De Gracieuse 3 February 1866 | Page 6

Om ons model na te maken knipt men eerst uit de

bovenstof, van watten en van voering, naar elk der

Fig. 1 en 2 twee gedeelten, naar Fig. 3 een ge-

deelte aaneen langs de dunne lijn die het midden

aangeeft, evenzoo voor elke mouw naar Fig. 4

twee stukken, waarvan het onderste gedeelte den

veresichten vorm verkrijgt door de afwijkende lij-

nen te volgen. Voor den capuchon knipt men naar

elk der Fig. 5 en 6 een ged. aaneen, langs de dunne

lijn die het midden aangeeft, maar alleen van bo-

venstof en voering. Eerst stikt men de gedeelten

watten en voering die bij elkaar behooren door,

daarna hecht men er de bovenstof zeer nauwkeu-

rig op, naait in de voorstukken de

borstplooien van punt tot kruis, en

voorziet het linker voorstuk zooals wij

dit hebben voorgeteekend met knoo-pen, het rechter met de noodige

knoopsgaten. Daarna zet men de ge-

deelten van het jaquetje volgens de

overeenstemmende letters op de knip-

patronen aan elkaar; het zijpand Fig.

2 moet hierbij in de taille van B tot

kruis, en aan den rand van onderen

van C tot punt over den rug heenval-

len. Langs den buitenrand wordt de

voering tegen de bovenstof genaaid;

het spreekt van zelf dat de watten langs

de naden een weinig uitgeplozen moeten

worden. Als de gedeelten van de mouw

van H tot J en van K tot L aan elkaar zijn genaaid, dan legt men tegen den

onderrand van de mouw aan de binnen-

zijde, een taffen reep en zet de eerste zóó

dat L op L van het voorstuk valt in het

armsgat, waarbij men onder den arms,

door de beide kruisen op het punt te

hechten, twee plooien legt. De beide gedeelten van den capu-

chon moeten, nadat van elk de bovenstof en de voering aan den rand van boven tegen elkaar zijn genaaid, volgens de

gelijkluidende letter verbonden worden. Fig. 6 het boven-

ste gedeelte of de revers wordt daarbij van M tot

ster een weinig ingehaald. Nu zet men den

capuchon volgens de overeenstemmende tee-

kens aan het uitsnijdsel van den hals van

de jaquette, en boort dit met een inge-

regen koordje. Om het garnituur

rondom den buitenrand van de

jaquette, op den capuchon en op de mouwen te leggen zal, als men de afbeelding

raadpleegt, geen zwarigheid opleveren, evenmin als het versieren van den

rug met kwasten en knoopen.

Gehaakte damesshawl.

Afb. No. 35 en 36. 1 lood witte, ½ lood gekleurde florawol,

2 met witte zijde overspannen kwastenknoopen.

Het luchtige weefsel van dit shawltje dat door haakwerk

met dubbele florawol verkregen wordt een zeer goed eene

boa vervangt, wordt met de Afb. No. 36 in oorspron-

kelijke grootte voorgesteld. De donkere strepen

vormen aan beide zijden van den shawl een rand,

en zijn aan ons model met ponceau florawol

gehaakt, de fond daarentegen met witte

wol. Men zet met dubbele witte wol en

met eene tamelijk dikke haaknaald nog

al los 170 st. op die uitgerekt eene

lengte van even zooveel duim

geven en haakt steeds op eene

en dezelfde zijde, met moet

dus den draad voor elken

toer op nieuw aan-

hechten en aan het

einde weder af-

knippen, op

de volgende wijze:

* men slaat den draad

om de haaknaald even als

voor een stokje, steekt in

de voorste lus van den naast-

aanzijnden opzetsteek en haalt

door dezen en door den omslagdraad

eene lus, daarna haakt men het stokje

af door eene lus door beide steken die

zich op de naald bevinden te halen. Van *

af herhalen tot aan het einde van den toer.

Deze 1ste toer wordt ook met witte wol ge-

haakt dan volgen aan ons model drie gekleurde toe-

ren telkens met een witten er tusschen, hierop 12 w.

toer. dan weder nogmaals drie gekl. toer. met een w. er

tusschen en eindelijk nog een witte toer. Men knoopt nu de

einden van de draden bij elkaar, haalt het haakwerk aan de beide

dwarszijden in en zet er kwasten aan, die elk uit een bosje van gekl.

florawol 11 d. lang en overspannen kwasten knoopen gevormd zijn.

afbeeldingen geven No. 37 en 39 de patronen in oorspronkelijke grootte, No. 38 en 40 toont de

bewerking op een vergroote schaal aan.

