[3 Maart 1865. 3e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 43
eind lint dat men er voor gebruikt, zoo als men dit op de
afbeelding in oorspronkelijke grootte ziet het woord “par-
fum,” een naamcijfer, een bouquetje of ook wel den naam
van de odeur die het bevat, met witte of zwarte zijde, bor-
duren. Van dit lint maakt men dan een zakje, zet er rondom
een smal wit kantje omheen, en vult het met geparfumeerde
watten, met potpourri of met welriekend poeder, ongeveer
3 duim van boven van den rand af, haalt men het zakje
zoodanig met een dun wit zijden koordje toe, dat hierdoor
een soort van hoofdje gevormd wordt en hecht er aan de
voorzijde eene kleine rozet van wit zijden lint op, die met
een porseleinen knoopje is versierd.
Dames pantoffel.
Afbeelding No. 18. Knippatroon, voorzijde van het
Supplement No. VI, Fig. 28.
Deze huis-schoen is niet alleen gemakkelijk te vervaardi-
gen, maar tevens zeer doelmatig en aangenaam in het ge-
bruik, waardoor hij bij de artikelen van het damestoilet geens-
zins te verwerpen is. Ons model bestaat uit zwarte fluweel,
dan gewatteerd en heeft eene lichtbruine taffen voering, die
bij het omslaan van de revers boven op komt, en alzoo aan
de buitenzijde zigtbaar is. De vorm van de pantoffel laat
echter toe, om haar zonder revers, deze althans omhoog-
staande (niet omgeslagen) te dragen, dat voor de verwarming
van den voet zeer bevorderlijk is. Men moet van de gekozen
bovenstof, fluweel of laken, naar Fig. 28 twee gelijke deelen
knippen en hierbij natuurlijk de grootte van den voet in aanmerking namen, en dan nog twee gelijke
deelen naar hetzelfde knippatroon uit gekleurde taf voor de voering. Nu worden de twee stukken
van de laatste van d tot e aaneengenaaid, tegelijk met de watten, die alvorens tusschen eene gazen
voering zijn geregen, naar aanwijzing op
Fig. 28 doorgestikt en daarna van achteren
in het midden van f tot g verbonden. Na-
dat men ook de twee gedeelten van de bo-venstof naauwkeurig volgens de gelijkluidende letters aan elkaar heeft gezet, hecht men er
de voering tegen. De bovenstof moet, boven aan den rand van
de pantoffel ongeveer ½ duim breed over de voering heenko-
men, waardoor de re-vers als ’t ware te gelijker tijd geboord wordt. Het bekleedsel van de zool wordt naar
het patroon dat men
vindt. Fig. 48 onder No. XI uit voering geknipt en eveneens met
eene dunne wattering doorgestikt. Van voren op het midden van
het voetblad garneert men de pantoffel met een strik van fluweel
3 duim breed. Als de schoen tot dusverre voltooid is,
dan laat men er den schoenmaker een stevige lederen
zool onder maken.
Dames pantoffel.
Afbeelding No. 19. Knippatroon,
keerzijde van het Supplement
No. XI. Fig. 46—48.
Deze pantoffel verdient in een zeker opzigt, boven vele andere
de voorkeur, omdat zij geheel en
al door de vrouwenhand, zonder
de hulp van den schoenmaker
kan vervaardigd wor-
den. Ons model waar-van wij de afbeelding te zien geven bestaat
uit paars fluweel, en
is met witte zijden
pluche gevoerd. De
rand van den schoen
wordt van boven met
zwarte taffen lint ongeveer 2½ d. breed geboord. Van ditzelfde lint is ook de strik gemaakt, die met een kleine stalen gesp versierd,
boven op het voetblad wordt bevestigd.
De dikke, zachte zool moet men uit ver-schillende lagen laken, die op elkaar ge-
legd, en zoo vast worden genaaid, ver-
vaardigen. Wil men de pantoffel namaken,
dan moet men beginnen om uit de bovenstof en voe-
ring naar Fig. 46 en 47 naar elk twee gelijke deelen
te knippen, en voor de binnenzool slechts één stuk
naar Fig. 48. Voor de buiten of onderzool snijdt
men uit zwart of gekleurd laken naar hetzelfde knip-
patroon 6—8 stukken, waarvan één stuk in de rondte onge-
veer 1 duim grooter als de anderen moet zijn. daarna zet men
zoo wel de bovenstof als de voering, elk echter afzonderlijk
volgens de overeenstemmende letters van het knippatroon aan-
een, en naait beiden aan de buitenranden op elkaar vast. De stukken la-
ken voor de zool worden volgens de aanwijzing op Fig. 48 doorgestikt,
waarbij het grootste natuurlijk onderaan moet komen. Hierna naait men
de bovenstof en voering van binnen op den rand van het grootste stuk
van de zool vast en wel zoodanig dat door dit laatste, de randen van de
op elkaar liggende gedeelten bedekt worden. Nadat ook de binnenzool die
natuurlijk een weinig kleiner moet worden geknipt, op de voering is
vast gehecht, boort men den schoen van boven in de rondte met zwart
Eindelijk wordt aan beide zijden op den geplooiden reep een smal schuin reepje van dubbel neteldoek gestikt dat zoo wel het aanzetten der puntjes als van het kantje bedekt, waarna men onder den geplooiden reep en onder de guipure het neteldoek wegknipt. De aldus voltooide kraag wordt nu met een boordje, dat men naar Fig. 51 uit dubbel neteldoek os nan-
soek knippen en aan de voorzijde met een knoop en knoops-
gat moet voorzien, aan een chemiset van dezelfde stof gezet
waarin zich in het midden, zoo als de afbeelding dit voor-
stelt, smallere en breedere zoomen zijn gelegd.
