in een kraag in den vorm van eene pelerine, die met kant en entre-deux is gegarneerd, en het bovenste
gedeelte geheel bedekt. In de voorstukken van de blouse bevinden zich smalle plooitjes, zij worden aan de voor-
zijde door vijf pattes dicht gemaakt; deze laatste zijn van geborduurde entre-deux, en kant vervaardigd en
worden beurtelings nu op de rechter dan aan de linkerzijde vastgeknoopt. Naar aanwijzing van het knippatroon
Fig. 21 legt men in een lap der stof de plooitjes en knipt daaruit dan twee gedeelten mede naar Fig. 21 waarbij
men op een omslag voor den zoom aan den voorkant moet rekenen. De overige gedeelten worden van de gladde
stof genomen; naar elk der Fig. 25, 27 en 28 knipt men twee afzonderlijke gedeelten, de Fig. 22, 23 en 24 en
26 aaneen, de dunne lijn geeft het midden aan. men legt nu aan den voorkant van elk voorstuk een zoom,
naait er de borstplooien in van kruis aan kruis tot het dubbele punt en van punt aan punt tot ster, en voorziet
beide voorstukken naar aanwijzing op het knipp. Met de noodige knoopen en knoopsgaten. Nu worden de rug en
voorstukken volgens de overeenstemmende letters aan
elkaar gezet, men rimpelt den rand van de blouse van onderen zooveel in tot dat men de wijdte van de taille
heeft en begint hiermede van het midden van den rug af
aan weerszijden tot aan punt, waar-
na de blouse tusschen een gladden
ceintuurband 3 d. breed wordt ge-zet. Men moet de pelerine van Q
tot R aan elkaar naaien, in de rond-
te met een geborduurd entre-deux
en met kant garneeren en aan het uitsnijdsel van den hals van de blouse zetten, waarbij T en ster op dezelfde teekens van de voor-stukken en den rug moet vallen. Nu wordt het kleine kraagje ver-vaardigd, door naar
aanwijzing van Fig. 24 op de gladde stof
een gebor-duurd en-
tre-deux te leggen,
en dit op de
bovenzijde
met festonneersteken op het neteldoek vast te hechten. De stof wordt er na-
derhand onderuit geknipt, waarna men rondom het kraagje een, een weinig
ingerimpeld kantje zet. Daarna wordt het tusschen de dubbele stof van het
halsboordje genaaid en wel zoo dat ster op ster en punt op punt valt; het boordje krijgt aan de voorzijde een knoop en een
knoopsgat om het te kunnen dicht maken
en wordt dan met de blouse en met de pe-
lerine verbonden zoodat S en T op elkaar sluiten. Naar Fig. 28 knipt men uit ge-
plooide stof het gedeelte voor de manchette,
waardoor het bovenste, korte gedeelte van de mouw, de vereischte lengte verkrijgt.
Deze laatste wordt namelijk naar de wijdte
van Fig. 28 ingerimpeld en aan de man-chette gezet zoodat U op U en V op V valt. Nu naait men de mouw van W tot X en
van IJ tot Z aan elkaar en garneert den rand van on-
deren met entre-deux en kant. Van boven wordt de
mouw naar de wijdte van het armsgat ingerimpeld en
met een ingeregen koordje er in gezet. Naar Fig. 29
vervaardigt men de pattes voor het garnituur van vo-
ren die uit tusschenzetsel en kant bestaan; drie wor-
den langs de lijn, woordelijk op het knippatroon aan-
geduid met punt aan punt op het rechter voorstuk ge-
zet zoodat de afgeronde einden die met een vetergaatje
zijn voorzien er los overheen liggen en op het tegen-
overgestelde voorstuk kunnen worden vastgemaakt.
Op het linker voorstuk worden de twee andere pattes
zoodanig gezet, dat zij de ruimte tusschen elke twee
pattes van het rechter voorstuk vullen, en de einden daar eveneens op den daartoe vereischten knoop vallen.
Twee soortgelijke pattes maken ook het garnituur van de mouw uit. Onder de Afb. No. 25 en 26 ziet men de
blouse aan de voor- en achterzijde voorgesteld.
Fichu “madelaine” voor meisje van 10―12 jaar.
Afbeelding No. 27. Knippatr., keerz. v. h. Supplement No. XII, Fig. 59 en 60.
Deze fraaie maar tevens zeer eenvoudige fichu, is zeer geschikt om elk lief kindercostuum te voltooien.
