De Gracieuse 2 September 1865 | Page 5

Guipure knoopwerk.

Afbeelding No. 21―27. Fijn glansgaren.

Daar wij het hier beschrevene werk de algemeene belangstelling

waardig achten, zoo komt het ons niet overbodig voor, onze leze-ressen, die eerst in later tijd den kring der abonnées vergroot hebben, opmerkzaam te maken op de fraaie patronen voor guipure knoopwerk reeds vroeger gegeven, inzonderheid daar dit werk met de uitvoerigste aanwijzingen en regelen, ook in betrekking tot de vervaardiging

van den eenvoudigen geknoopten grond, beschreven is; voor eene

geheele herhaling ontbreekt het ons thans echter aan plaatsruimte.

De beide ruiten onder Afb. No. 21 en 24 voorgesteld kunnen

zoowel voortgezet voor een doorloopend patroon, als ook afzon-

derlijk of met grootere ruiten gebezigd worden; het laatste

echter zullen wij in ons volgende nummer met een daarbij be-

hoorende rand, nader bespreken. Afzonderlijk zijn de ruiten ter versiering van lingeriën aan te bevelen, b. v. in hoeken van

kragen, manchetten, dasjes enz. ― nog fijner bewerkt als de

hier voorgestelde, ter garneering van hemden, als heden onder No. 31 gegeven. In dit geval worden de geknoopte ruiten in

plaats van de geborduurde ingezet ― wanneer zij goed geschikt

worden, zijn zij voor geheele kragen en manchetten zeer aan

te bevelen.

Voor elk der beide ruiten wordt een geknoopten grond van 7 gaatjes in de hoogte

en breedte vereischt. Ofschoon het guipurewerk het gemakkelijkst en zuiverst wordt uitgevoerd wanneer men het knoopwerk in een raam spant, zoo is het echter voor deze

kleine ruiten even geschikt om ze op stijf papier recht en vlak uit te spannen.

Ruit. Afbeelding No. 21.

Het patroon dat de eerste rondom loopende rij gaatjes vult, is de zoogenaamde “point d’esprit.”, dien wij volgens de Afbeelding No. 22 duidelijk voor-stellen. Hij bestaat uit een heen en een teruggaande gewerkte rij losse, in elkander gewerkte festonneer-steken. Het kleine kruisje op afb. No. 22 voorgetee-

kend toont het begin van de eerste rij festonneerste-

ken aan. De vier hoekfiguren door den point

d’esprit ingesloten, zijn in “point de reprise

(stopsteek) gewerkt en bestaan elk uit vier naar ver-schillende richting over een ruitje uitgevoerde pijlen,

die in het midden waar zij zich kruisen door een ge-vlochten radje of wieltje verbonden zijn. Afbeelding

No. 23 hel-

dert den

point de reprise op. In het mid-den van eene figuur begint men het werk, zooals op ge-noemde afb. door a is aan-gewezen, van a tot b toont

deze eene vol-tooide figuur aan, van a

tot c eene in

hare bewerking; de beide door een kruisje aan-gewezen gaatjes zijn voor het opnemen der beide andere pijlen bestemd, waarna men tot

het middelpunt terugkeert en aldaar het radje

volgens Afb. No. 21 duidelijk voorgesteld in point de reprise werkt. Bij de vier

pijlen, waarvan de punten aan de middelste ruit van het geknoopte gedeelte grenzen,

voert men den draad elk in zijn verband over genoemd ruitje en omwindt ze alsdan met nog vier festonneersteken (point d’esprit). Door het garen om het een of andere geknoopte stokje

te winden, of het door een van de pijlfiguren

heen te steken, gaat men zonder den draad af

te knippen of op nieuw weder te beginnen tot

die plaats over, waar men het werk wenscht

voort te zetten.

Ruit. Afbeelding No. 24.

