Om ons model na te maken knipt men eerst uit de
bovenstof, van watten en van voering, naar elk der
Fig. 1 en 2 twee gedeelten, naar Fig. 3 een ge-
deelte aaneen langs de dunne lijn die het midden
aangeeft, evenzoo voor elke mouw naar Fig. 4
twee stukken, waarvan het onderste gedeelte den
veresichten vorm verkrijgt door de afwijkende lij-
nen te volgen. Voor den capuchon knipt men naar
elk der Fig. 5 en 6 een ged. aaneen, langs de dunne
lijn die het midden aangeeft, maar alleen van bo-
venstof en voering. Eerst stikt men de gedeelten
watten en voering die bij elkaar behooren door,
daarna hecht men er de bovenstof zeer nauwkeu-
rig op, naait in de voorstukken de
borstplooien van punt tot kruis, en
voorziet het linker voorstuk zooals wij
dit hebben voorgeteekend met knoo-pen, het rechter met de noodige
knoopsgaten. Daarna zet men de ge-
deelten van het jaquetje volgens de
overeenstemmende letters op de knip-
patronen aan elkaar; het zijpand Fig.
2 moet hierbij in de taille van B tot
kruis, en aan den rand van onderen
van C tot punt over den rug heenval-
len. Langs den buitenrand wordt de
voering tegen de bovenstof genaaid;
het spreekt van zelf dat de watten langs
de naden een weinig uitgeplozen moeten
worden. Als de gedeelten van de mouw
van H tot J en van K tot L aan elkaar zijn genaaid, dan legt men tegen den
onderrand van de mouw aan de binnen-
zijde, een taffen reep en zet de eerste zóó
dat L op L van het voorstuk valt in het
armsgat, waarbij men onder den arms,
door de beide kruisen op het punt te
hechten, twee plooien legt. De beide gedeelten van den capu-
chon moeten, nadat van elk de bovenstof en de voering aan den rand van boven tegen elkaar zijn genaaid, volgens de
gelijkluidende letter verbonden worden. Fig. 6 het boven-
ste gedeelte of de revers wordt daarbij van M tot
ster een weinig ingehaald. Nu zet men den
capuchon volgens de overeenstemmende tee-
kens aan het uitsnijdsel van den hals van
de jaquette, en boort dit met een inge-
regen koordje. Om het garnituur
rondom den buitenrand van de
jaquette, op den capuchon en op de mouwen te leggen zal, als men de afbeelding
raadpleegt, geen zwarigheid opleveren, evenmin als het versieren van den
rug met kwasten en knoopen.
Gehaakte damesshawl.
Afb. No. 35 en 36. 1 lood witte, ½ lood gekleurde florawol,
2 met witte zijde overspannen kwastenknoopen.
Het luchtige weefsel van dit shawltje dat door haakwerk
met dubbele florawol verkregen wordt een zeer goed eene
boa vervangt, wordt met de Afb. No. 36 in oorspron-
kelijke grootte voorgesteld. De donkere strepen
vormen aan beide zijden van den shawl een rand,
en zijn aan ons model met ponceau florawol
gehaakt, de fond daarentegen met witte
wol. Men zet met dubbele witte wol en
met eene tamelijk dikke haaknaald nog
al los 170 st. op die uitgerekt eene
lengte van even zooveel duim
geven en haakt steeds op eene
en dezelfde zijde, met moet
dus den draad voor elken
toer op nieuw aan-
hechten en aan het
einde weder af-
knippen, op
de volgende wijze:
* men slaat den draad
om de haaknaald even als
voor een stokje, steekt in
de voorste lus van den naast-
aanzijnden opzetsteek en haalt
door dezen en door den omslagdraad
eene lus, daarna haakt men het stokje
af door eene lus door beide steken die
zich op de naald bevinden te halen. Van *
af herhalen tot aan het einde van den toer.
Deze 1ste toer wordt ook met witte wol ge-
haakt dan volgen aan ons model drie gekleurde toe-
ren telkens met een witten er tusschen, hierop 12 w.
toer. dan weder nogmaals drie gekl. toer. met een w. er
tusschen en eindelijk nog een witte toer. Men knoopt nu de
einden van de draden bij elkaar, haalt het haakwerk aan de beide
dwarszijden in en zet er kwasten aan, die elk uit een bosje van gekl.
florawol 11 d. lang en overspannen kwasten knoopen gevormd zijn.
afbeeldingen geven No. 37 en 39 de patronen in oorspronkelijke grootte, No. 38 en 40 toont de
bewerking op een vergroote schaal aan.