Zij is uit fijn, wit neteldoek vervaardigd, en rijk gegarneerd met kant, entre-deux en gekleurd fluweelen
lint, men zou echter voor deze fichu even goed zwarte
tullen en zwarte kant of de een of andere soortgelijke
witte stof, die goed gewasschen kan worden, kunnen
nemen. Naar Fig. 59 worden twee gedeelten uit ne-
teldoek geknipt, waarbij men op een inslag voor den
zoom van voren rekent, naar Fig. 60 een stuk aan-
een, de dunne lijn geeft het midden aan, eindelijk
nog twee reepen elk 6 d. breed en 56 d. lang voor het garnituur der epauletten aan beide zijden van de
fichu. Nadat men in de voorstukken den zoom heeft gelegd, zet men deze aan den rug van W tot X en
legt rondom de fichu een smal zoompje
met een dun wit koordje er tusschen om-
dat de schuingeknipte randen anders licht
zouden uitrekken. De beide reepen wor-
den insgelijks aan de twee dwarse zijden
en de eene lange zijde gezoomd, de andere
lange zijde wordt geplooid tot dat men de
wijdte van de ruimte op Fig. 59 en 60
hiervoor aangewezen heeft, en dan vlak
langs het ingenaaide koordje op de fichu gezet. De kant voor
het garnituur van ons
model is aan den effen
rand aan een entre-
deux genaaid waar-
door een gekleurd flu-weelen lintje is ge-
haald. Men heeft voor deze fichu 7½ el kant 2 d. breed, 385 duim entre-deux 1 d. breed, 5½ d. fluweelen
lint ½ d. breed noodig. Eerst moet men het entre-deux waar-door het fluweelen lint is gehaald rondom de fichu, lans den zoom van het rechter voor-stuk, om het uitsnijd-sel van den hals en langs de dunne lijn op Fig. 59 en 60 voorge-
teekend zetten, waardoor op den rug een punt wordt gevormd. Aan beide zijden van dit entre-deux wordt
nu eene gladde kant gezet, behalve aan de epauletten en op den rug waar zij alleen langs den buitensten lijn
van het entre-deux heenloopt. Op den rug krijgt dit laatste ook langs den binnenkant een smal kantje.
Het aanzetten van de epaulette wordt met twee entre-deux bedekt, waardoor fluweelen lint is gehaald,
deze worden dicht naast elkaar liggende op de fichu vastgenaaid. Rondom dit entre-deux loopt een, een
weinig ingerimpeld kantje. Met twee strikken van fluweelen lint 2 d. breed met lang afhangende einden wordt
het garnituur voltooid, zoo als men dit op de afbeelding No. 27 zien kan.
Twee verschillende tapisserie-steken.
Afbeelding No. 28 en 29. Zephirwol en floretzijde.
De patronen door de Afb. No. 28 en 29 voorgesteld, zijn
eene geheel nieuwe en fraaie variatie op het gebied van de ta-
pisserie-steken; zij zijn bijzonder geschikt voor pantoffels, rug-
kussens enz. en daar zij zeer gemakkelijk te vervaardigen zijn
aanbevelenswaardig. De in oorspronke-lijke grootte gegeven Afb. No. 28 stelt een geheel nieuwen en oorspronkelijken
steek voor, waarvoor men onafgedeeld
gaas schuin neemt en door afzonderlijke rijen kruissteken de grootte der ruiten
naar welgevallen afdeelt. De piquéach-tige vulling der ruiten wordt door een gelijkmatigen stiksteek gevormd, die af-wisselend over 1 en 2 schuinloopende
kruisjes van het gaas gewerkt en volgens
hunne richting in elke ruit verzet worden.
De nog onvoltooide ruit van de afb. toont duidelijk de ligging van de steken aan. Nadat de piquégrond op deze wijze vol-
tooid is, stopt men de rijen stiksteken met een witten of een zijden draad van eene af-stekende kleur door, daar men de korte steken op de naald
neemt en over de lange steken
den draad legt.
Afb. No. 29 toont een met sterren gevuld patroon aan,
die elk zooals de van onderen
nog onvoltooide rij aantoont, door 3 over elkander liggende groote kruissteken
gevormd worden; over het midden van dezen drievoudigen kruissteek wordt een
kleinere kruissteek (4 draden hoog en breed) van eene afstekende nuance gewerkt.
De over gebleven openingen tusschen de sterren zijn met een zelfden kruissteek
van lichtere zijde gevuld. Deze patronen zijn zeer gemakkelijk in alle groot-
ten en in harmonische zamenstelling van kleuren uit te voeren.