Even als bij de vorige ruit is ook bij deze de

eerste rij gaatjes met den point d’esprit uit-

gevoerd. hieraan sluiten zich in de volgende

rij gaatjes zoogenaamde gefestonneerde bosjes aan, welke echter de vier ruitjes in de hoeken

onbewerkt laat. Afbeelding No. 25 toont de be-

werking van de gefeston-neerde bosjes aan, daar zij vergroot een voltooid en een nog niet te zamen ge-haald bosje, beide in los liggende draden voortstelt. Van de plaats met een klein kruisje aangewezen uit-gaande, verbindt men den draad aan een knoop van het knoopwerk, werkt om het aangrenzende met a

aangewezen geknoopte stokje

twee vaste festonneersteken, slaat den draad om het stokje b, werkt daarna weder twee vaste festonneer-steken om het stokje a en gaat op deze wijze voort, totdat het stokje

a acht festonneersteken, het stokje

b drie lussen van den draad heeft; dan omwindt men de lussen zooda-

nig, als de afb. het door c duide-

lijk voorstelt, haalt deze omwinding

vast aan, werkt nog een festonneer-

steek om het stokje a en gaat tot

de volgende ruit over, om het tweede bosje uit te voeren. Afb. No. 24

toont de verdere bewerking der bos-

jes aan, die een vierkant van gaat-

jes insluiten. Het laatste is met eene

ster versierd, waarvan de bewerking,

insgelijks met festonneersteken, door Afb. No. 26 en 27 wordt opgehel-derd. De acht punten van de ster

vullen vier recht tegenover elkan-der liggende gaatjes; het in het midden van de ster open blijvende ruitje is op beide afb. met een punt aangewezen, zoodat men zich om-trent de plaatsing der eerst uit te voeren punten van de ster gemakke-lijk oriënteeren kan. Men verbindt

[2 September 1865. 3e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 157

No. 21. Ruit in guipure knoopwerk.

No. 19. Bewerking van het driekwastige

vlechtwerk van koord. Eerste ge-

deelte. Verkleind.

No. 26. Bewerking van Afb. No. 24.

No. 27. Bewerking van Afb. No. 24.

No. 20. Bewerking v. h. drie-

kwastige vlechtwerk v. koord.

Tweede gedeelte. Verkleind.

No. 18. Driekwastig vlechtwerk

v. koord voor schellebanden enz.

Oorspronkelijke grootte.

den draad aan den knoop a en werkt volgens de duidelijk aanwijzing

der afb. No. 26 de festonneersteken om twee in een rechten hoek te-

genover elkander zijnde geknoopte stokjes; en wel afwisselend twee

steken om het loodrechte, een steek om het andere, het aan de

middelste ruit grenzende stokje; zoodat het laatste, bij het dicht aan-

schuiven van de steken, tot de helft, het eerst genoemde stokje ge-

heel gevuld wordt. Van het half gevulde stokje, dus van de op Afb.

No. 27 met b aangeduide plaats af, slaat men den draad naar aanwij-

zing van de laatste Afb. om knoop c en voert van daar af in tegen-

overgestelde richting de tweede punt uit, waarvan de voltooiing van

den laatsten steek insgelijks op plaats b gemaakt moet worden; men steekt dan tusschen beide punten in de nog open ruimte van de naast

aan zijnde geknoopte ruit, steekt de naald door de bij c zichtbare lus

van den draad door, en werkt van c af de ster voort, daar men in

elk ruitje door een kruis aangewezen twee punten van de ster werkt.

Over de voltooide ster heen werkt men het op de Afb. No. 24 voor-

gestelde kruisfiguur, dat in de vier nog ledige ruitjes in een pijlfiguur

uitgaat en in het midden met een klein radje voorzien is.

Costuum voor meisjes van 3―5 jaar.

Afbeelding No. 28. Knippatr. van het lijfje, voorz. v. h. Supplement,

No. V, Fig. 26 en 27.

De lieve kleine die wij op de hiernevensgaande gravure, in den tuin spelende aan-

treffen, heeft een costuum aan, even frisch en luchtig als een liefelijke zomermorgen.

