10de toer. Afh., 5 recht, omsl., aver. mind., omsl., 2
recht, aver. mind., omsl., aver. mind., omsl., 2 recht, aver. mind., omsl., aver. mind., omsl., aver. mind., omsl., aver.
mind.
11de toer. Afh., 5 recht, 3 steken te zamen breien, 3 recht,
3 te zamen breien, 9 recht.
12de toer. Afh., 5 recht, 7 maal na elkander omsl., mind.
13de toer. Afh., 6 recht, 1 meerd., 4 recht, 2 meerd., 9
recht.
14de toer. Afh., 3 recht, aver. mind., omsl., aver. mind., omsl., aver. mind., 2 recht, omsl., aver. mind., omsl., aver. mind., 1 recht, 1 meerd., omsl., aver. mind., omsl., aver.
mind., omsl., aver. mind.
15de toer. Afh., 8 recht, 1 meerd., 4 recht, 1 meerd., 2
recht, 1 meerd., 8 recht.
16de toer. Afh., 4 recht, omsl., aver. mind., omsl., aver. mind., 4 recht, omsl., aver. mind., omsl., aver. mind., 3
recht, omsl., aver. mind., omsl., aver. mind., omsl., aver.
mind.
17de toer. Afh., 6 recht, 1 meerd., 3 recht, 1 meerd., 4
recht, 1 meerd., 4 recht, 1 meerd., 8 recht.
18de toer. Afh., 2 recht, aver. mind., omsl., aver. mind., omsl., aver. mind., 6 recht, omsl., aver. mind., omsl., aver. mind., 3 recht, aver. mind., omsl., aver. mind., omsl., aver.
mind., omsl., aver. mind.
19de toer. Afh., 8 recht, aver. mind., 3 recht, aver.
mind., 3 recht, aver. Mind., 7 recht.
20ste toer. Afh., 1 recht, aver. mind., omsl., aver. mind., omsl., aver. mind., 4 recht, omsl., aver. mind., omsl., aver. mind., 3 recht., omsl., aver. mind., omsl., aver. mind.,
omsl., aver. mind.
21ste toer. Afh., 5 recht, aver. mind., 5 recht, aver.
mind., 1 recht, aver. mind., 6 recht.
22ste toer. Afh., aver. mind., omsl., aver. mind., omsl., aver. mind., 2 recht, omsl., aver. mind., omsl., aver. mind., 2 recht, omsl., aver. mind., omsl., aver. mind., omsl., aver.
mind.
23ste toer. Afh., 5 recht, 3 te zamen breien, 3 recht, 3 te
zamen breien, 5 recht.
24ste toer. Afh., 1 recht, 7 maal na elkander omsl., aver.
mind.
Men herhaalt gedurig van den eersten toer af, totdat de
kant de vereischte lengte verkregen heeft.
De geschulpte rand wordt met een klein gehaakt puntje om-
geven, daar men in elken steek langs den kant 1 v. st., 3 ket-
tingst., en 1 v. st. haakt. Aan de rechte zijde van de kant haakt men
ook een vasten rand, eerst door 2 toeren halve vaste steken, in elken
steek 1 steek opnemende en daarna 1 toer stokjes, waarmede men tege-
lijkertijd de kant een weinig inhaalt.
Cache desordre.
Afb. No. 43 en 44. Knip- en borduurpatroon, keerzijde van het Supplement No. XIII, Fig. 61 en 62. Gaas
No. 5, roode ze-phirwol, rijg-kralen in eene
groenachtig-
grijzeschakering, zwarte stalen en
gouden kralen.
In de schatting van elke nette huisvrouw is de stofdoek zulk een gewichtig voor-werp, dat hem gewoonlijk eene
afzonderlijke be-waarplaats in een elegant korf-je, een taschje of
dergelijk verblijf
ten deel valt. On-
ze afb. geeft zulk eene tasch te zien
waarvan het
fraaie borduur-werk dat met den kruissteek met roode wol is in-
gevuld zoowel op het voor- als op het achterblad
een bouquet met kralen met den platten steek ge-werkt, voorstelt. De tasch wordt gegarneerd met eene dicht ge-
plooide ruche
van rood wollen band 1½ d. breed, of van eene an-dere kleur die echter altijd in harmonie met den fond moet zijn. Bij het ver-vaardigen van de tasch moet men eerst van de knip-
patronen die
slechts de helft van het fatsoen geven, een ge-heel patroon sa-
menstellen,
waarna men de omtrekken en ook het borduur-patroon op het gaas overbrengt. Wij hebben al-leen het borduur-patroon voor het achterblad van de tasch op het knippatroon af-geteekend, dat voor het voor-blad moet men van de afb. No.
