De Gracieuse 3 July 1865 | Page 8

124 DE GRACIEUSE. [3 Julij 1865. 3e Jaargang.]

elk der fig. 35, 36, 38 en 39 twee gelijke gedeelten en rekent daarbij voor de twee eerste voor den rand van onderen op een omslag 4 d. breed; de twee laatste worden

van dubbele stof geknipt; het gedeelte van

den gordel voor den rechter kant dat onder

het andere komt, moet zoo veel korter worden

geknipt, als de dunne gladde lijn op fig. 38 dit

aangeeft; naar fig. 37 snijdt men maar een stuk

doch van dubbele stof. Nu naait men elk der

twee gedeelten van den pantalon die bij elkaar

behooren, van A tot B, van C tot D en van E

tot F aan elkaar, legt er van onderen een zoom

in zoo breed als wij hierboven hebben opgegeven,

en zet daarna de twee helften aan elkaar, met den

naad van achteren van F tot G en van voren van F

tot H. Daarna wordt in de split die van B tot C is

opengebleven, een naar binnen hangend zakje van

dezelfde stof 10 d. diep gezet en aan den eenen langen kant aan den naad van den pantalon vastgehecht. Verder wordt tegen het regter voorstuk van den pan-talon daar waar er de knoopen moeten worden opge-zet, voor de stevigheid een reep van de stof gelegd. Aan het linker voorstuk wordt de reep der stof die voorbij den omtrek komt langs de dunne gladde lijn

naar binnen omgeslagen en de reep voor de knoopsga-

ten die men naar fig. 37 knipt, met stiksteken langs de gepunte lijn, voor het aanzetten aangeduid, genaaid.

Eindelijk wordt de pantalon tusschen het boord dat van dubbele stof geknipt, met knoopen, knoopsgaten en

vetergaatjes is voorzien gezet, waarbij de gelijk luidende letters van de knippatronen op elkaar moeten

sluiten, waarna men er naar de overeenstemmende teekens het gespboordje aanzet.

Voor de jaquette moet men naar elk der figuren 40, 42, 43 en 45 twee gelijke stukken knippen,

fig. 41 uit de dubbele stof, fig. 44 wordt aaneen gesneden, waarbij men de dunne lijn op de dub-

bel toegevouwen stof legt, en wel

twee gedeelten, dus dubbel. Te-

gen de voorkanten van de

voorstukken wordt aan de

verkeerde zijde een reep

der stof 5 d. breed ge-

zet, in den hoek

van boven wor-

den er de vier

Fs met rood

garen in ge-

borduurd,

waarna men ze met knoo-

pen en

knoopsga-

ten voor-

ziet. Boven-

dien zet

men aan het

linkervoor-

stuk tegen den bovensten rand van de insnijding voor het zakje die men

er van punt tot kruis inknipt een van onderen rondgeknipten lap van de

stof; op den ondersten rand van de insnijding wordt de patte voor het zakje

naar fig. 41 geknipt, gestikt, en wel zoo dat het omhoog staat en de insnij-

ding bedekt. De verschillende gedeelten worden nu volgens de overeenstem-

mende letters op de knippatronen aaneen genaaid, waarna men den kraag

aan het uitsnijdsel van den hals zet. Als de jaquette in de rondte smal is ge-

zoomd, dan worden de mouwen die van U tot V aan elkaar zijn verbonden en

van onderen insgelijks een zoompje krijgen er in gezet, waarbij U op U van

het voorstuk moet vallen. De pet van den kleinen gymnasticus is uit haak-

werk samengesteld; hiervan hebben wij reeds eene afbeelding en de beschrij-

ving op blz. 121 gegeven.

Costuum bij gymnastische oefeningen voor meisjes van 7 tot 9 jaar.

Afb. No.

50. Knip-

patr. voorz. v.

h. Suppl. No. I,

Fig. 1―11.

De stof voor dit cos-

tuum bestaat uit grijs lin-

nen en rood wollen veter-

band voor het garnituur, terwijl

een wijde pantalon en eene blouse

er de bestanddeelen van uitmaken. De

eerste is aan den rand van onderen met een

boordje vastgemaakt; de laatste wordt om het

middel door eene ceintuur bij elkaar gehouden. Voor

het vervaardigen van dit costuum heeft men een lap stof

245 d. lang en 65 d. breed noodig. De twee halve gedeelten

van den pantalon worden elk aaneen geknipt, de dunne lijn geeft het

midden, daar waar de pantalon is toegeslagen, aan; bij het knippen

als men weet over 6 draden in de hoogte en 6 draden in de breedte van het gaas even als den smyrnaschen steek (zie bladz. 49

van dezen jaargang) gewerkt.

