1 h. v. st. verbonden worden. Om de dichte ruiten te vervaardigen, haakt men
elk vierde gedeelte afzonderlijk in heen- en teruggaande toeren; aan de punt beginnende
zet men 3 steken op, haakt den 2 v. st. op de 2 eerste steken van het opzetsel, dan 1 kettingst., keert het werk om en haakt een toer v. st. daarop terug, terwijl
men gedurig door de achterste lus van de steken steekt, en in den eer-
sten en laatsten 1 steek meerdert. Op deze wijze worden onder bestendig
meerderen en het telkens aan het begin van den toer omkeeren van het werk 15 dusdanige toeren vervaardigd, waarvan de laatste 29 steken
bedragen moet. Daarna verbindt men vier zulke gedeelten tot eene ruit
en versiert elk gedeelte volgens afb. No. 32 met 5 naast elkander lig-
gende steken van witte zijde, die eene ribbe moeten omvatten, vervol-
gens met de gele zijde de rij kettingsteken die den naad moeten bedekken.
Wenscht men meer kleuren in de sprei te bezigen, zoo kan men voor de vier ge-
deelten van de ruit nog twee verschillende kleuren b. v. blaauw en rood, of an-
dere kleuren nemen. Nadat men voor de vereischte grootte van de sprei het ge-
noegzame getal rozetten en ruiten heeft vervaardigd, naait men ze volgens aanwijzing der afb.
aan elkander en omgeeft de buitenranden van de sprei met 5 toeren vaste steken in overeen-
stemming met de kleuren van de sprei, als ook met een toer franje 5 of 6 d. breed, die niet
wordt doorgeknipt, maar als lussen blijft hangen.
Mandje voor naaigereedschappen, visitekaardjes enz.
Afb. No. 33. Knippatr. keerz. v. h. Suppl. No. XVI. Fig. 71. Java gaas, hoogrood
satijn, 220 d. dikke roode che-
nille, carton, zephirwol in
verschillende nuancen.
Het java-gaas is in den laat-
sten tijd voor tapisseriewerk zeer gezocht, het
wordt met goed gevolg gebruikt voor verschillende
voorwerpen zooals werktaschjes, overtrekken voor
puddingvormen, hangtasschen, mandjes enz. Het
mandje bijv. waarvan wij hiernevens eene afbeel-
ding geven, en dat zeer gemakkelijk door de vrou-
wenhand kan vervaardigd worden is even lief van
vorm als bevallig opgemaakt. Het bestaat uit een
bodem en uit 6 afzonderlijke gedeelten die een weinig
omgebogen en met bor-
duurwerk op javagaas uit-
gevoerd zijn voorzien, ter-
wijl het carton er de noo-
dige stevigheid aan
geeft. De buitenrand is
met rood chenille ge-garneerd, hiermede zijn ook de naden aan
de binnenzijde van het
mandje bedekt, terwijl de buitenkant met rood satijn bekleed is. Bij het vervaar-
digen van dit mandje knipt men eerst uit het hierboven genoemde gaas, naar
Fig. 71 dat de helft van een gedeelte geeft 6 stukken en wel aaneen, en bor-
duurt op elk met den platten steek het op de afbeelding No. 33 verkleind
voorgestelde patroon dat uit rozeknoppen en groene bladeren bestaat. Een bor-
duurwerk met den ketting- of kruissteek, met den point russe of iets der-
gelijks zou mede voor dit voorwerp zeer geschikt zijn. De bodem bestaat uit een
zeshoek 11 d. in doorsnede. De onderste rechte lijn van een gedeelte is juist zoo
groot als één kant van den bodem, zoodat deze, volgens de gezegde maat zeer ge-
makkelijk geknipt, en daarna met borduurwerk voorzien kan worden. Als het bor-
duurwerk is uitgevoerd dan hecht men den bodem zoowel als de afzonderlijke vakjes
op stukken carton van dezelfde grootte, die eerst met rood of met eene andere kleur
van satijn bekleed zijn, en gemakkelijk een weinig naar buiten kunnen worden om-
gebogen zooals de afb. No. 33 dit aangeeft. Om van deze gedeelten een mandje
samentestellen, naait men ze aan de lange zijden aan den binnenkant aaneen,
waarbij men echter alleen maar door het satijn behoeft te steken. Eindelijk wordt
de bodem er ingezet, en aan de buitenzijde aan de gedeelten genaaid. Deze naad
wordt door een dik chenille koord bedekt, dat ook om al de randen van de ver-
schillende stukken en van den bodem binnen in het mandje heenloopt.
De schoonheid van het geheel kan door de phantasie van de vervaardigster
nog zeer verhoogd worden. Zoo kan men bijv. in plaats van javagaas, gekleurd
satijn nemen en hierop het borduurwerk met witte of gekleurde zijde, met den
platten steek uitvoeren en de chenille door een ruche dat in harmonie met het
geheel is doen vervangen, waardoor het mandje nog aan elegance zou winnen.
Een application op reps, laken of eene zijden stof zou veel eenvoudiger zijn,
maar toch ook een lief effect te weeg brengen.
Rand in application voor een lampekleedje.
Afb. No. 34. Bruin laken, wit laken, koordzijde in verschillende sterk
sprekende kleuren.
