Onderrok met eene taille voor
meer bejaarde dames.
Afb. No. 36. Knippatr., keerz. van het Supplem.
No. XI, Fig. 37―39.
De rok en de voorste gedeelten der taille van dezen wit flanellen onderrok zijn aaneen geknipt. Bij het vervaardigen van den rok knipt men van wit flanel naar elk der fig. 37 en 38 twee gedeel-ten, naar fig. 39 een gedeelte langs het midden aaneen, men moet echter de omslagen van het knippatroon eerst afzonderlijk overnemen en dan aan het geheel hechten. Eerst zet men tegen den voorrand van elk der voorstukken een reep shir-ting 4 d. breed, boort ze met een ingeregen koordje, maakt er de voorgeteekende knoopsgaten in en zet er knoopen op. Hierop naait men in de beide voorstukken de voorgeteekende borstplooien,
knipt de overblijvende stof aan de binnenzijde tot op de breedte van een naad weg, en naait de afgeknipte randen zorg-vuldig om. als men in elk voorstuk de insnij-
ding, op het knippatroon woordelijk aangeduid heeft gemaakt, en de beide voorstukken van ster tot aan den onderrand aan elkaar genaaid, dan verbindt men fig. 37 tot 39 volgens de overeenstemmende cijfers en naait om het uit-
snijdsel van den hals en om het armsgat van den tot dusverre voltooiden rok een
ingeregen koordje. Hierop wordt een lap flanel 60 d. br. (lengte van den rok) en 120 d. lang van kruis tot punt aan de voorstukken gezet, om aan den rok de noodige wijdte te geven. Om den onderrand van den rok, met een smallen zoom voorzien, hecht men een wollen koord, in den bovenrand legt men naar de wijdte van den open ge-
bleven onderrand van de taille, plooien, en zet hem naar de over-
eenstemmende cijfers aan
de laatste. De inslagen
van de naden worden
aan de binnenzijde
met een smal reepje
shirting bedekt.
Taille met een gordel voor
knapen van 4 tot 6 jaar.
Afb. No. 37. Knippatr., keerz. van het
Supplem. No. XV, Fig. 53―55.
Ons model bestaat uit eene taille van grijs katoen, waar zich een soort schoot aansluit, deze vervangt de plaats van een gordel. De pantalon wordt aan elken zijnaad aan de taille geknoopt. Bij het vervaardigen van de taille knipt men van grijs katoen en eene dubbele laag stof naar fig. 54 twee gedeelten en re-
kent bij elk op een omslag 3 d. breed aan den achterrand, die aan het rechter gedeelte van den rug wordt omgezoomd, aan het linker
als een aangezetten reep dient, daarna knipt men naar fig. 53 een gedeelte aaneen. Voor
den schoot moet men van rood flanel naar fig. 55 eveneens twee gedeelten knippen. De gedeelten van den rug van de taille worden zooals wij dit hebben voorgeteekend, met knoopen en knoopsgaten voorzien en dan van 43 tot 44 en van 45 tot 46 zoodanig met de
voorstukken verbonden, dat de inslagen van de na-
den zich tusschen de beide lagen der stof bevinden. Rondom het armsgat en
het uitsnijdsel van den
hals wordt de taille met
een ingeregen koordje
geboord. Als de
beide gedeelten
[3 Februari 1867. 5e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 41
No. 36. Onderrok met eene taille voor meer bejaarde dames.
Knippatr., keerz. van het Supplem. No. XI, Fig. 37―39.
No. 39. Nauwtoeloopend rok met queue plooien. Voorzijde.
Knippatr., keer. van het Supplem. No. X, Fig. 32―36.
No. 35. Het uitvoeren van een naad van een taille.
No. 41. Het uitvoeren van de queue plooien.
No. 32. Handleiding tot het vervaardigen
van eene taille. Van binnen gezien.
No. 40. Nauwtoeloopende rok met queue plooien. Achterzijde.
No. 34. Het platzoomen van een ingeregen koordje.
No. 33. Het opnaaien van een ingeregen koordje.
No. 37. Taille met een gordel voor knapen
van 4―6 jaar. Knippatr., keerz. van het
Supplem. No. XV, Fig. 53―55.
No. 38. Kleedje met eene hooge taille voor meisjes van 14―16 jaar.
Voor- en achterzijde. Knippatr., keerz. van het Supplem. No. XIII, Fig. 44―48.
van den schoot van voren in het midden aan elkaar zijn genaaid, waarbij de afgeknipte randen aan beide zijden van den naad, plat op de stof worden gezoomd, dan legt
men rondom den buitenrand festonneersteken van roode wol, uitgenomen aan den
bovenrand, waar hij met 47 en 48 op dezelfde cijfers vallende, tusschen de dub-
bele stof van de taille wordt gezet. eindelijk worden er de knoopen, om den pan-
talon te kunnen vastmaken, volgens onze aanwijzing opgezet.
