De Gracieuse 3 September 1866 | Page 4

een smallen rand, uit zwart zijden soutache in schelpen opge-

legd gevormd, en kleine kralen in de diepten der bogen aange-

bracht, verder uit kralen grelots. De rand loopt om den bui-

tenkant van het keursje heen, bedekt verder de naden, terwijl

de grelots den bovenrand en den onderrand van de echarpes versieren. Het patroon voor den rand bevindt zich op fig. 20, hoewel men dien ook door een rand van knoopwerk (zie blz.

149), verder door een ruche van smal taffen lint, door wit

guipure tusschenzetsel met gekleurd lint er onder, of door ge-

vlochten lint kan doen vervangen.

Costuum voor meisjes van 4―6 jaar.

Afb. No. 15. Knippatr. van het kleedje voor fig. 1: voorz. van het

Supplem. No. IV, Fig. 15―17. Knippatr. van het schortje

voor fig. 2: voorz. van het Supplem. No. III,

Fig. 11―14.

Bij welke liefhebbende moeder zou

niet reeds dikwijls, bij den aanblik van fraaie kindertoiletten, de wensch zijn opgekomen, hare lievelingen op dezelfde

wijze gekleed te zien? Mocht dit ook nu weder ten opzichte van de gracieuse kleine meisjes op de gravure voorgesteld het geval zijn, dan willen wij hieraan

te gemoet komen door de navolgende be-

schrijving en de knippatronen die wij van deze costumen op het Supplement

geven.

Fig. 1. Kleedje van wit piqué met

een garnituur van blauw taffen lint 4 d.

breed en lussen of reepen guipure en-

tre-deux 2 d. breed, welke met op-

genaaide knoopen met blauwe taf over-

trokken, dwars over het lint heen geknoopt schijnen te zijn. Hoedje van wit piqué met eene rozet en een garnituur van stroo.

Wij merken reeds vooraf aan, dat dit kleedje zich door een zeer buitengemeen fatsoen onderscheidt; het voorste gedeelte loopt namelijk schuin toe, hiervan is de taille en de rok aan-

wijkende lijnen voor het uitsnijden van de onderste helft moet letten, verder naar elk der fig. 5, 9 en 10 (voorstuk, manchette en epau-

lette) twee stukken. De plooi die in elk voorstuk moet worden gevormd, door de stof volgens aanwijzing op fig. 5 langs de beide gepunte lij-

nen aan elkaar te naaien, wordt in het midden gegarneerd met een opgezetten reep fijn wit linnen, aan de beide lange zijden met eene rij stiksteken van zwarte zijde versierd. de voorgeteekende gladde lijnen

op hetzelfde knippatroon, geven de breedte van den reep garnituur aan, alsook van die waarmede de voorkant van elk der voorstukken versierd is. Nu verbindt men den rug

en de voorstukken op den schouder van 12 tot 13 met een ingeregen koordje er tusschen, en onder den arm van 10

tot 11 met een dubbelen naad. In den onderrand van de blouse wordt een zoom ½ d. breed, en in de voorstukken eenige kleine plooitjes gelegd, en tegen den rug aan de binnenzijde op de plaats met “schuif” aangeduid, een reep der bovenstof van de noodige lengte en breedte genaaid. Door deze schuif steekt men kruiselings twee einden band. Het uitsnijdsel van den hals wordt tusschen de dubbele

stof van een boordje nauwlijks 1 d. breed gezet, dat tevens de blouse met den kraag verbindt. De laatste moet eerst zoodanig worden vervaardigd, dat de afgeknipte rand naar de buitenzijde omgeslagen, door er den reep linnen garni-

tuur volgens aanwijzing op fig. 7 op te leggen, bedekt

wordt. De gedeelten van de mouw worden van 16 tot 17

en van 18 tot 19 met een dubbelen naad aan elkaar ge-

naaid, terwijl men in den rand van onderen door kruis op punt te hechten, plooien legt. Men garneert den boven-

