122 DE GRACIEUSE . [ 26 Juni 1867 . 5 e Jaargang .]
reepen van dezelfde stof elk 2½ d . breed gegarneerd . Deze schuine reepen zijn er aan de lange zijden met een satijnen biesje zonder inlegkoord opgenaaid , aan de onderste lange zijde is bovendien zijden franje 5 d . breed gezet , zij reiken van de voorste hoeken aan het uitsnijdsel van den hals tot van achteren in het midden , waar zij een spitse punt vormen ( zie de afb .). Een rozet op dezelfde wijze als die van afb . N o . 46 bladz . 92 van dezen jaargang , van grosgrain , een satijnen biesje en zijden franje 7 d . breed vervaardigd , bedekt de spits van de punt en tevens het aanzetten van de afhangende einden elk 50 d . lang ; twee soortgelijke rozetten zijn van voren aan de hoeken van het uitsnijdsel van den hals gehecht . De einden zijn van grosgrain , gaas , lustrine voor voering en satijnen biesjes samengesteld , aan de bovenste dwarszijde 2½ , aan de onderste 5 d . br .; aan de onderste dwarszijde is er franje 7 d . breed tegen gezet . Op het staande kraagje zijn volgens de afbeelding kleine puntjes van grosgrain genaaid , het aanzetten wordt langs het midden bedekt met een schuinen reep grosgrain 1½ d . breed , met een satijnen biesje versierd . Deze reep wordt op dezelfde wijze vervaardigd als de reep garnituur afb . N o . 52 op bladz . 92 van dezen jaargang . Een tweede soortgelijke reep is tusschen de twee breedere reepen gelegd . Bij het vervaardigen van de mantille knipt men van grosgrain naar elk der fig . 1 ― 3 twee gedeelten , van fig . 1 en 2 moet men echter vooraf de omslagen afzonderlijk overnemen en daarna zoodanig aan het geheel hechten , dat zij denzelfden vorm verkrijgen als op het Supplement op een 16 . verkleind is voorgeteekend . Eerst zet men de gedeelten van den rug van achteren in het midden aan elkaar , en daarna volgens de overeenstemmende cijfers met een dubbelen naad den rug en de voorstukken , elk voorstuk moet slechts van 2 tot 3 op den rug worden gestikt . Hierop vormt men van achteren in het midden van de mantille de bovengenoemde stolpplooi , door kruis op punt te hechten , zet tegen den buitenrand van de mantille een reep lustrine 5 d . breed die er aan de eene lange zijde met stiksteken op de bovenzijde uitgevoerd , aan wordt bevestigd . Aan het uitsnijdsel van den hals naait men de mantille tusschen de dubbele stof van het staande kraagje en legt er dan naar de gedeeltelijk aanwijzing op de knippatronen en volgens de afbeelding het garnituur op .
N o . 37 . Handschoen om bij het strijken aan te trekken . Binnenzijde .
N o . 35 . Borduurpatroon voor den paletot afb . N o . 28 en 29 . de stof van het kleedje , op hetwelk men de ceintuur dragen wil , bovendien van gaas om er tusschen te leggen en lustrine voor voering naar fig . 47 een gedeelte langs de dunne lijn in het midden aaneen , de stof schuin genomen , verder naar fig . 48 vijf stukken . De gedeelten van de ceintuur worden met een ingeregen koordje er tusschen , aan elkaar gezet , de stof van de patten tegen elkaar genaaid . Als men de ceintuur met de voorgeteekende knoopsgaten , verder met de noodige knoopen en langs den bovenrand met kralengrelots heeft voorzien , dan hecht men rondom de patten , uitgenomen aan den bovenrand , eveneens kralengrelots , naait ze volgens aanwijzing op de knippatronen op de ceintuur en bedekt het aanzetten met soortgelijke grelots .
Paletot “ Arabella .”
Afb . N o . 32 ― 34 . Borduurpatroon , keerz . van het Supplem . N o . XIV , Fig . 44 .