Het eigenaardig oorspronkelijke waardoor deze rand zich onderscheidt, be-staat voornamelijk in de figuren in den vorm van wapens, die uit wit laken ge-
knipt, op een donkeren grond geplakt, met borduurwerk versierd en er mede omge-
ven zijn. De afb. No. 34 geeft een gedeelte van het lampekleedje, welk patroon men
echter zeer gemakkelijk voor grootere voorwerpen van een anderen vorm of ook
als een recht loopende rand voor grootere kleeden kan gebruiken. De fond van ons
model is van bruin laken, hij is in overeenstemming met de kleuren die wij
verder voor dit werk gebruikt hebben, waardoor het geheel een zeer fraai en
harmonisch effect maakt; de figuren in den vorm van wapens worden op de-
zelfde wijze op het laken geappliqueerd als wij dit bij de venetiaansche pan-
toffel op bladz. 110 hebben beschreven. De figuren die er eerst worden opge-
plakt zijn daarna nogmaals met wijde festonneersteken van roode zijde op de
stof vastgehecht, bovendien legt men er nog eene rij steelsteken met witte
zijde omheen; de lijn die binnen in de figuur evenwijdig met den omtrek loopt
is met steelsteken met blaauwe zijde en de rij moesjes die zich tusschen de fes-
tonneersteken en deze lijn bevinden met zwarte zijde uitgevoerd. De bloemen
tusschen de witte figuren zijn met den platten steek, met roode, groene en
lilas zijde geborduurd, het arabeskenpatroon dat onder en tusschen de figuren voort-
loopt wordt door twee rijen steelsteken dicht naast elkaar, de bovenste van roode, de on-
derste van gele zijde gevormd. De sterretjes in de kleine bogen van het patroon zijn er
met blaauwe zijde met den point russe op gewerkt. De arabesken rand die zich
boven de figuren slingert is met groene zijde met den kettingsteek geborduurd.
Gehaakte gymnastiekpet voor knapen.
Afb. No. 35 en 36.
Deze muts of pet is bepaald zeer nuttig in het ge-
bruik en zeer gemakkelijk te vervaardi-gen. Hij wordt van grijs garen over
touw of koord gehaakt en de omgesla-
gen buitenrand met de met rood garen ingehaakte woorden, de zinspreuk van den gymnasticus, versierd. Boven en onder deze woorden loopt weder eene rij met roode steken. Bij het vervaardi-
gen van dezen pet begint men met den
bodem en wel in het midden met
rondloopende toeren en vormt daar-
van eene vlakke ronding door naar-
mate het noodig is hier en daar te
meerderen en het in-
legkoord niet te strak en ook niet te weinig aantehalen. Het aan-tal der toeren hangt natuurlijk van de
grootte der muts, of liever van het hoofd af. Daarna worden voor den binnen-
sten rand die door het vaster aanhalen van het inlegkoord gevormd wordt 17
toeren met een gelijk aantal steken gehaakt. De buitenste rand van de pet die
naar buiten is omgeslagen en een weinig afstaat, telt 15 toeren en wordt zooda-
nig gehaakt dat de steken als de rand is omgeslagen met de rechter zijde bovenop
komen. Hiertoe keert men na voltooijng van den laatsten toer van den binnen-
sten rand het werk om, en haakt nu in eene tegenovergestelde richting verder,
terwijl men steeds in de achterste liggende lus van den vorigen toer steekt.
Om dezen rand wat wijder te krijgen, wordt in den eersten toer ongeveer in el-
ken tienden steek eens en verder af en toe zoo veel gemeerderd dat de laatste
toer van den omgeslagen rand 35 tot 40 steken meer telt als de binnenste eerst
gewerkte rand. De woorden van de spreuk en ook de beide toeren waar zij tusschen
zijn gevat worden er zooals wij reeds hebben aangemerkt met rood garen ingehaakt,
waarbij men voor elk ruitje een steek rekent en den rooden draad die gelijk met het inlegkoord moet loopen, mede inhaakt. Het zal wel overbodig zijn aantemerken
dat deze pet, omdat hij zoo gemakkelijk te vervaardigen is, in verschillende grootten, ook voor volwassen liefhebbers van gymnastische oefeningen kan vervaardigd worden.
Tapisseriepatroon voor een gymnastiekgordel.
Afb. No. 37.
Bij de costumen voor gymnastische oefeningen waarvan wij in dit nummer de af-
beeldingen en de beschrijving geven, voegen wij als een zeer karakterestiek versiersel
dat daarbij behoort onder No. 37 het patroon van een gordel, waar op een geslingerd
lint de zinspreuk van den gymnasticus te lezen staat. De woorden in het lint zijn
er met kralen opgewerkt; de verklaring der teekens vindt men onder het patroon;
bladeren met groene wol geborduurd slingeren zich schijnbaar om het lint heen dat
zeer goed op een fond met den kruissteek met roode wol ingevuld uitkomt. Naar
den omtrek van de taille, zet men aan beide zijden van den gordel het borduurwerk
voort door naar verkiezing den fond te vervolgen of er een ander patroon, bijv.
die welke wij onder No. 55 en 56 in dit nummer geven bij te voegen en zoo den
gordel af te maken, die daarna ter verdere voltooijing in de handen van den zadel-
maker overgaat.
[3 Julij 1865. 3e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 121
No. 29. Tapisseriesteek.
No. 31. Gehaakte wollen sprei. verkleind.
No. 32. Gedeeltre van de gehaakte wollen sprei. Oorspronkelijke grootte.
No. 30. Kanten kaper. Knippatr. keerz. v. h.
Supplem. No. XI, Fig. 57 en 58.
No. 28. Tapisseriesteek.
No. 27. Fichu “Made-
van 10―12 jaar.
patr. keerz. v.
No. XII,
laine” voor meisjes
Achterzijde. Knip-
h. Supplement
Fig. 59 en 60.