zien. Wat het praktische nut aangaat, zou men deze soort van man-
chetten wel van fijn wasdoek of gelakt leder kunnen vervaardigen.
Nachtjak voor dames.
Afbeelding No. 24.
Onder Afbeelding 24 geven wij
het model van een nacht-
jak, dat men met behulp
der duidelijke voorstel-ling gemakkelijk zal kunnen namaken. Het
fatsoen van dit jak, dat uit batist is vervaardigd, komt in de hoofdzaak
overeen met dat, hetwelk men
onder No. 25 ziet afgebeeld, hoe-
wel het gladde stuk van het eerste,
met smalle loodregt loopende plooitjes is voorzien.
De voorstukken die uit effen reepen, een geplooid
garnituur en geborduurde randen bestaan, komen er onmiddellijk tegen aan, en worden er even als op
het jak onder Afb. 25 met smalle schuine reepjes
opgestikt. In overeenstemming met dit garnituur is
ook het kleine omhoogstaande kraagje en de man-
chetten, juist wijd genoeg om er de hand gemakkelijk
door heen te kunnen
steken, vervaardigd. Van boven en van onderen wordt de mouw
ingerimpeld.
Nachtjak voor dames.
Afb. No. 25. Knippatr. Keerzijde
v. h. Suppl. No. IX. Fig. 38-42.
Het gladde stuk van dit jak is, zoo als wij op de afb. en ook op
het knippatroon Fig. 38 aangeven,
van boven met smalle loodregtloo-
pende plooitjes voorzien, waartus-
schen telkens om het derde, afzon-
derlijke reepjes der stof zijn opge-stikt. Het onderste gedeelte van
het stuk bestaat uit twee ree-pen, waarin de plooitje in eene
schuin loopende rigting zijn ge-legd en met elkaar, even als aan
de beide zijden met het gebor-
duurde garnituur dat er onmiddel-lijk tegen aan komt, door drie
smalle gladde reepjes verbonden
zijn. De zoom die aan de voorzijde langs het voorstuk loopt, wordt door
een garnituur met smalle schuinloopende plooitjes voorzien, en omgeven
door een geborduurd strookje, bedekt. Op dezelfde wijze is ook het omhoog-
staande kraagje en de onderzijde van de mouw gegarneerd.
Ons model is vervaardigd van fijne witte shirting. Fig. 38 geeft het
stuk zoo als het zich voordoet als de plooitjes er zijn ingelegd en de reep er is
opgezet, het toont tevens aan hoe breed de afzonderlijke plooitjes, en hoever
zij van elkaar verwijderd moeten zijn. de voorstukken moet men naar
Fig. 39 knippen en daarbij op een zoom 2 d. breed, voor den rand van
onderen rekenen,
de zoom aan den
voorkant, die knoopen en knoopsgaten moet bevatten, wordt er evenwel
afzonderlijk aangezet. De rand van onderen aan den rug die naar Fig. 41
aaneen wordt geknipt, heeft mede een even breeden zoom. Beide voor-
stukken worden van boven van A tot B ingerimpeld en met A aan A,
B aan B aan het stuk Fig. 38 gezet. Op de regte zijde wordt deze
naad met een smal schuin reepje bedekte dat tegelijkertijd dient om er
een geborduurd randje, glad en naar onderen aan te zetten, aan den ver-
keerden kant naait men een smal linnen bandje aan beide zijden tegen
de inslagen van den naad aan. Als de voorstukken geheel en al gereed zijn
dan zet men langs den voorkant valsche zoomen 3 d. breed, die met
knoopen en knoopsgaten worden voorzien. Verder wordt het garnituur
naar aanwijzing op fig. 40 vervaardigd, me teen geborduurd randje dat
er in de rondte omheen loopt versierd, en met C op C aan het uit-
snijdsel van den hals, en langs het aanzetsel van den zoom aan het regter
voorstuk gezet. Volgens de overeenstemmende letters op de knippa-
tronen moet men de rug- en voorstukken met een ingenaaid koordje
er tusschen, aan elkaar zetten. De kraag krijgt hetzelfde garnituur
als het voorstuk, en wordt van onderen met een smal schuin reepje
rondom aan het uitsnijdsel van den hals gestikt, terwijl men ook
hier aan de achterzijde een linnen bandje tegen de inslagen van den
naad legt. Voor elke mouw moet men naar Fig. 42 twee deelen knippen; zij wordt van
J tot K en van L tot
M aan elkaar genaaid, volgens de aanwijzing
op het knippatroon ge-
garneerd, en van bo-ven ingerimpeld, tot zij de wijdte van het
armsgat heeft. Met een ingenaaid koordje er tusschen wordt zij ver-volgens zoodanig in het armsgat gezet, dat
M van de mouw op
M van het voorstuk
sluit. Eindelijk maakt men nog
in den rug van het jak zoo als
wij dit op Figuur 41 hebben voorgeteekend een schuif door er een linnen band tegen te naaijen,
waar een reep der stof 2 el lang
die aan de dwarszijden is ge-garneerd, wordt door heen ge-stoken om het lijf des te beter te doen sluiten.