Deze paletot van zwart grosgrain is aan den onderrand in punten uitgesneden , met lustrine gevoerd en met een rijk garnituur van plat zwart zijden koord , geslepen kralen en kralen franje versierd , waar zich kwastjes van gekrulde zijde aansluiten ; de onderrand van den paletot is met franje gegarneerd . Het koord is rondom den buitenrand van den paletot met 5 rechte rijen er opgenaaid , telkens met eene rij kralen er tusschen , bovendien worden aan den onderrand en op de mouwen van den paletot , van koord en kralen groote figuren gevormd door kleine figuren , alleen van kra-
N o . 36 . Handschoen om bij het strijken aan te trekken . Van buiten gezien .
Knippatr ., voorz . v . h Supplem . N o . VIII Fig . 24 ― 26 . len vervaardigd , gescheiden . Wij hebben met fig . 44 een gedeelte van het patroon op het Supplement gegeven , afb . N o . 34 stelt echter het bovenste gedeelte van een der figuren voor , dat alleen met kralen wordt uitgevoerd . Voor het fatsoen van den paletot kan men de knippatronen behoorende bij afb . N o . 31 en 32 op bladz . 89 van dezen jaargang nemen , men behoeft echter op hetgeen aldaar is voorgeteekend geen acht te slaan maar den buitenrand volgens de afbeelding in punten uit te knippen . Het aanzetten van het kleine staande kraagje wordt bedekt met een vlecht van zwart zijden koord , waarvan de einden met kwasten versierd dienen , om den paletot dicht te maken .
N o . 34 . Borduurpatroon voor den paletot
Afb . N o . 32 en 33 .
Paletot voor meer bejaarde dames .
Afb . N o . 28 , 29 en 35 . Borduurpatroon , keerz . van het Supplement N o . XV , Fig . 45 en 46 .
Het garnituur van bruin zijden koord , fijne zwarte chenille en geslepen zwarte kralen is op dezen wijden paletot van zwart persaan zeer nieuw en ongemeen . Voor het fatsoen kan men de knippatronen nemen van den paletot afb . N o . 31 en 32 op bladz . 89 van dezen jaargang , het spreekt van zelf dat alleen de omtrekken in aanmerking komen . Wij geven met fig . 45 op het Supplem . bij dit nummer , het borduurpatroon voor den rand langs den buitenkant , met fig . 46 een der arabesken die van den schouder uit , de voorstukken en den rug garneeren , en op dezelfde wijze op de mouwen voorkomen . Afb . N o . 35 stelt echter een der figuren van het patroon uit koord , chenille en kralen samengesteld , in oorspronkelijke grootte voor , de partijen met chenille uitgevoerd zijn met den platten steek geborduurd . De buitenrand van den paletot is gegarneerd met een rand reps met opgenaaide kralen en bruinzijden koord versierd , waar zich eene franje van zwarte gekrulde zijde en kwastjes van zwart en bruin zijden koord aansluit . Het aanzetten van het kleine staande kraagje wordt bedekt met een vlecht van zwart en bruin zijden koord , elk der einden ongeveer 50 d . lang , waarmede de paletot tevens wordt dichtgemaakt , is versierd met een kwast van zwart en bruin zijden koord .
N o . 38 . Gehaakt kleedje om strijkijzers op af te vegen .
N o . 39 . Ceintuur met een strik . Knippatr ., keerz . v . h Supplem . N o . XIII Fig . 43 .
N o . 42 . Gedeelte van den geborduurden rand voor de talma . Bij afb . N o . 4 . Ceintuur met patten .
Afb . N o . 31 . Knippatr ., keerz . van het Suppl . N o . XVI , Fig . 47 en 48 .
Dit model , een breede ceintuur , waar zich in den vorm van een schoot vijf patten aansluiten , is vervaardigd van zwarte taf , en met zwarte kralengrelots versierd . Bij het vervaardigen knipt men van zwarte of gekleurde taf of van
Handschoen om bij het strijken aan te trekken .
Afb . N o . 36 en 37 . Knippatr ., voorz . v . h . Suppl . N o . VIII , Fig . 24 ― 26 .
