[ 26 Juni 1867 . 5 e Jaargang .] DE GRACIEUSE . 123
Gehaakt kleed voor het afwrijven van strijkijzers . Afbeelding N o . 38 .
Bij het strijken van gesteven linnengoed komt het dikwijls voor , dat de stijfsel van het vochtige linnen aan het ijzer kleeft , waardoor het strijken moeielijk en het linnen onooglijk wordt . Om dit te voorkomen , moet men het ijzer bij het strijken dikwijls reinigen ; daarvoor is het kleedje afbeelding N o . 38 zeer geschikt . Het model is van grijs garen over touw gehaakt . Van laatstgenoemd worden volgens de afbeelding kleine hoogopstaande lussen of picots gevormd , die het kleed ruw en hard maken en de stijfsel van het ijzer afnemen , zoodra men het daarop afwrijft . Ter vervaardiging van het kleedje , dat aan ons model 30 d . lang en 20 d . breed is , zet men met het garen de genoemde lengte op en haakt in heen en teruggaande toeren met den bekenden geribden haaksteek over het touw , met vaste steken , gedurig in de achterste lus van den steek stekende . In elken 2 . toer van het werk maakt men na elken vijfden steek , van het touw eene lus , van ongeveer ½ d . lengte , doch de lussen moeten in verloop van het werk , zooals de afbeelding aantoont verzet worden . De buitenrand van het kleed wordt met een rand met moezen omgeven , die naar de beide volgende toeren zonder touw gehaakt worden .
1 . toer . 1 v . st . ( vaste steek ) in een steek van den buitenrand . * Men houdt de lus van den zooeven gehaakten steek op de naald , zonder hem intusschen in aanmerking te nemen en werkt dan een moes stokjes in den volgenden steek : 2 stokjes , 3 dubbele stokjes , 2 stokjes , eerst bij het afwerken van het laatste stokje haalt men den draad door alle drie de lussen die op de naald zijn , als ook door de eerst overgeblevene lus . Dan volgt 1 v . st . in den volgenden steek . Van * af herhalen .
2 . toer . 1 stokje in den 1 . v . st . van den vorigen toer . * 3 kettingsteken , met deze slaat men de moes van den vorigen toer over , dan in den volgenden v . st ., zonder de op de naald zijnde lus in aanmerking te nemen , 3 dubb . st ., 3 driev . st ., 2 dubb . st ., 1 st ., bij het afwerken hiervan haalt men den draad even als bij het werken van de vorige moezen door alle drie de lussen die op de naald zijn . Van * af herhalen .
Ceintuur met een strik . Afb . N o . 39 en 40 . Knippatr . keerz . van het Supplement N o . XIII , fig . 43 .
Deze ceintuur is vervaardigd van zwart grosgrain , het dichtmaken van voren in het midden wordt bedekt met een strik van grosgrain , waarvan de lussen en einden met reepen van dezelfde stof zijn geboord . Bij het vervaardigen van de ceintuur knipt men eerst van linnen en van stijf gaas om er tusschen te leggen naar fig . 43 een gedeelte langs het midden aaneen , hecht hierop volgens de afbeelding een schuinen reep grosgrain in drie plooien geschikt en naait tegen de binnenzijde van de ceintuur tot dusverre voltooid een reep lustrine . De strik wordt volgens afb . N o . 40 die hem op 2 / 3 der oorspronkelijke grootte voorstelt , van grosgrain en lustrine samengesteld en dan op de ceintuur genaaid .
Borduurpatroon ( rand ), voor een tafelkleed , portières enz . Afbeelding N o . 45 .
Dit patroon wordt met verschillende kleuren van filozelle op laken of reps met den platten- knoopjes- en kettingsteek in application van zijde uitgevoerd . Dit borduurwerk komt op een lichten grond bijzonder fraai uit . Als men een donkerkleurig kleed met een zoodanigen rand wil voorzien , dan kan men laatstgenoemden van lichter grondstof vervaardigd en daarna in de rondte tegen het kleed naaien . De filozelle kan ook door koordzijde vervangen worden ; levendige afstekende kleuren zijn bijzonder aan te bevelen . Volgens ons model is het geappliqueerde van blauwe taf ; de donkerste gedeelten met den platten steek zijn met zwarte zijde gewerkt ; de ronde moezen met den platten steek geborduurd zijn alle geel , de rand rondom de groote bloemen wordt met rood-bruine , de knoopjes met roode zijde gewerkt . De stelen , bladeren en ranken zijn in eene groene , de kleine bloemen in eene paarse schakeering genomen . De ketting- en knoopjessteek aan den buitenrand zijn met roode en roodbruine zijde , de punten in groene , paarse , oranje en roode zijde uitgevoerd .
Patroon ter versiering van blousen , japonnen enz .
Afbeelding N o . 41 .
Dit figuur kan met verschillende grondstoffen vervaardigd worden , al naar mate men stoffen die gewasschen moeten worden of andere stoffen daarmede wenscht te versieren . Zoo kan men b . v . voor het borduren van wit piqué of alpacca zwarte of bruine flora of cordonnet ( andalouse ) wol , op eene blauwe of zwarte grondstof witte koordzijde , of eindelijk in overeenstemming met de laatste mode , op een fond naar verkiezing , verschillende kleuren van florawol nemen . De steken die voor het borduren hierbij gebezigd worden zijn de steel- , ketting- , festonneer en platte steek . Dit patroon kan ook zeer goed voor een rand gebezigd worden , terwijl dan het onderste bladvormige figuur op bepaalde afstanden aan den steel herhaald en voortgezet wordt .
Gepunt garnituur voor paletots , talma ’ s enz .
Afbeelding N o . 44 .
Dit garnituur is ontleend aan een kinderpaletot van wit piqué waarop het patroon met blauwe andalousewol is uitgevoerd . De ronde moezen zijn volgens de afbeelding gefestonneerd , de buitenrand van de punten is gegarneerd met twee rijen wit soutache waar overheen wijde festonneersteken met blauwe florawol zijn gewerkt .
Twee knoopen voor dassen . Afbeelding N o . 46 en 47 .
Knoopen van dassen ; door de genoemde afbeeldingen voorgesteld zijn tegenwoordig zeer in de mode . De knoop afbeelding N o . 46 is van blauw taffen lint 2 d . breed en witte kant 3 d . breed ver
N o . 45 . Borduurpatroon ( rand ) voor een tafelkleed , portières enz .