De Gracieuse 22 March 1867 | Page 5

tot dusverre voltooide canesou volgens de afbeel-

ding met de bovenvermelde blonde en het fluwee-

len lint. In dit laatste wordt aan de spits van de punt eene plooi gelegd evenals in de blonde aan de einden van de echarpes. De overblijvende stof van de plooien aan de verkeerde zijde wordt wegge-

knipt. De fichu wordt aan de zijden door middel van de ceintuur fig. 14 en 15 dichtgemaakt, deze

gedeelten worden met verschillende lagen tulle bedekt, zooals dit op het knippatroon is

aangewezen met fluweelen lint gegar-

neerd, met haken en oogen voorzien

en volgens de overeenstemmende cijfers

aan de canesou gezet.

Ceintuur “Castillane.”

Afb. No. 83.

Deze ceintuur van zwart reps lint 5 d. breed vervaardigd is met afzonder-

lijke kralen 3 d. lang, verder

daar de trekken hierdoor soms den vorm ver-

liezen. Ophalen worden niet omgeregen, de schoonheid er van bestaat in de fijnheid en re-

gelmatigheid van de steken, zij worden met den

schuinen steelsteek gewerkt (zie afb. No. 16) gewerkt. De richting van de steken bij ophalen

en hoofdtrekken moet van de linker naar de rechter zijde een weinig schuin afloopend zijn, en geen trek mag eene afwijkende ligging van ste-

ken hebben, daar de schoonheid van

het borduren

van namen ge-

deeltelijk in

de dichtheid

van de steken, de scherpte van de omtrekken,

deels in de

steeds gelijke

richting van de steken ligt. Over het geheel moet het borduurwerk meer op een reliefachtig

schrift, als op borduurwerk gelijken. De gothische letters zijn moeie-

lijker dan de latijnsche, door de vele trekken en krullen in de teeke-ning. De uitvoering, die overigens op gelijke wijze als van de latijn-

sche letters geschiedt, vereischt eenige oefening in het borduren.

Afbeeld. No. 70. De letter U in latijnsch schrift. De fijne zwarte stippen zijn van zwarte zijde vervaardigd waarmede men de steken van de ophalen omwerkt, aan de hoofdtrekken echter even als bij

het stoppen doorgeregen.

Afbeelding No. 71. De letter C in gothisch schrift. De rand rond-

om de trekken en den ophaal zijn met zwarte zijde gewerkt.

Afbeelding No. 72. De letter B is in het midden afgedeeld en met

den platten steek geborduurd.

Afbeelding No. 73. De let-

ter O is met stiksteken ge-

werkt; laatstgenoemde zijn op kleine afstanden met kruissteken

van zwarte zijde overwerkt.

Afbeelding No. 74. Letter R

met den platten en stiksteek.

Afbeelding No. 75. Letter B

met den schuinen steel- en cordonneersteek.

Afbeelding No. 76. Letter G met den point

russe met zwarte zijde.

Afbeeld. No. 77. Geborduurde cijfers.

Deze worden evenals de letters met den schuinen

platten- en steelsteek, de pun-ten met den knoopjessteek, volgens afbeelding No. 20 ge-

werkt, zij worden ook hier

en daar een weinig opge-

vuld.

Fichu met een schoot.

Afbeeld. No. 78 en 79. Knippatr. keerz. v. h. Supplem.

No. IX, fig. 33―35.

Deze fichu van zwart gebloemde zijden tulle, is gegarneerd met

zwarte kant 8 d. br., met kanten tusschenzetsel 2 d. br., langs den buitenrand met schelpen voorzien, en met taffen lint 3 d. breed dat er gedeeltelijk glad opgenaaid, gedeeltelijk in ruches en strikken is geschikt. Bovendien is de fichu doorloopend versierd met opge-

naaide rijgkralen. Bij het vervaardigen van de fichu knipt men van effen als ook van gebloemde zwarte tulle naar elk der fig. 33 en 34 twee gedeelten; alleen van effen tulle en eene dubbele laag stof,

naar fig. 35 twee gedeelten langs het midden aaneen. Eerst rijgt men de gedeelten

bovenstof op de effen tullen en zet de fig. 33 en 34 volgens de overeenstemmende cijfers aan elkaar. Nu garneert men de tot dusverre voltooide fichu, langs den buitenrand volgens de afbeelding met de kant met kralen versierd, en met de taf-