rand met de epaulette, op dezelfde wijze als de kraag ver-

vaardigd, en laat 22 en 23 op dezelfde cijfers van de

mouw sluiten. De manchette die een revers nabootst, en

zoo wijd moet zijn, dat men er met gemak de hand door

kan steken, wordt nadat zij met den reep linnen is gegar-

neerd, van 20 tot 21 toegenaaid, en dan aan den rand

van onderen op de mouw gezet, waarbij 17 en 18 van de

twee gedeelten op elkaar moeten val-len. De onderrand van de manchette wordt met een in-

geregen koordje ge-boord. Eindelijk zet men de mouw in het armsgat, eerst met een ingeregen koordje voorzien, waarbij 19 van de mouw op 19 van het voorstuk valt. Met knoopsgaten volgens aanwijzing op fig. 5 uitge-

voerd, en met de daarbij behoorende

knoopen op het linker voorstuk (aan ons model wit parelmoer) wordt

de blouses dichtgemaakt.

Keursje met schoot “Echarpes.”

Afb. No. 13. Knippatr., voorz. van het Supplem. No. V, Fig. 18―21.

Bij dit model, een kleedje van lichtgrijs mohair, wordt de taille door een keurje vervangen, en over eene hooge witte blouse gedragen. Dit costuum is bijzonder voor een zomer- en een gekleed toilet geschikt. Het keursje kan ech-ter ook zeer goed afzonderlijk gebruikt en dan van zwarte of gekleurde taf of satijn ver-

vaardigd worden. Bij het na-

maken van dit keursje, dat een zeer ongemeen fatsoen heeft, terwijl de écharpes van den rug en de voorstukken uitgaan en een schoot vor-

men, knipt men uit de ge-

kozen bovenstof en uit voe-

ring daarmede in overeen-

stemming, naar elk der fig. 1820 twee gedeelten, naar fig. 21 den rug langs het midden aaneen, rijgt de bo-

venstof op de voering, zet dan de verschillende gedeelten van het keursje volgens de overeenstemmende cijfers aan

elkaar, en boort den geheelen buitenrand met een ingeregen

koordje. Als men in het rech-

ter voorstuk de voorgetee-

kende knoopsgaten heeft uit-

gevoerd, en op het linker de noodige knoopen gezet, dan legt men het garnituur op

het keursje, dat in stof en kleur er mede in overeen-

stemming moet zijn. Aan ons model bestaat het belegsel uit

eengesneden; eene loodrechte plooi (zoom) 1 d. breed, met knoopen met blauwe taf overtrokken versierd, bootst aldaar het dichtmaken van het jurkje na. De rok is 35 d. lang, behalve een zoom of om-

slag aan den onderrand 5 d. breed, ― 232 d. wijd, het voorstuk

42 d. breed medegerekend, ― en naar boven toe zooveel schuin bijgeknipt dat het aan beide zijden 7 d. smaller wordt. Men knipt

naar fig. 15 het voorstuk van het kleedje, langs het midden aan-

een, de plooi in het midden 1 d. breed medegerekend, naar fig. 16 de beide gedeelten van den rug, waarbij men op een omslag 2 d.

breed aan den rand van achteren rekent, naar fig. 17 de mouwen; hierbij heeft men op de afwijkende lijnen voor het uitsnijden van

de onderste helft te letten. Eerst moet men nu de plooi in het

midden van het voorstuk leggen en met opgenaaide blauw taffen

knoopen vasthechten; dan legt men in den achterrand van de ge-

deelten van den rug een zoom, voorziet ze met haken en

de noodige gefestonneerde lussen, en verbindt den rug vol-

gens de overeenstemmende cijfers met de voorstukken. Het uitsnijdsel van den hals wordt met een reepje shirting ge-

boord. Als de mouwen mede volgens de overeenstemmende cijfers aan elkaar zijn gevoegd, en de onderrand is omge-

zoomd, dan naait men de mouw zóó dat de eensluidende cijfers op elkaar vallen in het armsgat. Hierop wordt de

rok met ster en punt aan het voorste gedeelte van het

kleedje gezet. als men den zoom in den onderrand van

den rok heeft genaaid, dan legt men in den bovenrand

aan elke zijde van het voorstuk 3 plooien, ― eene dub-

bele stolpplooi aan beide zijden van de split 12 d. lang

van achteren in het midden, ― en naait hem tusschen

de dubbele stof van een boord van shirting 2 d. breed, waarmede de rok aan de taille wordt gezet. Op het jurkje, tot dusverre voltooid, moet nu nog slechts het garnituur worden gelegd, dat volgens aanwijzing op de afbeelding

en zooals wij het gedeeltelijk op de knippatronen hebben

voorgeteekend, geschieden moet.

