met een klein tangetje zoo-danig te zamen, dat zij een driehoek vormen, waarvan de open zijde, 2 d. boven
de einden van het ijzerdraad, een doorsnede van 6½ d. heeft. De driehoeken wor-den, nadat de einden van het ijzerdraad 1 d. schuin naar binnen zijn omgebogen,
insgelijks dicht met gele wol omwoeld, en volgens aanwijzing van de afbeelding ook met de wol
aan de reeds vermelde 6 houten stijltjes verbonden. Deze kunnen ook volgens de opgegeven lengte
van dikke houten breinaalden gesneden worden, waarbij de
knop van de naald, die met goudpapier overplakt wordt,
als voet van het met geel omwoelde stokje kan dienen.
Zijn alle verbindingsdraden aan de houten stokjes dicht
aan den voet van de laatsten verbonden, zoo zet men binnen dezen vorm boven de houten knopjes den rand ijzerdraad in en omwoelt den geheelen vorm met goud veterband, zoodat alle afzonderlijke gedeelten stevig ver-bonden zijn en de gele wol ner-gens zichtbaar is. Daarna knipt men van bordpapier in zijn ge-heel naar Fig. 18 dat de helft
van den vorm aangeeft, den aan den buitenkant gebogen bodem, beplakt dezen aan beide zijden met goudpapier en boort er dan in de holte, als ook in het mid-
den van elken boog dicht aan
den kant een gat in. De gaten
in het midden van den bodem dienen voor het doorsteken van de houten stokjes, zoodat de bo-dem hierdoor met de holte van den boog op de punt van de
driehoekige verbindingsdraad rust en aldaar in de opening met eenige steken bevestigd wordt. Op het dunne ijzerdraad rijgt men nu de glaskralen aan en maakt dan hiervan over een houten stokje van 3 d. in om-
vang een tamelijk dichte, spi-raalvormige omwinding, die zoo lang wezen moet, dat zij den
omvang van den bodem verkrijgt, tevens maakt men nog 6 dusdanig omwindingen elk 12 d.
lang. Door elk van deze omwindingen haalt men
blauw lint of een dun koord, doch men zorge
dat het niet uitrekke, en legt de langste om-
winding, langs den buitenrand van den bodem
de bogen getrouw volgende, waarbij men het ijzer-draad telkens aan de houten stijltjes bevestigt.
De afzonderlijke, korte omwindingen, vormen
de bovenste festonnen, die in de tusschenruimte
der houten stijltjes op 10 d. afstand moeten worden aange-
bracht. Zooals de afbeelding aantoont, sluit zich aan deze omwinding eene kralen franje van 2 d. lengte aan. Men rijgt
hiervoor de glaskralen op blauwe koordzijde en bevestigt el-ken slinger van onderen aan het ijzerdraad van de omwinding.
Kralen kwasten van 4 d. lang elk uit 4 lussen gevormd, ver-
sieren de holte van elken boog van den bodem; zoodanige
kleine kwasten van 3½ d. lang het midden van elken boog.
De rozetten op de punten van de stijltjes die de étagère vol-
Als men denkt dat het nawerken van het bedoelde patroon te veel zwarigheid zou opleveren, dan zou men dat hetwelk wij onder No. 34 geven of een der doorloopende patronen die zich op bladz. 178 onder afbeelding No. 52 en 53 bevinden, kunnen nemen. De verscheidenheid op het gebied van vrouwelijke handwerken is in den laatsten tijd zoo zeer toegenomen dat men bijv. application, een borduursel met den platten steek op laken, reps, damast of eene soortgelijke stof zou kunnen aan-wenden. Als het borduurwerk is voltooid dan knipt men de gedeelten voering naar de gezamelijke knippatronen aaneen uit
eene stevige stof bijv. linnen, zet ze volgens de overeenstem-
mende letters aan elkaar behalve aan den dwarskant van on-
deren, waarbij in den buitenrand van Fig. 7 eenige plooitjes worden gelegd door de kruisen op de punten te hechten,
waarna deze ruimte zeer vast en gelijkmatig met paardenhaar
wordt opgevuld, vervolgens worden ook de randen van de
stof aan de nog opene zijde aan elkaar genaaid. Verder knipt
men naar de Fig. 9 en 10 nog twee gedeelten uit zwart of
donkerbruin leder of amerikaansch leder voor de achterzijde
van het kussen mede aaneen, en zet de twee geborduurde
even als de twee gedeelten van leder, nauwkeurig volgens de overeenstemmende letters aan elkaar. In de aldus aan elkaar verbonden geborduurde gedeelten worden nu, van boven aan
den buitenrand van Fig. 7 plooien gelegd, het kussen er op-
gehecht en de onderste helft in de rondte volgens de afbeel-
ding met dik wollen koord van eene overeenstemmende kleur gegarneerd. Eindelijk naait men het leder tegen het kussen en
legt ook het koord om den buitenkant van de bovenste helft.