nemen. Het spreekt van zelf dat men dit
garnituur ook van zwarte of gekleurde taf kan vervaardigen.
Manchette van taf.
Afb. No. 23. Knippatr. Keerz. Van het
Supplem. No. XV, Fig. 55.
Deze manchette is vervaardigd uit smal geplooide reepjes van zwarte zijde, welke elkaar
regelmatig met geborduurde tusschenrandje van lilas
taf afwisselen. Om deze manchette te vervaardigen
moet men vier randen van lilas taf, volgens aanwijzing op
Fig. 55 en naar het daarop voorgeteekende patroon met
zwarte kralen en met zwarte zijde met den point russe bordu-
ren. Daarna legt men in een reep zwarte taf kleine plooitjes
en zet daarna, met een ingenaaid koordje de tusschenrandjes
op den geplooiden reep. Het tot dusverre voltooide gedeelte
van de manchette wordt nu met stijve tulle er tusschen, tegen de
voering genaaid, terwijl men er van onderen
een smal zwart kantje, een weinig ingerimpeld,
aan zet. Om de manchette te sluiten worden de zijkanten met knoopen en knoopsgaten voor
taffen lint, en bevestigt op het voetblad, zoo als de afbeel-
ding dit doet zien, een strik die uit verschillende lussen en einden bestaat.
Pantalon voor meis-
jes van 5—7 jaar.
Afb. No. 20. Knippatroon
voorzijde van het Sup-
plement No. III. Fig.
15—18.
Bij het namaken van dit
pantalonnetje, dat van onde-ren met kleine plooitje en
geborduurde strookjes is ver-
sierd, moet men uit fijne shirting of ba-tist eerst de twee halve gedeelten van den pantalon naar Fig. 15 knippen.
Hierbij legt men het knippatroon met
de lijn die het midden aangeeft, langs den
draad op de dubbel toegevouwen stof, en
heeft op de afwijkende lijnen, waar langs
de pantalon van voren wordt uitgesneden
te letten. Nu neemt men voor het garni-
tuur van den pantalon, voor elke helft,
een reep neteldoek of nansoek ongeveer 9 d. breed, legt er naar aanwij-
zing op Fig. 15 regelmatige plooitjes in en zet hem daarna met een
smal schuin reepje dat er in het midden met den vischgraatsteek op wordt vastgehecht, aan den pantalon. Zooals men dit op de afbeelding kan zien wordt er ge-lijktijdig met het schuine reepje
een geborduurd strookje 3 d. breed opgezet, dat er glad opligt, en
van boven over de plooitjes heen
komt. Een dergelijk geborduurd randje, dat er evenzoo met een
schuin reepje is aangezet, loopt
van onderen vlak onder de geplooi-
de reep om den pantalon heen; in
het midden, ongeveer 2½ d. boven
den onderkant wordt nog een smal
reepje gezet, zooals dit almede op
het knippatroon is voorgeteekend. Wanneer het pantalonnetje op
deze wijze is gegarneerd dan naait
men de twee helften van N tot O —
van voren in het midden van
P tot ster — en van achteren van R tot punt aaneen, en knipt
er aan beide zijden in de vouw die het midden aangeeft, de op Fig.
