ding No. 27 gewerkt wordt. Is men aangaande de ligging der op
Afbeelding No. 27 in twee voltooide en twee in hare bewerking voor-
gestelde figuren met behulp van de Afbeelding No. 24 goed op de
hoogte, zoo volgt de voortzetting van den grond in point de d’es-
prit als van zelf. Het uit vier pijlfiguren en uit vier blaadje be-
staande rozetpatroon, dat met het vooraf reeds vermelde figuur Af-beelding No. 27 wordt afgewisseld, is insgelijks door Afbeelding No.
28 vergroot en in zijne bewerking voorgesteld. Laatstgenoemde af-
beelding toont de blaadjes zonder verbinding met elkander aan, om
de ligging van de middelste draden der pijlfiguren duidelijk voor te
stellen en er geen nadeel aan te doen; willen wij echter aanmerken,
dat de stelen der blaadjes zich op dezelfde wijze, als bij de pijlen in
het midden kruisen. Men werkt dan van het midden af over de 8
zich verbindende stelen een wieltje, zooals Afbeelding No. 24 aan-
toont. Terug ziende op onze vroegere beschrijvingen over het filet gui-
pure zal er geen verdere aanwijzing voor den rand noodig zijn.
Rand. Afbeelding No. 29.
De beide buitenste rijen gaatjes zijn even als die van den rand
No. 24 uitgevoerd, voor het daaropvolgende patroon, dat drie rijen
gaatjes inneemt geven wij onder Afbeelding No. 30 en 31 twee ge-
deelten: nadat de binnenste point d’etoile streep voltooid is,
werkt men eerst volgens Afbeelding No. 30 het geruite patroon. Aan-
genomen, dat de draad voor het beginnen hiervan aan den knoop-
steek met a aangeduid bevestigd is, vlecht men hem in eene schuine rich-ting over drie rijen gaat-jes tot aan knoop b, van dezen terug tot aan knoop a en herhaalt dezen toer nog driemaal, waarbij men gedurig hetzelfde ge-knoopte stokje als bij den eersten toer op en onder den draad laat liggen en laatstgenoemde op de-zelfde wijze om den naast aanzijnden knoop voert.
Na den vierden toer om-
woelt men volgens aan
wijzing van de afbeelding
de hoogte en breedte ge-
nomen. Wij merken hier-
bij aan, dat de vier kleine ruiten kruisgewijze door eene rij in point d’es-prit gescheiden worden.
Het doorgewerkte patroon, dat afb. No. 21 op bladz. 157 voorstelt, wordt in vier rijen, rondom
met eene rij in point d’esprit ingesloten, opdat het dezelfde vergrooting geve. Het garen dat
men bezigt om de verschillende patronen in het knoopwerk te vervaardigen moet vooral in grofte en hoedanigheid met het werk overeenkomen; zeer doelmatig is hiervoor het glimgaren. Wij zul-
len thans eene uitvoerige beschrijving omtrent eenige algemeene
regelen in betrekking tot de vervaardiging van den geknoopten grond doen voorafgaan. Men begint den laatsten met 2 steken op te zetten, werkt ge-durig heen en weder en meerdert aan het einde van elken toer 1 steek, daar men in den laatsten steek 2 steken knoopt; deze bewerking zet men regelmatig voort, totdat
het getal steken van de ruit 1 steek meer bedraagt als het noodige aantal
gaatjes voor de lengte en breedte van de ruit. Moet deze bijv. 25 ste-
ken tellen, dan moet het getal steken tot 26 stijgen. Men werkt dan
nog 1 toer zonder meerderen, dus in hetzelfde getal steken (26) en
begint bij den volgenden toer te minderen, door de beide laatste ste-
ken als een knoopsteek te zamen te werken. Men heeft dan een regelma-
tigen vierhoek van 25 ruitjes in de lengte en breedte verkregen. Deze ge-
knoopte ruit, hecht men om doortestoppen, strak en vooral goed
recht op een stuk wasdoek, waar men dik papier onderlegt, of men
spant de ruit in een klein houten raampje van overeenkomende grootte,
dat men vooraf met een of andere stof omwoelt en aan deze bekleeding
het knoopwerk rondom gelijkmatig en strak bevestigt. Aan deze wijze van
bewerking geven wij de voorkeur, daar het doorstoppen van het knoop-
werk veel gemakkelijker is en meestal veel beter uitvalt, als wanneer men
het los op de hand verricht.