Mandje voor een vruchten- of bloemenschaal.
Afb. No. 39. Knippatr. voorz. v. h. Suppl. No. V. Fig. 18.
6 dunne houten stokjes of dikke houten breinaalden van 2
d. in omvang en 15 d. lang; ijzerdraad ter dikte van tusschen-
soort grofte stalen breinaalden; dun ijzerdraad, een weinig
dik papier, goudpapier, 6 kogelvormige bronzen knoopen;
gele wol, goudveterband, groote glaskralen; blauwe koord-
zijde; 200 d. blauw taffen lint 1½ d. breed, 60 d. blauw
taffen lint 1 d. breed.
Ofschoon de dagen der bloemen bijna verstreken zijn, kan dit mandje nog goede dienst bewijzen
tot aanbieding der herfstvruchten. Ons model bestaat uit een vorm van houten stokjes en ijzerdraad
die rijk omwoeld, met franje en kwasten
van glaskralen versierd is en waarvan de boog-
vormige bordpapieren bo-
dem eene porseleinen schaal draagt om er bloemen of vruchten in op te nemen.
Om ons model te vervaar-digen vormt men eerst uit
een 42 d. lang dik ijzer-draad een rand, waarvan de einden goed bevestigd moeten worden, daar men ze ongeveer 2 d. over elk-ander legt en de geheele rand zeer dicht en stijf
met gele wol omwoeld.
Van dit zelfde ijzerdraad
knipt men 6, elk 15 d.
lange einden en buigt ze
tooien, worden van breed en smal taffen lint vervaardigd.
Men haalt hiervoor een 12 d. lang eind van het breede, als
ook een 10 d. lang eind van het smalle lint in, zoodat hier-
door twee rozetten ontstaan, en bevestigt beide, de kleinste boven, met een bronzen knop in het midden op den top van
een der stijltjes. Een glazen of porseleinen schaal die gemak-
kelijk te verkrijgen is voltooit dezen sierlijken vruchten-
drager.
Corset voor meisjes van 12 tot 14 jaar.
Afb. No. 40. Knippatroon: keerz. van het Supplement No. XIII.
Fig. 50―57.
Dit corset stemt wat den vorm en de wijze van bewerking betreft, met soortgelijke voor volwassenen overeen, maar
heeft geen stalen veer met knoopjes of breed balein, daar
dit veelal zeer nadeelig op de gezondheid van de jeugdige
gestellen werkt. Aan ons model van fijn wit cantille is een
reep elastiek 5 d. breed in plaats van de planchet opgezet.
Dit laatste gedeelte wordt van een dubbelen lap shirting 9
d. breed en 27 d. lang vervaardigd, die naar aanwijzing van
Fig. 57 met regelmatige tusschenruimten wordt doorgenaaid.
Door deze aldus gevormde schuiven steekt men zeer dunne
springveren elk 5 d. lang, zoodat het in te zetten gedeelte hier-
door wordt ingetrokken en den vorm van Fig. 57 verkrijgt.
Daarna knipt men uit wit cantille of engelsch leder naar al
de verschillende knippatronen, behalve naar Fig. 57 twee
gedeelten. Voor de verschillende naden moet op een ta-
melijk breeden inslag gerekend worden. Daar de gedeelten
overal een eind over elkaar liggende moeten worden vastge-
naaid, verder moet men bij het knippen op den loop der
draden in de lengte, op de knippatronen aangegeven, letten. Om er de baleinen tusschen te kunnen voegen, naait men overal waar dit met gepunte lijnen is aangegeven, en ook
naar de aangewezen breedte linnen band tegen het corset,
en wel op de rechter zijde met stiksteken, hoewel het band
er aan de verkeerde zijde tegen ligt. Het aan elkaar zetten
van de verschillende gedeelten geschiedt naar aanwijzing van de overeenstemmende letters op de
knippatronen, waarbij men die op de rechter zijde vaststikt en ze op de verkeerde zijde tegenzoomt.