Kanten kaper.
Afb. No. 30. Knippatr., keerz. v. h. Supplem. No. XI, Fig. 57 en 58.
In een der vorige nummers van de Gracieuse, hebben wij bij
de beschrijving der zomerkapers ook van een model uit tullen en
kant bestaande, gesproken. Heden bieden wij onze abon-
nées de afbeelding en de knippatronen voor eene uit gezegde stof te vervaardigen kaper aan. Het hiernevens voorgestelde
model bestaat uit geweven kant met eene gekleurde
taffen voering, wij laten het echter aan den smaak
der dames over om naar verkiezing voor den bodem witte of zwarte kant, gebloemde tulle of eene andere
dergelijke stof die gewasschen kan worden, zooals ne-
teldoek of batist te nemen en deze in overeenstem-
ming met de kleur van de voering met strikken van
lint, ruches of kant te garneren. Uit de gekozen
bovenstof en de voering knipt men naar Fig. 57 en
58, den bodem en den kraag van de kaper aan-
een, de dunne lijn geeft het midden aan. De twee
gedeelten van de stof, (bovenstof en voering,) wor-den rondom aan elkaar verbonden, door in de
afgeknipte randen naar binnen toe een smal in-
slagje te leggen en ze dan met een steekje op elkaar vast te hechten. Nu legt men naar aanwijzing
van Fig. 57 eenige plooien in den bodem door kruis op punt te doen vallen en zet dezen van U tot V aan den
kraag. Het garnituur moet in overeenstemming zijn met de stof en de kleur van de kaper.
Gehaakte wollen sprei.
Afb. No. 31 en 32. Zephirwol in twee versch. kleuren (ons origineel zwart en blaauw) witte en gele floretzijde.
Het mozaïek patroon van deze sprei, ― dichte ruiten met den geribden haakst. En open gewerkte rozetten
maakt een fraai effect. Elk vierde gedeelte der dichte ruiten, van blaauwe wol, wordt afzonderlijk gehaakt, ver-
volgens aan elkander genaaid en op den naad met
kettingst. van gele en de moezen met witte zijde volg.
afb. No. 32 versierd, dat tevens de vierde gedeel-
ten van de ruit in verbinding met de open rozet
in oorspronkelijke grootte voorstelt. Voor de rozet
die van zwarte wol vervaardigd is, werkt men in
eene ronding van 8 kettingst., de 3 volg. toeren.
1ste toer. * 3 picots, (elke picot wordt uit 3 ket-
tingst. en 1 h. v. st. in den eersten kettingst. ge-
vormd), in den 2den steek 1 v. st., van * af nog
3 maal herhalen.
2de toer. 10 kettingst., waarvan de 4 eerste voor
een dubb. st. gerekend worden, * 1 v. st. in den
middelsten der 3 naast elkander zijnde picots, 5 ket-
tingst., 1 dub. st. in den tusschen de 3 picots liggende v. st. van den vor. toer, 5 kettingst., van * af nog 2
m. herhalen, dan 1 v. st. in den middelsten van de 3
laatste picots, 5 kettingst., 1 h. v. st. in den vijf-den van de 10 kettingst. van
dezen toer.
3de toer. 1 v. st. * 6 picots, 4 v. st. in de 4 volg. st. van den vor. toer ― dus geen steek overslaan, 5 picots, waar-mede men 1 st. overslaat, 4 v. st. in de 4 volg. st. van den vor. toer, 6 picots, 3 v. st. in de 3 naast aanliggende st.; van * af nog 3 m. herh. doch bij de derde herhaling werkt men in plaats van 3 slechts 2 v. st., die met den eer-sten v. st. van dezen toer door
120 DE GRACIEUSE. [3 Julij 1865. 3e Jaargang.]
No. 24. Chignonnetjes met kristallen kralen en collier “mignon.”
No. 22. Jurkje voor meisjes van 5―6 jaar. Knippatr. keerz.
v. h. Supplem. No. XIV, Fig. 63―69.
No. 25. Blouse met pelerine voor meisjes van 12―14 jaar. Voorzijde.
No. 26. Blouse met pelerine voor meisjes van 12―14 jaar. Achterzijde.
No. 23. Kieltje voor knaapjes van 6―8 jaar.
Knipp. keerz. v. h. Supp. No. X, Fig. 53―56.
Knippatroon, voorz. v. h. Supplem. No. IV, Fig. 21―29.