Fig. 2. Kleedje van geruit popeline, ruim schortje van

nansoek, hoedje van wit piqué.

Voor het vervaardigen van het schortje vindt men het knippatroon No. III, fig.

11―14. Voor ons sierlijk model is effen nansoek geno-

men, dat aan den onderrand en van achteren aan de beide zijkanten met een zoom 3 d. breed en 3 zeer smalle op-

naaisels versierd is. Het stuk aan den bovenrand van het schortje bestaat uit een reep fijn gestreept nansoek 1½ d.

breed, aan de beide lange zijden door een

eind geborduurd tus-

schenzetsel 1½ d. br. afgesloten. Het ge-

deelte van den schou-der dat eene epaulette vormt en aan beide zijden in eene patte

uitloopt, wordt eveneens uit gestreept nansoek en geborduurd tus-

schenzetsel vervaardigd. Men knipt den romp uit effen neteldoek

naar fig. 11 in het midden aaneen, en rekent op een zoom 3 d.

breed, en drie opnaaisels een stroohalm breed, aan den onderrand

en de beide achterzijden van het schortje. Naar fig. 12 wordt een gedeelte voor het stuk van voren geknipt ― langs de dunne lijn in

het midden aaneen ―, naar fig. 13 twee gedeelten voor het stuk

van achteren, naar fig. 14 de gedeelten voor de epaulette. Als de opnaaisels in het schortje zijn geregen, dan boort men het armsgat

met een dun ingeregen koordje, rimpelt den bovenkant van den romp

in, zet er volgens de eens-

luidende cijfers het stuk op

en aan het laatste wederom met inachtneming der cijfers de epauletten; om den bui-

tenrand van de laatsten wordt een schuin reepje neteldoek ½ d. breed met den visch-

graatsteek er op genaaid en een ingerimpeld kantje gezet. Een soortgelijk kantje loopt om het uitsnijdsel van den hals heen. Twee knoopen met de daarbij behoorende gefes-

tonneerde lussen die men aan het stuk zet, dienen om het

schortje dicht te maken.

Voor het geborduurde tus-

schenzetsel vindt men ver-

schillende modellen in de Gra-cieuse; eenige tusschen den tekst, maar nog grooter ver-

scheidenheid op die Supple-

menten, waarvan de eene zijde geheel met borduurpa-

tronen is gevuld, en ook op

de afzonderlijke bladen waar-

mede wij bovendien van tijd tot tijd ons tijdschrift verrij-

ken. Wij onthouden ons van eenige aanwijzing; de dames zullen zelve gemakkelijk ― tenzij het “embarras de ri-

chesse” mocht hinderen ―

eene keus kunnen doen.

158 DE GRACIEUSE. [3 September 1866. 4e Jaargang.]

No. 12. Blouse van grijs linnen voor meisjes van 10―12 jaar.

Knippatr., voorz. van het Supplem. No. II, Fig. 5―10.

No. 13. Keursje met schoot “Echarpes.”

Knippatr., voorz. van het Supplem. No. V, Fig. 18―21.

No. 14. Ceintuur met schoot voor dames.

Knippatr., keerz. van het Supplem. No. XII, Fig. 46―48.

No. 15. Costumen voor meisjes van 4―6 jaar.

Knippatr. van het kleedje voor Fig. 1: voorz. v. h. Supplem. No. IV, Fig. 15―17. Knippatr. van het schootje voor Fig. 2: voorz. v. h. Supplem.

No. III, Fig. 11―14.