dan langs de lijn gedeeltelijk op fig. 46 voorgeteekend tot aan

den bovenrand van den schoot worden voortgezet. Elk der patten van achteren met een dun baleintje voor-

zien, zet men aan een ceintuur naar fig. 48 uit bo-

venstof, voering en stijf gaas vervaardigd, langs de lij-

nen daarvoor op fig. 48 aangegeven, en verbindt de hoeken van de patten met elkaar. Aan de andere lange zijde van de ceintuur wordt de schoot ― 44 en 45 op dezelfde cijfers ― gezet. De ceintuur wordt aan den voorkant met haken en oogen dichtgemaakt, de schoot volgens de afbeelding in de insnijding van elke punt met een zijden kwast en aan de spits met een kwast

van grelots versierd.

Hoedjes voor meisjes van 4-6 jaar.

Afb. No. 16 en 17. Knippatr. bij de afb. No. 16, keerz.

v. h. Supplem. No. XIV, Fig. 51 en 52.

Afbeelding No. 16 stelt een hoedje voor uit wit piqué

vervaardigd, aan den voorkant met een klein scherm

voorzien, terwijl om den onderrand twee randen stroo

zijn gelegd; de onderste van deze beide randen is met gre-

lots van strooknoppen en met kristallen kralen versierd.

Het midden van den bodem is eveneens met figuren van stroo

gegarneerd. Van voren in het midden van het hoedje bevindt

zich eene volle rozet van een reep neteldoek 3 d. breed ge-

vormd, waarvan de buitenrand met een smal wit katoenen ve-

terbandje is afgesloten; in het midden zijn tusschen de rozet ver-

scheidene lussen van randen stroo geplaatst.

Bij het vervaardigen van ons model knipt men uit wit piqué

voor den bodem naar fig. 51 een gedeelte, naar fig. 52 een gedeelte voor het scherm, dit laatste de stof dubbel genomen, elke laag in

het midden aaneen, legt in den buitenrand van het gedeelte naar

fig. 51 geknipt, de voorgeteekende plooien, door kuis op punt te hechten en voorziet den binnenkant van het hoedje met een reep stijf gaas 4 d. breed, waar in den onderrand een eind fijn omwoeld ijzer-

draad in moet worden genaaid. Nu wordt het hoedje met een lap neteldoek 8 d. breed gevoerd, waarmede tevens de afgeknipte randen worden bedekt, men legt dus de voering op de bovenzijde een wei-

nig over den rand op het hoedje, zij wordt dan vastgenaaid en naar binnen omgeslagen (het spreekt van zelf dat aan den voorkant waar het kleine scherm wordt vastgehecht, de voering en bovenstof eerst later te gelijk met het scherm aan elkaar worden genaaid). De beide gedeelten voor het scherm bestemd, worden aan den rond geknipten buitenrand zoodanig aan elkaar gehecht, dat de afgeknipte randen

naar binnen lig-

gen, er wordt een

stuk carton van den-

zelfden vorm tus-

schen gevoegd en het scherm daarna tus-schen de bovenstof en voering van het hoedje gezet. Ein-delijk moet men het volgens de afbeel-

ding op de hierboven aangegeven wijze

garneeren.

Het hoedje afb. No. 17 moet even-

eens uit wit piqué

en behalve het

gevormd. Het gar-nituur van de ja-quette a gilet is volgens de afbeel-

ding samengesteld uit smalle en breede

guipure kant, ge-

borduurd tusschen-zetsel en blauw taf-

fen lint. Van het laatste is op elke mouw een kleine

strik gelegd. Van dit lint zijn tevens de reepen of lussen vervaar-

digd die op de voorstukken en op den schouder voorkomen en elk

aan het afgeronde einde met een knoop met blauwe taf over-

trokken, zijn voorzien. Men kan voor dit jaquetje a gilet

even goed andere stoffen die gewasschen kunnen worden, zoo-

als batist, nansoek, piqué of de stof van het kleedje ne-

men. Voor het garnituur van ons model heeft men noo-

dig: 300 d. entre-deux 2½ d. breed; 180 d. lint

2½ d. breed; 416 d. kant 3½ d. br.; 880 d. kant 1 d.