Een hand waarvan de huid niet erg verhard is , heeft bij het
N o . 41 . Borduurpatroon ter versiering van blousen , robes enz .
strijken altijd veel van de hitte van het ijzer te lijden ; de hand wordt rood , zwelt op en doet pijn . Van al deze ongemakken wordt men op eenmaal bevrijd door het gebruik van den handschoen door afb . N o . 36 en 37 voorgesteld , die bij het strijken aan de rechter hand wordt getrokken . Men vervaardigdt den handschoen van wit of grijs linnen en knipt hieruit naar elk der fig . 24 en 25 een gedeelte , naar fig . 26 den duim , men moet echter het linnen schuin nemen . De gedeelten fig . 24 en 25 worden naar de cijfers verbonden , de buitenranden en de split fig . 25 gezoomd , de naden met smal rood wollen veterband bedekt , dat met voorsteken van roode zijde wordt bevestigd . Het overige garnituur wordt naar het knippatr . en de afb . met hetzelfde veterband uitgevoerd , de split met een lus van elastiek band bij elkaar gehouden . Men zoomt den bovenrand van den duim , naait hem van 42 tot 43 aan elkaar , en voegt hem zóó dat 36 op 36 en 43 op 39 valt in den handschoen .
N o . 44 . Gedeelte van het gepunte garnituur voor paletots , talma ’ s enz .
Breede ceintuur met een schoot .
Afb . N o . 30 . Knippatr ., voorz . van het Supplem . N o . VII , Fig . 22 en 23 .
Deze ceintuur is vervaardigd van zwarte taf , zij is met wit lustrine gevoerd , met wit gitten galon gegarneerd en met doorloopende figuren , van lange witte gitten en kleine ronde kristallen kralen gevormd , versierd . Bij het vervaardigen van dit model knipt men van taf , stijf gaas om er tusschen te leggen , en lustrine voor voering naar elk der fig . 22 en 23 twee gedeelten , zet elk der beide gedeelten bovenstof , voering en gaas van achteren in het midden aan elkaar , rijgt de bovenstof op het gaas , en voert er dan volgens de afbeelding en naar de gedeeltelijke aanwijzing op de knippatronen de doorloopende figuren op uit . Hierop voorziet men de beide gedeelten met het lustrine , zet de ceintuur met een achtersteeknaad volgens de overeenstemmende cijfers aan den schoot , bedekt de inslagen van de naden met wit taffen lint , boort de ceintuur langs den buitenrand met zwart taffen lint en legt er het gitten galon op . Eindelijk wordt de ceintuur met eenige haken en oogen voorzien .
N o . 40 . Strik voor de ceintuur . Tweederde der oorspronkelijke grootte . Bij afb . N o . 39 .
N o . 43 . Gedeelte van het geborduurde gepunte gatnituur voor den paletot voor meisjes . Bij afb . N o . 2 en 3 .
Beschrijving van de borduurplaat .
Fig . 1 Schortje voor kinderen van 2 jaar , van nansoek en clunykant , br o de r ie a n g l a is e . Fig . 2 . Helft van het stukje . Fig . 3 . Rand . Fig . 4 . Zakje voor het schortje . Het schortje moet met den zoom medegerekend die 4 d . breed is , 48 d . lang wezen ; de armsgaten tamelijk rond worden uitgesneden , als ook naar voren en naar achteren een weinig schuin afgeknipt om het stukje te kunnen aanzetten . Aan laatstgenoemd moet de stof langs de gestipte lijn , ( het voorste gedeelte ) schuin worden genomen , zoodat de draad van achteren recht loopt , van voren en van achteren wordt van het stukje 11 d . voor het aanzetten van het schortje genomen , het overige gedeelte vormt de mouw . Fig . 5 en 6 . Mutsje op neteldoek , de bladeren worden met tulle geappliqueerd . Fig . 7 . Hoek voor een zakdoek , boven den zoom een entredeux en rondom een clunykantje . Fig . 8 . Helft van den kraag . Fig . 9 . Manchette . Fig . 10 . Helft van den kraag . Fig . 11 . Manchette , het midden van het hart wordt van tulle genomen en met een kantsteek doorgestopt . Fig . 12 . Rond bakerkussen , op neteldoek . Fig . 13 . Chemisette , met breed en smal veterband opgenaaid . Fig . 14 . Patroon voor een dasje . Fig . 15 en 16 . Randen voor kinderschortjes . Namen voor point russe en wit borduurwerk . Alphabet van A tot K .