Het patroon Afb. No. 37 geeft verschoven rui-
ten te zien, samengesteld door lijnen met kruis-
steken die schuin in twee tegen overgestelde rich-
tingen loopen en op elk gaatje met wit katoen zijn
uitgevoerd. elk van deze witte ruiten, sluit weder
een ruitje in, met zeer fijne zwarte zijde met den
kettingsteek gewerkt, en hierin bevindt zich weder een wit sterretje. De afb. No. 38 geeft het pa-
troon tot op verschillende hoogten uitgevoerd te
zien en maakt dus eene verdere be-
schrijving overbodig; de zwarte ket-
tingsteken zijn daar om dit duidelijk voor te stellen weggelaten, maar kunnen toch op de afb. No. 37 genoegzaam worden waargenomen. In betrekking tot de kruissteken merken wij nog aan, dat elke
steek door dezen tweemaal over
een oogje van de tulle te naaien gevormd wordt. De afb. No. 38
geeft eenige slechts eens over-naaide gaatjes te zien. Voor de tweede maal worden zij in de-zelfde richting overgenaaid, men
moet echter zorgen dat de bo-
venop ligende schuine steek in
die gaatjes wordt gestoken waarin
de draad zich bij den eersten keer
onder bevindt. Eerst werkt men
al de kruissteken in ééne, en
dan allen in de tegenovergestelde richting. Voor de sterretjes geeft
de vergroote afbeelding twee ver-
schillende wijzen van bewerking
aan; dat aan de linkerzijde geeft den meest sierlij-
ken vorm.
Het patroon Afb. No. 39 geeft schuine strepen
te zien, afwisselend eene rij witte moezen met een
zwart randje, en twee rijen met den point de roseau; voor beiden geeft de
Afb. No. 40 eene voldoende handleiding.
Twee borduurpatronen
voor dasjes, portefeuilles, si-
garenkokers enz.
Afb. No. 48 en 49.
De zeer karakterestieke
tooneeltjes zijn geheel en al ingericht voor borduursels in den thans
heerschenden smaak, die hiertoe zeer gaarne voorstellingen en groe-
pen uit de dierenwereld kiest. Wij hebben er in de Gracieuse
nu en dan reeds op gewezen, zoodat deze modellen wel in
zeker opzicht het verrassende der nieuwheid missen, maar
toch zeker met genoegen ontvangen zullen worden. Men
kan deze patronen voor verschillende doeleinden ge-
bruiken; zij zijn geschikt ter versiering van das-
jes, portefeuilles, sigarenkokers, en ook als fond
voor flacon- en andere soortgelijke kleedjes.
Op onze modellen zijn de dieren met ge-
kleurde zijde met den platten steek ge-
borduurd, de schakeering laten wij aan
den smaak der dames over. Om
deze patronen goed uit te voeren
moet men eenige bedrevenheid
in het borduren verkregen
hebben; aan weinig ge-
oefende handen raden
wij aan om de dieren
van gekleurde taf
te appliqueeren,
er een randje
met zeer kleine
steelsteken omheen
te leggen en den vorm
van het lijf eveneens
met steelsteken aan te ge-
ven. De heesters en struiken
worden met den moesjessteken en
den point russe, met dezen
laatsten in vereeniging met den plat-
ten steek, het gras op den bodem ge-
borduurd. Wanneer men een nog fraaier
effect wenscht te verkrijgen, dan kan men
den aardbodem met een lapje gekleurde taf
of krip appliqueeren en hierop het borduurwerk
uitvoeren.
Gedurende dezen winter zullen wij nog steeds gelegenheid
hebben, rijk gegarneerd rokken onder getrousseerde japonnen
te zien. De meest gelief koosde patronen hiervoor blijven nog altijd
dubbele palmen van zwart fluweel die er met witte zijde met den kett.
op zijn genaaid; zwart fluweelen punten met glazen kralen of knoopen
bevestigd, randen met ruiten in den vorm van een schaakboord, van twee
kleuren fluweelen lint gevlochten, bijv. zwart en violet, grijs en blauw,
zwart en rood.
Guipure kant wordt tegenwoordig veel gebruikt en kan zeer goed door haakwerk
worden nagebootst. Vele dames houden zich gaarne met dit handwerkje bezig en
menig werkdoosje wordt langzamerhand gevuld, met groote en kleine guipure
ruiten; men maakt deze vakjes in voorraad gereed, wel wetende dat ze te eeniger tijd
goed te pas zullen komen.
42 DE GRACIEUSE. [3 Februari 1866. 4e Jaargang.]
No. 36. Gedeelte van het haakwerk voor het
dameshawltje. Oorspronkelijke grootte.
No. 40. Bewerking van de figuur van kant.
No. 39. Vergroot.
Twee patronen van kant op tulle.
Afb. No. 37―40. Goede tulle die gewasschen kan worden, fijn wit ga-
ren, zeer fijne zwarte naaizijde.
Bij het vervaardigen van alle voorwerpen tot de lingerie behoorende zooals:
kragen, manchetten, dasjes, mutsen, zakdoeken enz. heeft men steeds gelegenheid
deze kantsteken aan te wenden. Beide patronen zijn niet alleen geschikt om den ge-
heelen bodem van een mutsje te bewerken, men kan deze kantsteken ook in vereeni-
ging met fransch borduursel op linnen, batist of neteldoek aanbrengen. Hiervan le-
vert de gladde manchette op bladz. 38 onder No. 12 afgebeeld het bewijs; de be-
schrijving geeft daaromtrent nog eene nadere aanwijzing. Van de hierbovengenoemde
No. 37. Patroon van kant op tulle.
Oorspronkelijke grootte.
No. 35. Gehaakt
dameshawltje.
No. 41. Haakwerk voor tafel- en canapékleedjes,
antimacassers enz.
No. 39. Patroon van kant op tulle.
Oorspronkelijke grootte.
No. 38. Bewerking van de figuur v. kant. No. 37. Vergroot.