De manchette, welke bij den hierboven beschreven kraag behoort, wordt naar Fig. 52 ook uit effen neteldoek aaneen
geknipt, waarbij men het patroon evenzoo in het midden
langs den draad op de stof legt, en het garnituur, zie de af-
beelding No. 14, op dezelfde wijze als op den kraag schikt
echter met dit onderscheid, dat van boven aan de manchette nog een lapje fijn linnen wordt opgestikt, waar het guipure tusschenzetsel zich onmiddellijk aansluit. Nadat de manchette van ster tot punt aan elkaar is vastgenaaid, wordt zij aan eene ondermouw van effen neteldoek of nansoek — het gewone
ellebogenfatsoen — gezet.
Ondermouw met kant gegarneerd.
Afb. No. 15. Knippatroon: keerzijde van het Supplement
No. XII, Fig. 49.
Om deze sierlijke manchette, die zeer gemakkelijk te ver-
vaardigen is, en uit een geborduurd tusschenzetsel, tulle en
kant bestaat, na te maken, moet men beginnen om naar Fig. 49 uit fijne tulle een model te
knippen. Vervolgens worden er naar Fig. 49 de verschillende tusschenzetsels opgelegd, die door er
smalle schuine reepjes op te stikken, aan elkaar worden verbonden. Om het kanten tusschenzetsel
dat zich in het midden bevindt, loopt zoo als
men tit op de afbeelding ziet, aan beide zijden eene ingerimpelde Valencienne 1½ duim breed heen, die er eveneens door een smal schuin reepje aan verbonden is. Verder zet men rond-om de manchette tegen het geborduurde tusschen-
zetsel aan, een soortgelijk kantje. Als de manchette tot dusver is voltooid dan hecht men den effen kant van de dwarszijde zoodanig on-
der het puntig bijge-knipte einde vast, dat de letters X en W elk
op elkander sluiten en het puntige eind er los
boven op-ligt. On-
der deze soort van lus, zet men ter meerdere versiering der manchette, een strik, bestaande uit 3 lussen elk 7 duim lang
en twee einden die nog iets langer zijn, van taffen lint rijke-
lijk 2 duim breed en naait de manchette vervolgens aan een tullen ondermouw, van het gewone ellebo-gen fatsoen, die eerste van onderen ingerimpeld moet zijn, en waarin men van boven een breeden
zoom legt.
Geknoopte rand met franje.
Afbeelding No. 16. Haakgaren tusschen-
soort en grove breikatoen.
Voor het werken van dezen
rand kan de hierbij behoorende afbeelding tevens tot maatstaf
voor de breedte van de knoop-
pen en voor de grofte
van het garen dienen, tenzij men hem voor grover of fijner werk
bestemd heeft, waar-
naar men dan het ga-
ren als ook de pennen nemen kan. Men zet de lengte voor den
rand op en werkt eerst 2 toe-
ren met het fijne garen over
het dunste pennetje, dan 1 toer
met grof garen over het breedste
pennetje, in elke maas 1 maas. Er volgen daarna weder 3 fijne toeren, waarvan bij
den eersten de mazen 2 aan 2 op de vol-
gende wijze door elkander zijn geslingerd. Van deze 2 aan 2 te werken mazen knoopt
men namelijk gedurig eerst de tweede maas, daar
men haar van onderen naar boven door de eerste der overgeslagene maas haalt; dan knoopt men de eerste maas, die men alsdan van onderen naar bo-
ven door de zoo even geknoopte maas haalt; dit
zelfde verrigt men telkens met alle volgende mazen 2 aan 2.
In den laatsten van deze 3 toeren knoopt men de franje in, waarvoor men 6 draden de lengte naar verkiezing nemen kan,
waardoor nu bosjes van 12 draden dik, gevormd zijn.
Reukkussentje.
Afbeelding No. 17. 2½ duim rood taffen lint, 9 duim breed, wit
zijden lint, witte kant.
Door de afbeelding No. 17 geven wij aan onze abonneés de gelegen-
heid om zonder veel moeite een zeer lief reukkussentje te vervaardigen. Als men het wil namaken dan moet men eerst op de eene helft van het
No. 10. Tusschenzetsel in Fransch borduurwerk, ter
garnering van négligés enz.
No. 8. Kleedje over een speeltafeltje. Verkleind.
No. 9. Patroon voor den hoek en den rand van het kleedje
over een speeltafeltje. (Bij afb. No. 8).
No. 11. Tusschenzetsel in Fransch borduurwerk, ter
garnering van négligés enz.