44 die tegelijk de
uitvoering van het borduurwerk in oorspr. grootte voorstelt,
overnemen. Men kan er duidelijk het getal der aangeregen kra-
len en ook de verschillende nuancen op onderscheiden. Bij het
bewerken moet men vooral zorgen dat de afzonderlijke steken
en kralen zeer gelijkmatig en dicht naast elkaar liggen. Voor
de donkerste partijen der bloemen en der knoppen moet men de
drie nuancen van de grijze schakering gebruiken, dan volgen
voor de lichtere de kristallen, melk- en krijtwitte kralen. Het
inwendige der bloemen moet met hoogopliggende lussen kra-
len, die even als een door elkaar geslingerden langen steelsteek
gevormd zijn, worden ingevuld; de middelste partij bestaat uit
grijze, de kring daaromheen uit kristallen en gouden kralen.
De bladeren worden vlak liggende elk in twee nuancen hetzij
met melk- en krijtwitte, of wel, met melkwitte en kristallen
kralen geborduurd, de aderen en de stelen die donker voorko-
men met den langen steelsteek met stalen en zwarte kralen: de
lichtere worden echter met kristallen en gouden kralen weer-
gegeven. Voor de dunne stelen en ranken wordt steeds het be-noodigde aantal kralen in eens aangeregen en dan even als een
koordje hier en daar met een steekje tusschen de kralen vastge-
hecht. Als men het borduurwerk heeft voltooid, dan moet de
cartonwerker het verder opmaken, hoewel men dit zonder veel
moeite zelve zou kunnen doen; in dat geval heeft men het ach-
ter- en voorblad naar de knippatronen van tamelijk dit carton
te knippen, met het borduurwerk en ook den achterkant met
voering of met papier van eene kleur die in overeenstemming
is met het geheel te bekleeden en de twee stukken met U en Z
aan elkaar te zetten. Rondom den buitenrand wordt de tasch
met een ruche en aan de punt van boven met een ringetje om
haar te kunnen ophangen voorzien.
Tuin-handschoen.
Afbeelding No. 45. Knippatroon, keerzijde van het Supplem.
No. VIII, Fig. 46 en 47.
Ten einde in den tuin en op wandelingen door bosschen en
velden tegen den invloed der zon en het steken van muggen be-
veiligd te zijn, kunnen wij den onder No. 45 afgebeelde hand-schoen aanbevelen, die de hand en ook een gedeelte van den arm bedekt. Hij is vervaardigd uit nanking, boven aan den
rand met een ruche, verder met vischgraatsteken versierd, en
aan de buitenzijde schijnbaar door vierkante glazen knoopen gesloten. Uit de bovengenoemde stof wordt naar Fig. 46 de
handschoen geknipt, waarbij men op de inslagen voor de naden
moet rekenen, naar fig. 47 het gedeelte van den duim; van boven
en van onderen krijgt de handschoen een zoom naar buiten toe om-
geslagen die op de bovenzijde wordt vastgestikt, waarbij men er te-
vens een dun elastiek koordje inlegt om hem beter te doen sluiten.
Langs de zoomen wordt de handschoen met eene rij vischgraatsteken ver-
sierd met eene kleur van zijde uitgevoerd donkerder als het nanking, waar-
mede men ook de 3 naden boven op het vlakke gedeelte van den handschoen na-
bootst. Rondom de afgeknipte randen van de insnijding op fig. 46 wordt insgelijks eene rij stiksteken genaaid,
aan de einden legt men er een
dicht gewerkt festonnetje
op en zet langs den zoom
de voorgeteekende knoo-
pen en knoopslussen,
om den handschoen
te kunnen dichtmaken.
Langs de randen van het gedeelte van den
duim loopt ook een
zoom met stikste-
ken en eene rij
vischgraatsteken,
het wordt van ster tot W aan elkaar genaaid en in den hand-schoen gezet zoo dat het met W op W en met X op X op het uit-snijdsel van den duim sluit. Op
den eersten legt
men nu eene patte
van de stof, langs de
lijn op fig. 46 aange-
geven, na alvorens met vischgraatsteken en glazen knoopen gegar-
neerd te zijn. Daarna
naait men den hand-
schoen, waarbij men ge-
lijktijdig de patte medevat,
met een achtersteeknaad
van Y tot Z toe en ver-
siert hem aan den rand
van boven met een
ruche 3 d. breed,
waarop eerst eene
rij vischgraat-steken genaaid
is.
Twee pa-
tronen voor
tapisserie-
werk.
Afbeelding No. 46 en 47. Gaas, kleuren van ze-phirwol, opge-
geven bij de ver-klaring der tee-
kens.
Deze tapis-
seriepatronen
kunnen voor de meest verschil-
lende doeleinden
gebezigd worden;
zij zijn geschikt voor
pantoffels, reistas-
schen, kussens en op
grover gaas uitgevoerd
ook voor tapijtjes en reisde-
kens. Het kleine vakje op de
afbeeld. No. 46 dat ui 9 zwarte
ruitjes bestaat en telkens in het midden van een tot een schuin vierkant gevormd figuur voorkomt, wordt met
den velourssteek ingevuld. Deze velourssteek wordt zoo
[3 Julij 1865. 3e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 123
No. 38. Gehaakte kant met franje.
No. 39. Patroon om een tullen kleedje
door te stoppen.