breed. Bij het vervaardigen van dit model knipt men

uit neteldoek naar elk der fig. 32 tot 34 twee ge-

deelten, en rekent bij fig. 32 op een omslag 2½ d.

breed voor den zoom aan den voorkant, naar elk der fig. 35 en 36 een gedeelte langs de dunne lijn in

het midden aaneen. Eerst legt men in de beide ge-

deelten van het vestje den zoom en de borstplooien,

de stof die aan de verkeerde zijde ligt moet niet wor-

den weggeknipt, en maakt verder in het rechter ge-

deelte de knoopsgaten. In overeenstemming hiermede voorziet men het linker met linnen knoopjes. Nu ver-

bindt men de gedeelten van het vestje met de voor-

stukken en deze met den rug volgens de overeenstem-

mende cijfers met een stiknaad. Het verbinden van de overige gedeelten geschiedt met een dubbelen naad.

De onderrand van de jaquette en van het vestje wor-

den gezoomd. Hierna bedekt men den schoudernaad en

de naden van de fig. 33 en 34 met geborduurd tus-

schenzetsel, en legt dit ook volgens aanwijzing op fig. 33 om het uitsnijdsel van den hals. Onder het entre-deux wordt de stof weggeknipt, de afgeknipte ran-

den moeten goed bevestigd worden. Elke mouw wordt van 22 tot 23 en van 24 tot 25 aan elkaar genaaid,

en aan den onderrand met geborduurd entre-deux voorzien, aan de buitenzijde sluit zich de breede kant

een weinig ingerimpeld, aan de lijn van binnen de

smalle kant, glad aan. Bij het inzetten van de mouw

in het armsgat moet 25 van de mouw op 25 van het

voorstuk sluiten. Nu moet het overige garnituur er nog op

worden gelegd. De breede kant loopt in de rondte om het

geheele jaquetje heen. De smalle kant moet ― naar boven

gekeerd ― eerst in drie gladde rijen langs den omtrek van de

jaquette, boven de breede kant aan den onderrand op den rug

en de zijstukken worden genaaid en vervangt aldaar het entre-

deux. Langs de bovenste rij legt men weder een kantje naar bo-

ven gekeerd, en dit sluit zich van de zijpanden af, aan de bin-

nenlijn van het entre-deux aan. Deze zelfde kant wordt ook van onderen op het vestje gezet en wel twee rijen kant naar boven,

eene rij naar onderen gekeerd. De reepen of lussen worden zoo als

wij dit gedeeltelijk op de knippatronen hebben voorgeteekend, en volgens de afbeelding op de jaquette gezet. Men knipt ze uit entre-deux, zet er in de rondte een kantje om en garneert ze met blauw

taffen lint en elk met een knoop. Op elk voorstuk komen er drie,

op elke mouw twee voor. De schouderreep dien men naar fig. 37 knippen en van onderen aan de lange zijde met de breede kant moet voorzien, wordt volgens de overeenstemmende cijfers op den rug en

op de voorstukken gehecht.

Jaquette à revers.

Afb. No. 29. Knippatr. keerz. van het Supplement No. XI,

Fig. 43―45.

Dit jaquetje van wit cachemir zonder mou-

wen, kunnen wij om de wijze van samen-

stelling aan al onze jeugdige abonnées als zeer gracieus, en om-

dat het zeer goed kleedt, bijzonder aan-

bevelen. Het garni-

tuur bestaat uit en-

tre-deux 2 d. breed en kant van dezelfde breedte; beide guipure Cluny en lichtblauw taffen lint 5½ d. breed, dat gedeeltelijk onder het entre-deux is

[3 September 1866. 4e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 159

No. 18. Fichu “Eloïse” van neteldoek en valencienne.

Knippatroon, voorz. van het Supplement No. VI. Fig. 22―24.

No. 19. Jaquette à gilet.

Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No. IX, Fig. 32―37.

No. 20. Jaquette à revers.

Knippatr. keerz. van het Supplem. No. XI, Fig. 43―45.

No. 16. Hoedje voor meisjes van

4―6 jaar. Knippatr. keerz. v. h.

Suppl. No. XIV, Fig. 51 en 52.

No. 17. Hoedje voor meisjes

van 4―6 jaar.