fen ruchu. De schoudernaad wordt bedekt met een taffen lint 19 d. lang met opgenaaide kralen; men hecht een soort-gelijk 22 d. lang op den zij-

naad. Aan de onderste dwars-randen zijn de hoeken van deze einden lint zoodanig naar binnen omgevouwen dat men aldaar een punt verkrijgt, die

evenals eene patte afhangt en

met een grelot wordt versierd. langs

den buitenrand van de fichu wordt

het aanzetten van de kant en het strookje bedekt met het bovenge-

noemde tusschenzetsel dat tevens den verbindingsnaad, met lint

versierd, afsluit. Op de beide ge-

deelten tulle naar fig. 35 geknipt, vormt men volgens de afbeelding een strik van het bovengenoemde lint; de voorste strik krijgt twee einden elk 20 d. lang met opgenaaide kralen, de punt van onderen wordt met een grelot versierd. De fig. 33 en 34 worden daarna van voren en van achteren in het midden aan el-kaar gezet, terwijl men er volgens de overeenstemmende cijfers fig. 35

nog ophecht.

Canesou van tulle.

Afb. No. 80 en 81. Knippatr. voorz. van het Suppl. No. II,

fig. 12―15.

Deze elegante canesou is op eene gracieuse wijze van witte mechel-

sche tulle, witte blonde 5 en 2 d. br., en rood fluweelen lint 2 en 1 d. breed samengesteld, en met zwarte rijgkra-

len versierd. Bij het vervaardigd van de canesou knipt men van mechelsche tulle naar elk der fig. 12 en 13 een gedeelte aaneen, naar elk der fig. 14 en 15 twee gedeelten. Nu legt

men op den rug en op de voorstukken vol-

gens aanwijzing op

het knippatroon

plooien en zet fig. 12 en 13 op den schouder van 27 tot 28 met een

dubbelen naad aan elkaar. De afgeknipte randen van de canesou worden in de rondte smal naar de rechter zijde omgeregen. Hierop garneert men de

[22 Maart 1867. 5e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 65

Afbeelding No. 58. Bloem met den platten steek. ― Afbeelding No. 59. Ko-

renaar in point de minute. ― Afbeelding No. 60. Bloem in point de mi-

nute. Laatstgenoemde steek is bij deze figuur over een dicht op-

vulsel uitgevoerd, dit soort van bewerken is voor reliefachtige bloe-

men aan te bevelen.

Afbeelding No. 61―63. Klokken in relief borduur-

werk. Zooals bij afb. No. 42 en 45 vermeld is, wordt ook deze bloem gedeeltelijk afzonderlijk vervaardigd. Afb. No. 63 geeft het relief gedeelte uitgespreid te zien. Voltooid zijnde, wordt dit gedeelte langs de gestipte lijn op afb. No. 62 ― deze geeft het binnenste ge-deelte van de bloem ― er op gehecht, zooals uit afb. No. 61 is waar

te nemen.

Afbeeld. No. 64. Bloem in appli-

cation gebor-

duurd. Voor het borduren in application

moet men steeds twee ver-

schillende of lagen van dezelf-de stof nemen. Hetzij men neteldoek appliqueert op tulle, of tulle op tulle, of ne-

teldoek op neteldoek. Eerstgenoemde wordt het meest gebruikt en is het fraaiste soort voor appliqueeren; wij geven alzoo dit, zon-der onze lezeressen daardoor in de keus van andere stoffen te willen beperken, daar de uit-

voering van het applica-

tionwerk toch hetzelfde

blijft. Men hecht hier-

voor het neteldoek, nadat het patroon er op is overgedragen

op de tulle, rijgt de omtrekken met kleine \steekjes om en cordon-

neert deze met fijn katoen, zonder de stof in te trekken. De aderen worden met den rechten steelsteek gewerkt. Nadat het geheele

werk voltooid is knipt men met een fijne, scherpe borduurschaar het neteldoek langs de buitenste omtrekken uit, zoodat de tulle een geheel klaren grond vormt. (Zie afb. No. 64). Het uitknippen van het neteldoek moet met groote zorgvuldigheid gescheiden, daar de fijne tullen draden zeer gemakkelijk kunnen worden doorgesneden.