De geeren die eveneens wat langer worden geknipt, moet men er nu ook inzetten, van onderen aan
de punt wat afstompen, en dan zonder inslag met een dichten kruisnaad op het corset
vastnaaien. Dit laatste wordt dan op de rechter
zijde in de diepte van
elke insnijding even-
eens zonder omslag met festonneersteken op de geer vastgehecht. De ba-
leinen die men er inschuift moeten aan beide zijden worden bevestigd. Boven elke balein in den rug sluiten zich, zooals Fig.
54 dit aantoont, eindjes koord aan, waardoor het uitsteken van de balein voorkomen wordt. Het corset wordt aan den bo-
ven- en onderrand met wit linnen band geboord en naar aanwijzing van Fig. 54 met vetergaten
voorzien.
[3 October 1865. 3e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 175
No. 39. Stander voor een vruchten of bloemenschaal. Knippatroon: voorzijde van
het Supplement No. V, Fig. 18.
Supplement No. IX, Fig. 40―45.
No. 35. Patroon voor point russe.
Verklaring der teekens: zwart, grijs, rood, lichtgeel, licht, donkergroen,
licht-, donkerpaars, geel.
No. 34. Tapisserie patroon voor het rugkussen.
No. 36. Patroon voor point russe.
No. 33. Achterzijde v. h. rugkussen.
Corset voor kinderen van 2 tot 4 jaar.
Afb. No. 41. Knippatr. voorz. v. h. Suppl. No. VIII. Fig. 24―28.
Dit corset is met het oog op de teêre vormen van
het kind zeer doelmatig en gemakkelijk ingericht, terwijl
het toch aan het lichaam de noodige stevigheid verleent.
Ons model bestaat uit fijn cantille en is geheel met witte
shirting gevoerd. Aan de zij-kanten is het met ingezet elas-
tiek voorzien, en wordt van achteren toegeregen. Als men
dit corsetje wil vervaardigen dan moet men naar Fig. 24 een
stuk aaneenknippen, de dunne lijn geeft het midden aan en
naar elk der Fig. 25 tot 27
twee gedeelten. Ook knipt men van shirting twee lappen van dubbele stof elk 19 d. lang en
8 d. breed en naait die zooals
wij dit op Fig. 28 hebben voorge-
teekend met regelmatige tusschen-ruimten door, waarbij men steeds door de dubbele stof steekt. Hier-door verkrijgt men telkens 3 smalle schuiven, waardoor dunne springveren elk 4 tot 5 d. lang gestoken worden, zoodat dit ge-deelte als het is ingetrokken den vorm van Fig. 28 aanneemt. De bovenstof en de voering van de overige geknipte gedeelten moet men glad op elkaar rijgen, dan
in het voorstuk de plooi op Fig.
24 voorgeteekend naaien en de borst- en heupgeeren volgens de overeenstemmende letters tus-schen de bovenstof en voering inzetten. Naar aanwijzing van
het knippatroon stikt men dan
de Fig. 24 en 26 langs de gepunte lijnen door,
om er de baleinen welke zeer dun en goed buig-
zaam moeten zijn in te kunnen steken en voor-
ziet den rug mede zoo als wij dit hebben voor-geteekend, met vetergaten. Daarna zet men het gedeelte elastiek volgens de gelijkluidende letters tusschen de bovenstof en de voering van het corset. Het spreekt van zelf dat de einden van de springve-ren goed bevestigd moeten worden. Aan den boven- en onderrand wordt het corset met wit linnen band
geboord.
Chineesch werktaschje.
Afb. No. 42 en 43. 4 lapjes cachemir elk 12 d. breed en 16 d. lang in rood, wit, blauw en geel; soutache in groen, lilas, blauw, wit en zwart; gevlamde koordzijde in groen, rood, grijs, oranje, lilas, blauw en zwart, 5 roode, 4 wit zijden kwasten, een lap roode
taf 30 d. lang en 42 d. breed, 132 d. rood zijden koord.
Wij moeten al dadelijk beginnen met door eene opheldering
No. 37. Patroon voor point russe.
No. 38. Patroon voor point russe.