zoo wel op de rechter- als op de verkeerde zijde het op Fig. 1 voor-
geteekende boordje op. De achterromp wordt van boven aan den rand
van B, dus van achteren van het midden uit naar beide zijden tot
aan C ingerimpeld en dan aan het stuk gezet dat naar Fig. 3 aaneen
en uit dubbele stof is geknipt, waarbij de verschillende teekens en let-
ters op elkaar moeten sluiten. Nu moet men den voor- en achterromp aan de zijkanten van E tot F en den schouder van G tot H aan elkaar
naaien. De split die zich van beide zijden van F af bevindt en 25 d.
lang is, wordt even als de rand van onderen smal gezoomd en met
een klein ingezet ruitje, (driehoekje) voorzien. Fig. 4 geeft de helft
van het halsboordje, dat om er het kraagje op te kunnen vasthechten
knoopjes moet bevatten. Het boordje wordt uit dubbele stof en aaneen
gesneden, aan den rand van boven doorgestikt zooals wij dit hebben
voorgeteekend en volgens de overeenstemmende letters op den romp
gezet. Het boordje wordt aan de voorzijde met een knoop en knoops-
gat gesloten. Elke mouw moet men naar Fig. 5 aaneen snijden, de
dunne lijn geeft het midden aan; zij wordt van K tot L aaneen ge-
naaid, de split gezoomd en van onderen naar de wijdte van de man-
chette ingerimpeld. Deze laatste wordt dubbel en van eene fijnere stof
geknipt, volgens dezelfde letters aan de mouw gezet en met de noo-
dige knoopen en knoopsgaten voorzien. De aldus voltooide mouw moet
men nu eindelijk in het armsgat stikken, K moet op den naad E en
H op H van het voorstuk sluiten, zij moet tot aan de gepunte lijn
onder den romp komen. Op bladz. 148 van de Gracieuse hebben wij
goede kragen en manchetten voor heerenhemden gegeven.
Twee randen in
geknoopt guipure.
Afb. No. 24―31.
Volgens belofte geven wij heden twee smalle randen in filet-guipure,
die afzonderlijk als en-tredeux of als een rand om een geknoopt vier-kant kan gebezigd wor-den; in het laatste geval wordt de geknoopte grond
voor den rand en het mid-delstuk aaneen gewerkt, waarvoor men het getal
steken nauwkeurig bere-
kenen moet; voegt men
b. v. vier ruiten, zooals
op bladz. 157 onder No.
24 wordt voorgesteld tot
eene groote te zamen,
zoo wordt de geknoopte grond, met den rand mede gerekend 25 gaatjes in
174 DE GRACIEUSE. [3 October 1865. 3e Jaargang.]
Rand. Afbeelding No. 24.
De patronen der twee eerste (buitenste) rijen gaatjes worden in verband
met elkander gewerkt ― de eerste rij stelt afwisselend een ledig en een
met den point d’esprit gevuld ruitje voor ― de tweede rij is in point
de toile gewerkt. Laatstgenoemde vormt een niet te dicht, linnenachtig
weefsel, waarvan de bewerking, in vereeniging met den point d’esprit, door Afbeelding No. 25 vergroot wordt voorgesteld. Men doorstopt de
voor den point de toile bestemde ruitjes eerst in de lengte heen en we-
der, waarbij men, even als bij het stoppen, afwisselend de naald eens bo-
ven en eens onder het geknoopte stokje doorhaalt. Afbeelding No. 25
toont duidelijk den loop van de te werken draad aan, waarvan het begin
met a is aangewezen. Heeft men de rij gaatjes viermaal in de lengte
doorregen, zoo vervolgt men deze bewerking in dwarsloopende, korte rijen en voert daarbij tevens volgens aanwijzing der afbeeldingen No. 24
en 25 in elk tweede ruitje van de buitenste rij gaatjes, de naar buiten
liggende figuren in point d’esprit uit. Men telt nu drie rijen gaat-
jes voor het binnenste patroon af, begint eerst de daaropvolgende,
binnenste point de toile streep en werkt in vereeniging met deze
den grond in point d’esprit die de verschillende figuren van den
rand omgeven. Dit geschiedt namelijk, doordien men op dezelfde wijze
als bij de eerst point de toile streep, van de dwarsloopende rijen
af, telkens vijf gaatjes in verband met elkander met den point
d’esprit vult, zoo als de Afbeelding No. 26 voorstelt. Draad a is
de voor den point de toile uitgaande, draad b de daardoor terug
gaande draad. De met een kruis aangewezene ruit is die, in welke de
met d, e, f aangeduide uit festonneersteken bestaande figuur der afbeel-
No. 29. Rand in guipure knoopwerk.
No. 32. Rugkussen voor een stoel met een hooge leuning.
Knippatr., voorz. v. h. Supplem. No. II. Fig. 7―10.