Afbeelding No. 65 en 66. Twee smalle randen. De uit-

voering hiervan verkrijgt men door die soorten van borduurwerk die wij hiervoor beschreven hebben. Er blijft hier alleen te vermel-den, dat bij het werken van afb. No. 66 de buitenste festonnen

eerst, dan de gefestonneerde rij, die er aangrenst en eindelijk het

overige gewerkt wordt. De rand om de moezen is met den knoopjessteek naar afb. No. 20

vervaardigd. De wieltjes in elk midden van afb. No. 65 worden met zeer fijn ga-

ren in een toer losse festonneerlussen ge-werkt, die daarna in een tweeden toer met den draad nogmaals omwonden worden,

zooals de afbeelding aantoont.

Afbeelding No. 67―69. Drie open genaaide tus-

schenzetsels die verkleind, ook als versieringssteek bij de laddersteek, of voor den buitensten rand van een borduurwerk, ook als op zich zelf staande als tus-schenzetsels kunnen ge-

bruikt worden. De bewer-

king is gelijk aan die van

den laddersteek. Voor het tus-

schenzetsel, afbeelding No. 67, maakt men bij het omrijgen tus-

schen de omtrekken telkens twee knoopjes, door een zeer kleinen af-stand van elkander gescheiden, daar men de naald hetzij dicht

aan den buitensten omtrek of aan het zoo even voltooide knoopje plaats, en voor elk hiervan de naald viermaal met den draad omwindt, zooals de afb. aantoont; de omwin-dingen van de draden worden met den linker duim vast gehouden, daarna haalt men de naald door alle draden, waarbij de omwindingen worden dicht gehaald. Het feston-

neeren van de gebogen omtrekken geschiedt eerst, nadat alle knoopjes vervaardigd zijn, eindelijk wordt de

stof er onder uitgeknipt.

Afbeelding No. 68 is eene varia-

tie van den schuinen laddersteek; de uitvoering hiervan is even-

zoo, als reeds bij het blad No. 45 verklaard is.

Afbeelding No. 69. De kruisgewijze gespannen draden worden in

twee rijen met den gewonen kruisnaad, zooals de afbeelding het door de lijnen met zwarte streepjes geteekend aan-

duidt, uitgevoerd. De rechte buitenste

omtrek wordt gefestonneerd; eindelijk werkt men de wieltjes in verband met elkander, zooals het bij de sterfiguur afb. No. 51

beschreven is en de nog los liggende draad van de onvoltooide

figuur aantoont.

Afbeelding No. 70 tot 76. Gebor-duurde letters. Tot slot nog iets over het borduren van letters, namen en

cijfers voor linnengoed. Om dit te leeren is het latijnsche schrift het gemakkelijkst, dus is het het beste hiermede een aanvang te nemen. Het omrijgen en opvullen van de hoofdtrekken moet bij het borduren van letters evenzoo in acht worden opgenomen, als bij het borduren met den platten steek; men moet niet al te dik opvullen,

No. 48. Bloem met den

platten steek.

No. 47. Fond van het blad

met dik borduursel.

Bij afb. No. 45.

No. 36.

No. 50. Omnaaide

kraal. Bij afb.

No. 49.

No. 51. Sterfiguur met den platten steek.

No. 65. Rand.

No. 49. Bloem met den

platten steek.

No. 46. Helft van een blad met

dik borduursel. Bij afb. No. 45.

No. 52. Figuur met den

stiksteek en den point

de reprise geborduurd.

No. 53. Figuur met den platten en

den laddersteek geborduurd.

No. 72. Geborduurde

letter.

No. 73. Geborduurde

letter.

No. 54. Bloem met den platten steek.

No. 55. Roos met den platten steek.

No. 57. Geborduurd viooltje.

No. 58. Bloem met den plat-

ten steek.

No. 59. Aar met den point

de minute.

No. 56. Blad met den plat-

ten steek. Bij afb. No. 55.

No. 60. Bloem met den

point de minute.

No. 74. Geborduurde letter.

No. 75. Geborduurde letter.

No. 61. Klokkebloem

met dik borduursel.

No. 62. Binnenste ge-

deelte van de klokke-

bloem. Bij afb. No. 61.

No. 63. Gedeelte van de klokkenbloem dik geborduurd.

Uitgespreid gezien. Bij afb. No. 61.

No. 71. Geborduurde

letter.

No. 70. Geborduurde

letter.

No. 75. Geborduurde letter.

No. 68. Genaaid tusschenzetsel.

No. 64. Bloem in applica-

tionborduurwerk.

No. 66. Rand.

No. 67. Genaaid tusschenzetsel.

No. 69. Genaaid tusschenzetsel.

No. 77. Geborduurde cijfers.