Kleedje met eene hooge taille voor meisjes van 14―16 jaar.
Afb. No. 38. Knippatr., keerz. van het Supplem. No. XIII, Fig. 44―48.
Dit kleedje is eigenlijk kort; als men het echter bij meer gekleed toilet wil gebrui-
ken, dan draagt men er een langen tweeden rok onder, waarop langs den onderrand
een reep van de stof van het kleedje van de noo-dige breedte is gezet. Ons model bestaat uit grijs
linsey, het garnituur van de taille uit schuine reepen van dezelfde stof met taffen strookjes 2 d. breed omzet; het aanzetten van de strookjes wordt bedekt met een smal zwart fluweelen lintje. De nauwtoeloopende rok is van onderen in schel-pen uitgesneden, aan de binnenzijde met een reep der bovenstof, verder met een strookje voorzien, dat van boven met een rij fluweelen lint is afge-
sloten. Het vervaardigen van de taille, waar-
voor wij met fig. 44 tot 48 het fatsoen geven, geschiedt op dezelfde wijze, als door de beschrij-ving behoorende bij afb. No. 32, “handleiding tot het vervaardigen van eene taille” is ver-
klaard. Wij merken slechts aan dat bij het aan elkaar zetten van de vooraf gegarneerd halve mouwen, het gedeelte garnituur van de onderste
helft over de bovenste helft van de mouw vallen
en er volgens de overeen-stemmende cijfers op moet worden gehecht. Het bo-
vengenoemde garnituur moet volgens de afb. op
de taille worden gelegd, de strookjes kunnen in plaats van taf, uit dezelfde stof van het kleedje bestaan. Voor de ceintuur neemt men een reep der stof 5 d. breed, het dichtmaken wordt bedekt met een lus van de stof op dezelfde wijze gegarneerd.
Nauwtoeloopende rok met
queue plooien.
Afb. No. 39―41. Knippatr., keerz.
v. h. Supplem. No. X, Fig. 32―36.
In plaats van de breede stolpplooien van achteren in het midden van den rok, komen sedert korten tijd, de uit vroegere dagen bekende queue plooien weder in aanmerking. Ons model van grijs linsey woolsey is met deze soort van plooien (of rimpels)
voorzien (zie afb. No. 40). Bij het
vervaardigen van dezen rok knipt
men van de genoemde stof naar
elk der fig. 33―36 twee ge-
deelten, naar fig. 32 een ge-
deelte langs het midden aaneen. Al deze gedeelten moeten echter aan den onderrand gelijkmatig tot op de noodige lengte worden voortgeknipt. Nu zet men fig.
33―36 volgens de overeen-
stemmende cijfers aan elkaar,
waarbij in den naad van de
achter- met de achter-zij-
baan de ruimte van 7 tot
ster open blijft voor de
split en in de voor-
en voor-zijbaan
aan elken kant
voor het zakje.
Men legt in
den afgeknipten rand van de eerste een smal zoompje, in
elk der twee andere splitten hecht men een naar binnen
hangend zakje van shirting en bedekt de split daarna
met een patte. Deze laatste bestaat uit afzonderlijke
bladvormige figuren, van bovenstof, gaas voor
voering, en een boordsel samengesteld en met
een ingeregen koordje er op gezet. Tegen den
onderrand wordt aan de binnenzijde een reep
gaas 30 d. br. en een reep bovenstof 10 d.
breed gezet, bovendien een gedraaid zijden
koord er tegen genaaid. In den bovenrand
van den rok, waarvan de stof aldaar 1 d. br. naar binnen wordt omgeslagen,
legt men telkens van het dubbele punt tot kruis langs de voorgeteekende lijnen queue plooien, de gladde lijnen betee-
kenen de binnenvouw, de gepunte lijnen de buitenvouw van de plooien. Afb. No.
41 geeft duidelijk de ligging van de plooien te zien. Wij bevelen echter dringend aan de plooien volgens de afb. niet slechts aan den bovenrand, maar ook 1½ d. lager vast te naaien. Eindelijk wordt de rok aan een boord van bovenstof en voering, 3 d. breed en van de
noodige wijdte gezet.
Kaper “Catalane.”
Afb. No. 42. Knippatr.,
voorz. v. h. Supplem.
No. VII, Fig. 26 en 27.
Dit model is van wit ca-
chemir vervaardigd en
met zwart kanten