No. 30. Bewerking van No. 29. Eerste gedeelte.
No. 25. Bewerking van den point de toile en den point d’esprit. Eerste gedeelte bij No. 24.
No. 27. Bewerking van den point de reprise
met festonnen. Derde gedeelte, bij No. 24.
Afbeelding No. 31 stelt van de in point de reprise de werken figuur een
gedeelte voltooid, het daaropvolgende zoodanig voor, dat men de bewerking dui-
delijk daaruit kan nagaan, tusschen de beide figuren zijn de vier knoopen zicht-
baar die de gekruist liggende draden moeten omvatten, tevens met nauwkeurige
aanwijzing van den loop van den draad. Wij vermelden nogmaals, dat, uitgeno-
men het patroon No. 30 alle in dezen rand voorkomende bewerkingen reeds elk
afzonderlijk door ons beschreven zijn.
Hoe groot de verscheidenheid der handwerken ook wezen moge, nimmer is men ge-
heel voldaan, want men ziet telkens weder naar iets anders uit. Ook wat dit guipure
werk aangaat zal men niet blijven stilstaan; onlangs zagen wij een doopkleed en een an-
timacasser, het doopkleed was vervaardigd van vierkante geknoopte ruiten in guipure
doorgestopt, die afgewisseld worden door ruiten van dezelfde grootte van nansoek met
engelsch borduurwerk versierd, dat volgens onze smaak een bijzonder goed effect maakt;
de antimacasser daarentegen was in zijn geheel geknoopt en afwisselend met een ruit in
guipure en met een ruit met den gewonen stopsteek door-
stopt.
den draad om het ge-
knoopte stokje tot aan
c, dat het geruite patroon
van onderen afsluit, vlecht den draad, de eerste laag overkruisende, tot aan knoop d, van d terug
tot aan knoop c, her-
haalt den toer nog drie-
maal en werkt dan vier toeren van c tot e, om
woelt den draad van c
naar f en zet de beschre-vene bewerking op de
zelfde wijze voort. Men heeft nauwkeurig den op Afbeelding No. 30 voorgeteekenden loop van den
draad na te gaan, hij moet naar alle richtingen, in de boven- en onderliggende stokjes van de
ruiten regelmatig worden afgewisseld. Afbeelding No. 29 toont
aan, op hoedanige wijze de figuur in het geruite patroon gevormd
wordt. In de middelste rij gaatjes van het laatste wordt alsdan
het volgens afbeelding No. 31 vergrootte patroon uitgevoerd. De
vier kruisgewijze over elkan-der liggende in point de reprise gewerkte figuren nemen de beide onbewerkt gebleven gaatjes van de ruit in, op afbeelding No. 30
elk door een punt aangewe-zen. Om aan de volgende
figuur in point de re-prise gewerkt te komen, legt men een knoop om de gekruist over elkander lig-gende draden van de ruit.
Rugkussen voor een stoel met hooge
leuning.
Afbeelding No. 32―34. Knippatr. voorz. v. h.
Supplem. No. II, Fig. 7―10.
Het bovenste gedeelte van het rugkussen dat zeer ele-
gant maar tevens voor het gemak is ingericht vormt een rond achteroverliggend kussen om het hoofd te steunen. Tegelijkertijd wordt het kussen door dit bovenste ge-welfde gedeelte, namelijk als het eerste de grootte en
den vorm van de leuning heeft aan deze vastgehouden.
De afb. No. 33 geeft de achterzijde van het kussen dui-
delijk te zien. Wil men ons model namaken dan moet
men eerst de omtrekken van de Fig. 7 en 8 op gaas No. 4
of 5 overbrengen en er in de voorgeteekende ruimte het
borduurwerk op uitvoeren. De Fig. 7 en 8 geven de
helft van de oppervlakte van het kussen zoodat men elk
patroon eerst tot een geheel moet vormen. Voor het bor-
duurwerk kan men het arabeskenpatroon nemen, dat
wij op de afb. No. 32 duidelijk hebben voorgesteld, en
wel met den kruissteek, waarbij men het voorgeteekende gedeelte zoo veel dit noodig is vergrooten moet. Wat de keus der kleuren betreft, merken wij aan dat ons model eene schakeering bruin (de lichtste kleur lichtgele zijde)
op een groenen fond heeft.
No. 24. Rand in guipure knoopwerk.
No. 31. Bewerking van den point de reprise.
Tweede gedeelte bij No. 29.
No. 28. Bewerking van den point de reprise.
Vierde gedeelte bij No. 24.
No. 26. Bewerking van den point d’esprit.
Tweede gedeelte bij No. 24.