15 voorgeteekende split in. In de zijranden van deze laatste als ook in
het uitsnijdsel van ster tot punt legt men een smal zoompje. De twee
halve gedeelten van den band die man naar Fig. 16 en 17 aaneen en
dubbel moet knippen, worden volgens aanwijzing op het knippatroon met
een knoop en knoopsgat voorzien. Daarna rijgt men in het achterste ge-
deelte van den band de schuif, eveneens op het patroon voorgeteekend,
maakt er aan beide zijden een vetergaatje in, en steekt er in tegen-
overgestelde rigting twee smalle linnen bandjes door, om het pantalon-
netje naar verkiezing wat meer of minder te kunnen toehalen. Dit
laatste dat eerst van P
tot Q en van R tot S wordt ingerimpeld, zet men nu tusschen de twee
gedeelten van den band in en wel zóó dat de overeenstemmende letters
op elkaar sluiten. Des verkiezende kan men het garnituur ook naar Fig.
18 nemen, dit bestaat uit een breeden reep batist met dwarsloopende plooijen
voorzien, waarop smalle, gefestonneerde en met den kruisnaad gebor-
duurde randjes, in eene schuine rigting, zijn gestikt. Om het aanzetsel
van dit garnituur te bedekken, wordt er een smal, geborduurd strookje
regt over heen, en van onderen een breeden zoom er in gelegd.
Fluweelen kraag en manchette.
Afb. No. 21 en 22. Knippatroon keerzijde van het Supplement
No. XIV, Fig. 53 en 54.
Hoewel het garnituur waarvan wij hiernevens de afbeelding geven,
op zich zelve zeer eenvoudig is, zoo krijgt het door het borduurwerk
met kralen dat er op is uitgevoerd toch een bijzonder sierlijk aanzien. Het
garnituur bestaat uit zwart fluweel en is met eene dunne witte zijden voering
voorzien. Voor den kraag moet men naar Fig. 53 zoo wel van de bovenstof
als van voering van elk
twee stukken knippen, en het patroon met de lijn die het midden aangeeft, schuin op de stof leggen; daarna worden ze aan
elkaar genaaid. Beide ge-
deelten fluweel van den
kraag worden nu gebor-
duurd, naar het op Fig.
53 naauwkeurig voorge-teekend patroon met zwarte geslepen kralen, in twee verschillende grootten. De grootere
kralen vormen het mid-
denpunt, en het binnenste gedeelte van de blaadjes
der bloemen, en worden omge-
ven door een ring van kleinere kralen
waarmede ook de stelen en ranken wor-den nagebootst. Hierna naait men de
bovenstof en voering met een lap stijve tulle er tus-
schen, op elkaar en zet van boven om den rand een
uitgepunt en geplooid strookjes 2 d. breed. De kraag
wordt van voren met haken en oogen gesloten, op
het overslaande gedeelte zet men kleine gitten knoopen. De manchette wordt naar afb. No. 22
in overeenstemming met den kraag vervaardigd, het fatsoen kan men naar het knippatroon Fig. 54
44 DE GRACIEUSE. [3 Maart 1865. 3e Jaargang.]
No. 20. Pantalon voor meisjes van 5—7 jaar. Knippatr. voorz. v. h. Suppl. No. III. Fig. 15-18.
No. 18. Dames pantoffel. Knippatr. voorz. van het Suppl. No. Vi. Fig. 28.
No. 22. Fluweelen manchette.
Knippatroon, keerz. v. h.
Suppl. No. XIV. Fig. 54.
No. 16. Geknoopte rand met franje.
No. 17. Reukkussentje. Oorspronkelijke grootte.
No. 21. Fluweelen kraag.
Knippatroon, keerz. v. h.
Suppl. No. XIV. Fig. 53.
No. 23. Taffen manchette. Knippatroon
keerzijde van het Supplement
No. XV. Fig. 55.
No. 19. Dames pantoffel. Knippatr. keerz. v. h. Suppl. No. XI. Fig. 46—48.
No. 12. Kraag met gepunt garnituur. Knippatr.
keerz. v. h. Suppl. No. XIII. Fig. 50 en 51.
No. 13. Ondermouwtje met gepunt garnituur.
Knippatr. keerz. v. h. Suppl. No. XIII. Fig. 52.
No. 15. Ondermouwtje met kant
gegarneerd. Knippatroon keerz.
v. h. Suppl. No. XII. Fig. 49.
No. 14. Gedeelte van het gepunte garnituur.
Bij de Afb. No. 12 en 13. Oorspr. grootte.