Het kleedje van geribd piqué (nanking kleur) is met een lijfje met zes lange échar-

pes van wit batist versierd, dat met een geplooid strookje van dezelfde stof er om-

heen, en met zwart soutache belegd een lief en tevens effectvol garnituur mag ge-

noemd worden. Het uitsnijdsel van den hals en de mou-wen van het kleedje zijn met hetzelfde strookje versierd, terwijl de schouders, het lijfje en de echarpes, boven-

dien met kleine rozetten van zwart soutache, zoo als

de afbeelding dit te zien geeft zijn voorzien. Een hoedje

van gevlochten stroo met strikken van lichtgeel lint

brengt veel bij om dit lieve costuum te voltooien. Een jurkje van de een of andere witte stof, zoo als alpacca,

piqué, batist of neteldoek met een lijfje en écharpes

van zwarte of lichtkleurig taf en met soutache van

eene afstekende kleur of met een kralen galon zou nog

wel zoo élegant zijn. Met de Fig. 26 en 27 geven wij

de helft van het korte lijfje en van de écharpes; de

taille kan men naar de knippatronen van het kleedje

Afbeelding No. 3 vervaardi-gen, die men van Fig. 30

tot 35 op het

Supplement

vindt voorge-teekend. De rok van het jurkje is 230

d. wijd en be-halve een om-slag van 6 d. voor den zoom van onderen 40 d. lang; hij wordt aan den rand van bo-

ven met breede plooien voorzien, aan een boord van dubbele voering gezet en hier-mede onder het lijfje vastgehecht. Voor

het lijfje en voor de écharpes moet men naar elk der Fig. 26 en 27 uit wit batist

twee gelijke gedeelten knippen, van P tot Q aan elkaar zetten en in de rondte met

een smal geplooid met soutache belegd ruche 2

d. breed garneeren, waarmede tegelijkertijd de omgeslagen afgeknipte rand wordt vastgehecht. Het aanzetten van deze ruche wordt met een schuinen reep 1 d. breed van dezelfde stof op

Fig. 26 en 27 aangegeven bedekt, die weder in

het midden met een effen rij soutache is versierd.

Eindelijk wordt het jurkje nog, zoo als wij hier-boven reeds aanmerkten, ook om het uitsnijdsel van den hals en om de mouwen, volgens de af-beelding met het strookje, met de schuine ree-

pen, en met rozetten gegarneerd die uit sierlijke lussen van zwart soutache elk op een rond lapje stijf gaas, ongeveer 2 d. in doorsnede, gevormd

worden.

Costuum voor knapen van 2―3 jaar.

Afb. No. 29. Knippatroon

van de jaquette, keerz. v.

h. Supplem. No. VIII,

Fig. 36―39.

Het rokje van den klei-

nen wagenmenner op onze

afb. is van grijs mohair,

rijk met zwart soutache en een met soutache belegd

strookje van paars cachemir versierd; het jaquetje met een gespleten schoot is ge-

heel en al uit laatst genoemde stof vervaardigd, met zwart zijden veterband geboord,

daarenboven met een smaller strookje met kogelvormige, wit porseleinen

knoopen en van achteren in het mid-

den met een zwart zijden kwast ver-

sierd. Met de Fig. 36―39 geven wij

de helft van het fatsoen van het ja-

quetje: men knipt uit bovenstof zoowel als van voering (wit cambrie)

naar elk der Fig. 36 en 37 twee ge-

lijke stukken, Fig. 38 den rug aaneen,

de dunne lijn geeft het midden aan, naar Fig. 39 eindelijk vier, en wel voor elke

mouw twee gedeelten, elk onderste helft

naar de afwijkende lijnen welke voor den

vereischten vorm, op de knippatronen zijn voorgeteekend. Dan brengt men het patroon voor het belegsel op de ge-

zamenlijke knippatr. over en voert het

met soutache, soortgelijk garneerkoord of met kett.st. met gekleurde zijde uit.

Nu wordt ― met een ingeregen koordje er tusschen ― de rug met het zijpand

van M tot N, het zijpand met het voor-

stuk van Q tot R verbonden, en de schou-

dernaad van O tot P uitgevoerd, waarbij

men steeds den eenen kant van de voe-

ring met den naad mede naaid, en den an-

No. 24. Ruit in guipure knoopwerk.

No. 23. Point de reprise.

No. 25. Bosje festonneersteken.

No. 22. Point d’esprit.

No. 28. Costuum voor meisjes van 3―5 jaar. Knippatr. v. h. lijfje.

Voorz. v. h. Supplem. No. V, Fig. 26 en 27.

No. 29. Costuum voor knapen v. 2―3 jaar. Knippatr. v. d. jaquette.

Keerz. v. h. Supplem. No. VIII, Fig. 36―39.