De Gracieuse 3 September 1866 | Page 3

versierd zijn. Het costuum wordt voltooid met eene wit cachemiren blouse, waarvan de mouwen en het kraagje op dezelfde wijze zijn ge-

garneerd, terwijl de mouwen die van de taille vervangen. Een pamela-

hoedje van rijststroo, met een krans veldbloemen en lang afhangende

wit taffen linten. Men vindt het knippatroon van de hooge taille

op het Supplement in dit nummer. Bij het vervaardigen knipt

men uit bovenstof en eene dunne voering, naar elk der fig.

38 en 39 twee gedeelten, en rekent bij het eerste aan den

voorkant op een omslag 2½ duim breed voor den zoom;

naar elk der fig. 40 en 41 een gedeelte langs de dunne

lijn in het midden aaneen. Als men in de voorstukken

den zoom heeft gelegd, dan naait men er de borst-

plooien in, maakt in het rechter voorstuk zooals

dit is voorgeteekend de knoopsgaten, en voorziet

het linker met kristallen of parelmoeren knoopen. Nu worden de gedeelten van de taille volgens de overeenstemmende cijfers aan elkaar gezet, men boort den boven- en den onderrand van de taille

en ook de armsgaten. Voor den schoot, die uit

vier patten aan eene ceintuur gezet, bestaat, knipt men uit bovenstof en taf voor voering, naar fig.

42 vier gedeelten. Als zij behalve aan den dwars-

rand van boven, met garnituur zijn geboord, dan zet men ze tegen de ceintuur langs de lijnen daar-

voor op fig. 41 aangegeven, nadat de ceintuur naar het genoemde knippatroon uit bovenstof en voering vervaardigd, met garnituur geboord en

met eene rozet van de stof is voorzien, waarmede

het dichtmaken ― dit geschiedt met haken en

oogen ― wordt bedekt.

Blouse van grijs linnen voor meisjes

van 10―12 jaar.

Afb. No. 12. Knip-

patr., voorzijde van

het Supplem. No. II,

Fig. 5―10.

Dat men tegenwoordig voor

blousen ook grijs linnen neemt, is voor de kindergarderobe van veel belang. Hieruit is ook ons model vervaardigd, en met reepen fijn wit lin-

nen met zwart zijde er op gestikt, op eenvoudige wijze gegarneerd. De blouse kan echter even goed uit de stof van het kleedje, van wit lin-

nen, nansoek, batist, netel-

doek enz. samengesteld en met wit guimpe, zwart fluweelen

of gekleurd taffen lint gegarneerd worden. Bij het vervaardigen van dit model, knipt men uit de gekozen stof naar elk der fig. 68

(rug, kraag en mouw) een gedeelte langs de dunne lijn in het mid-

den aaneen, waarbij men bij het knippen van de mouw, op de af-

1ste toer van de kant. Afwisselend telkens 3 v. st., 7 kett.; met

de kett. gedurig 3 v. st. van den vorigen toer overslaande.

2de toer. In den middelsten van elke 3 v. st. van den vorigen toer

1 v. st.; dan 4 kett., 4 st., 4 kett. (de 4 st. in den kett.boog van

den vorigen toer).

3de toer. In den kett. aan beide zijden van de naastaanlig-

gende 4 st. van den vorigen toer 1 v. st., de v. st. elk door

3 kett., 1 pic. (de laatste bestaat uit 5 kett. en 1 v. st. in

den 1sten van de 5 kett.), 3 kett. van elkander geschei-

den. Het koord voor het doorrijgen bestemd wordt van

drie draden garen gehaakt en aan elk einde met een

kwast van hetzelfde garen voorzien.

Patroon om schuin knoopwerk door

te stoppen.

Afbeelding No. 9.

Dit patroon is zeer geschikt voor randen voor

gordijnen, kleine kleedjes enz., en wordt overeen-

komstig de grofte van den geknoopten grond,

met grover of fijner katoen uitgevoerd. Het door-

stoppen geschiedt met den reeds bekenden stopsteek.

Borduurpatroon ter versiering van

verschillende voorwerpen.

Afbeelding No. 10.

Het voor ons liggende patroon is naar een zeer

schoon model genomen; het borduurwerk is op een

schuine strook paarse taf met zwarte en witte zijde

volgens de duidelijke aanwijzing op de afbeelding, ge-

deeltelijk met den platten, gedeeltelijk met den ket-

tingsteek, als ook met den point russe uitgevoerd,

en hiermede gelijktijdig de schuine strook op de grond-

stof, volgens het mo-

del op zwart cachemir,

bevestigd.

Beschrijving van de

modeplaat.

Afbeelding No. 11. Knippatr.

van de hooge taille met schoot

van fig. 3: keerz. van het

Supplem. No. X, Fig.

38―42.

Fig. 1. Kleedje en rok van

zilvergrijs mohair. De onder-

rand van den rok is gegarneerd met een reep blauwe taf 10 d. breed, die aan de bovenste

lange zijde met drie rijen wit zijden soutache versierd is. Het ove-

rige garnituur van het kleedje is vervaardigd uit dezelfde bestand-

deelen, en bestaat volgens de afbeelding uit schuine reepen, die als patten uitloopen, en dienen om de plooien waarmede de rok is op-

genomen, vast te houden.

[3 September 1866. 4e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 157

No. 11. Modeplaat.

Knippatr. van de hooge taille met schoot voor fig. 3: keerrzijde van het Supplem. No. X, Fig. 38―42.

No. 8. Gehaakt haarnetje (nachtmuts) voor dames.

No. 9. Patroon om schuin knoopwerk

door te stoppen.

No. 10. Borduurpatroon ter versiering van

verschillende kleedingstukken.

Fig. 2. Kleedje van lichtbruine taf. Het garnituur van schuine reepen in eene donkerder nuance, vormt op den rok eene tuniek en bootst de epauletten na, terwijl de mouw er volgens de af-

beelding tevens mede versierd wordt.

Fig. 3. Costuum voor meisjes van 12―14 jaar. Kleedje van

wit en blauw gestreept taffetas d’Irlande. Het garnituur

aan den uitgeschelpten buitenrand van den rok, aan de taille

en aan den schoot bestaat uit een boordsel van schuine reepen blauwe taf 3 d. breed, die met twee rijen wit zijden soutache