Het patroon Afb. No. 37 geeft verschoven rui-

ten te zien, samengesteld door lijnen met kruis-

steken die schuin in twee tegen overgestelde rich-

tingen loopen en op elk gaatje met wit katoen zijn

uitgevoerd. elk van deze witte ruiten, sluit weder

een ruitje in, met zeer fijne zwarte zijde met den

kettingsteek gewerkt, en hierin bevindt zich weder een wit sterretje. De afb. No. 38 geeft het pa-

troon tot op verschillende hoogten uitgevoerd te

zien en maakt dus eene verdere be-

schrijving overbodig; de zwarte ket-

tingsteken zijn daar om dit duidelijk voor te stellen weggelaten, maar kunnen toch op de afb. No. 37 genoegzaam worden waargenomen. In betrekking tot de kruissteken merken wij nog aan, dat elke

steek door dezen tweemaal over

een oogje van de tulle te naaien gevormd wordt. De afb. No. 38

geeft eenige slechts eens over-naaide gaatjes te zien. Voor de tweede maal worden zij in de-zelfde richting overgenaaid, men

moet echter zorgen dat de bo-

venop ligende schuine steek in

die gaatjes wordt gestoken waarin

de draad zich bij den eersten keer

onder bevindt. Eerst werkt men

al de kruissteken in ééne, en

dan allen in de tegenovergestelde richting. Voor de sterretjes geeft

de vergroote afbeelding twee ver-

schillende wijzen van bewerking

aan; dat aan de linkerzijde geeft den meest sierlij-

ken vorm.

Het patroon Afb. No. 39 geeft schuine strepen

te zien, afwisselend eene rij witte moezen met een

zwart randje, en twee rijen met den point de roseau; voor beiden geeft de

Afb. No. 40 eene voldoende handleiding.

Twee borduurpatronen

voor dasjes, portefeuilles, si-

garenkokers enz.

Afb. No. 48 en 49.

De zeer karakterestieke

tooneeltjes zijn geheel en al ingericht voor borduursels in den thans

heerschenden smaak, die hiertoe zeer gaarne voorstellingen en groe-

pen uit de dierenwereld kiest. Wij hebben er in de Gracieuse

nu en dan reeds op gewezen, zoodat deze modellen wel in

zeker opzicht het verrassende der nieuwheid missen, maar

toch zeker met genoegen ontvangen zullen worden. Men

kan deze patronen voor verschillende doeleinden ge-

bruiken; zij zijn geschikt ter versiering van das-

jes, portefeuilles, sigarenkokers, en ook als fond

voor flacon- en andere soortgelijke kleedjes.

Op onze modellen zijn de dieren met ge-

kleurde zijde met den platten steek ge-

borduurd, de schakeering laten wij aan

den smaak der dames over. Om

deze patronen goed uit te voeren

moet men eenige bedrevenheid

in het borduren verkregen

hebben; aan weinig ge-

oefende handen raden

wij aan om de dieren

van gekleurde taf

te appliqueeren,

er een randje

met zeer kleine

steelsteken omheen

te leggen en den vorm

van het lijf eveneens

met steelsteken aan te ge-

ven. De heesters en struiken

worden met den moesjessteken en

den point russe, met dezen

laatsten in vereeniging met den plat-

ten steek, het gras op den bodem ge-

borduurd. Wanneer men een nog fraaier

effect wenscht te verkrijgen, dan kan men

den aardbodem met een lapje gekleurde taf

of krip appliqueeren en hierop het borduurwerk

uitvoeren.

Gedurende dezen winter zullen wij nog steeds gelegenheid

hebben, rijk gegarneerd rokken onder getrousseerde japonnen

te zien. De meest gelief koosde patronen hiervoor blijven nog altijd

dubbele palmen van zwart fluweel die er met witte zijde met den kett.

op zijn genaaid; zwart fluweelen punten met glazen kralen of knoopen

bevestigd, randen met ruiten in den vorm van een schaakboord, van twee

kleuren fluweelen lint gevlochten, bijv. zwart en violet, grijs en blauw,

zwart en rood.

Guipure kant wordt tegenwoordig veel gebruikt en kan zeer goed door haakwerk

worden nagebootst. Vele dames houden zich gaarne met dit handwerkje bezig en

menig werkdoosje wordt langzamerhand gevuld, met groote en kleine guipure

ruiten; men maakt deze vakjes in voorraad gereed, wel wetende dat ze te eeniger tijd

goed te pas zullen komen.

42 DE GRACIEUSE. [3 Februari 1866. 4e Jaargang.]

No. 36. Gedeelte van het haakwerk voor het

dameshawltje. Oorspronkelijke grootte.

No. 40. Bewerking van de figuur van kant.

No. 39. Vergroot.

Twee patronen van kant op tulle.

Afb. No. 37―40. Goede tulle die gewasschen kan worden, fijn wit ga-

ren, zeer fijne zwarte naaizijde.

Bij het vervaardigen van alle voorwerpen tot de lingerie behoorende zooals:

kragen, manchetten, dasjes, mutsen, zakdoeken enz. heeft men steeds gelegenheid

deze kantsteken aan te wenden. Beide patronen zijn niet alleen geschikt om den ge-

heelen bodem van een mutsje te bewerken, men kan deze kantsteken ook in vereeni-

ging met fransch borduursel op linnen, batist of neteldoek aanbrengen. Hiervan le-

vert de gladde manchette op bladz. 38 onder No. 12 afgebeeld het bewijs; de be-

schrijving geeft daaromtrent nog eene nadere aanwijzing. Van de hierbovengenoemde

No. 37. Patroon van kant op tulle.

Oorspronkelijke grootte.

No. 35. Gehaakt

dameshawltje.

No. 41. Haakwerk voor tafel- en canapékleedjes,

antimacassers enz.

No. 39. Patroon van kant op tulle.

Oorspronkelijke grootte.

No. 38. Bewerking van de figuur v. kant. No. 37. Vergroot.