Kinderlaarsje van wit piqué.

Afbeelding No. 48. Knippatr., voorz. v. h.

Supplement No. II, Fig. 12―15.

Wij hebben onlangs dit kinderlaarsje in een

der voornaamste mode-magazijnen aangetroffen,

en vonden het zoo lief, dat wij het voor onze abon-

nées hebben laten uitteekenen. Menige moeder zal

zeker op het zien van de afbeelding No. 48 zich op-

gewekt gevoelen om de voetjes van haren lieveling

met eigenhandig vervaardigde laarsjes te versieren.

Ons model heeft het zoozeer gezochte fatsoen van

de slopkous en is uit piqué vervaardigd, waarin na-

gebootste gestikte ruiten zijn geweven, hoewel men

de laarsjes ook van eene andere stof en van eene kleur die in overeenstemming is met het kleedje,

kan nemen. Bij dunne wollen stoffen moeten zij

echter voor de stevigheid met eene dun gewat-

teerde voering worden voorzien.

De fig. 12 tot 15 geven de knippatronen voor het geheele laarsje, waarna men uit de gekozen

stof al de gedeelten, zonder inslagen voor de naden, moet knippen. Voor de zool wordt nog een gedeelte van

flanel of merinos dat als voering dient, gesneden. De beide naar fig. 15 geknipte gedeelten van de stof wor-

den geboord met een schuinen reep 1 d. breed van eene dunnere stof, cambrie of batist, die er wordt op-

gestikt, en daarna aan elkaar verbonden, waarbij de wollige kant van de voering bovenop moet lig-

gen. Met uitzondering van den rand van onderen aan de fig. 12 en 13 worden al de gedeelten ge-

boord zoo als wij dit op de knippatronen hebben aangegeven; in fig. 13 worden de voorgetee-

kende knoopsgaten gemaakten op

fig. 12 ronde knoopen, die ge-

wasschen kunnen worden,

gezet. De verschillende ge-

deelten worden aan den

verkeerden kant met

een overhandschen

naad aan elkaar

genaaid en wel

zoo, dat fig. 12 op fig. 14 van S

tot T en van

U tot V;

fig. 13 op fig. 14 van V tot W en van punt op punt slui-ten. Daarna wordt de

rand van onderen aan de laars ook geboord, en zet men er de zool zoo in

dat U op U van den voornaad, T op T van den achternaad valt; men keert

dan het nu voltooide laarsje om, en zet er van boven op W van den voornaad

een strik van koord op die met twee kleine kwasten eindigt en met een witten

knoop wordt vastgehecht.

Costuum bij gymnastische oefeningen voor knapen

van 8 tot 10 jaar.

Afb. No. 49. Knippatr. keerz. v. h. Suppl. No. VII, Fig. 35 tot 45.

De kleinen (broeder en zuster) op de hiernevensgaande gravure voorge-

steld, zijn ijverig bezig met gymnastische oefeningen. Daar het echter bij de

lezeressen van de Gracieuse eene vaste gewoonte is om meer op het kleed dan

op den persoon die het draagt te letten, zoo zullen wij onze aandacht liever vestigen op het costuum van de

kleine

springers.

Dit, name-

lijk het cos-

tuum, bestaat

uit een pantalon en

een jaquette van grijs

engelsch leder en is ―

uiterst eenvoudig en doel-

matig voor het gebruik ―

slechts met rijen stiksteken

met grijze zijde versierd. De ja-

quette wordt van voren met vlakke

knoopen met dezelfde stof overtrokken

gesloten; op de omgeslagen hoeken van de

voorstukken zijn de vier Fs van de zinspreuk van

den gymnasticus geborduurd. Bij het vervaardigen van

het costuum waarvoor men een lap stof 260 d. lang en 60 d.

breed noodig heeft, knipt men eerst voor den pantalon naar

No. 43. Cache-desordre. Verkleind. Knip- en borduurpatroon,

keerzijde van het Supplement No. XIII, Fig. 61 en 62.

No. 44. Borduurpatroon voor de cache-desordre.

No. 41. Gedeelte van de gehaakte manchette.

Oorspronkelijke grootte.

No. 40. Gehaakte gladde manchette. Verkleind.

No. 42. Gebreide kant.