De Gracieuse 2 October 1866 | Page 5

[2 October 1866. 4e Jaargang.] 175

-

Reukkussen in den vorm van eene roos.

Afb. No. 49 en 50. Roze krip in twee schakeeringen, roze lus-

trine, watten, gebreide mos, groene kunstbladeren.

Het reukkussen, afb. No. 49, is bestemd, om de wasch of lin-

geriën te parfumeeren. De vervaardiging is eenvoudig. Een cir-

kelrond kussentje met wat-ten gevuld 7 d. breed en 3 d. hoog in doorsnede, dat met parfum de rose voorzien is, wordt eerst met roze krip in eene dub-

bele laag stof bekleed. Het binnenste gedeelte (kelk) van de roos wordt op de volgende wijze vervaar-digd. Men knipt van het donkere krip een strook ongeveer 5 d. breed, die door tweemaal toevouwen tot een derde van de breedte

teruggebracht en met dun-ne roze zijde in gepunte lijnen ― zooals afb. No. 50 aantoont ― wordt doorge-

naaid. Dan schuift men de strook tot kleine bogen te za-men en bevestigt deze in de

rondte loopende, in het midden van de met roze be-kleede vlakte van het kussen. Voor de beide krin-gen bladeren, die rondom den kelk liggen, knipt men voor elk een cirkelrond gedeelte 6 d. in door-

snede van het donkerste krip, voor elk der blade-

ren van den buitensten kring, van het lichtste krip eene rondte 9 d. in doorsnede. Elk van deze ge-

deelten legt men tot op de helft te zamen en aan de

opene zijde zoodanig geplooid, dat zij den vorm van een rozeblad verkrijgen. Daarna schikt men

eerst de kleinere, dan de grootere

bladeren op regelmatigen afstand in kringen, zoodanig als de afb.

op het kussen aantoont. De tot dus-

verre voltooid rood wordt eerst op een met vaste steken in de rondte

gehaakt kleedje (7 d. in doorsnede) van groene wol bevestigd en met een krans van gebreide mos bene-

vens een tweede van kunstbladeren naar aanwijzing van de afb. ver-

sierd.

Twee tapisserie-patronen, voor pantoffels, voet-

zakken, necessaires enz. Afb. No. 51 en 52.

Beide patronen, die tot

voorbeeld voor verschillen-

de voorwerpen kunnen die-

nen, worden overeenkom-stig de grofte van het gaas,

met zephir of castorwol en

zijde volgens de aangegeven kleuren bij de verkl. der teekens genomen, zij kunnen naar welgevallen met den gewonen kruis- of smyrnaschen st. (dubb. kruissteek)

gewerkt

worden.

Antimacasser van

mignardise,

knoop- en haakwerk.

Afb. No. 53.

De verschillende be-

standdeelen hierboven ge-noemd, vormen door dit kleed een fraai geheel. Men begint bij de uitvoe-

ring met de geknoopte vakken, terwijl men eerst den fond van deze volgens de

grootte en grof-

te door afbeel-

ding No. 53 ge-

geven werkt. Met 2 st. op-

zetten knoopt men heen en weder 19 toe-ren, waarbij telkens 1 st.

gemeerderd

wordt, zoodat de laatste van

deze toeren 19 gaatjes of 20 steken telt, dan werkt men 4 toeren, waarbij men telkens afwisselend aan het einde

van den eenen toer 1 steek meerdert, aan het einde van den anderen toer 1 steek mindert (hierna moeten er aan de zijde van de meerdering 23 gaatjes ontstaan zijn), en eindelijk weder 19 toeren, waarbij aan het einde 1 steek

geminderd wordt. De aldus gevormde lank-werpige ruit wordt nu op stijf papier gehecht, en naar aanwijzing van de afb. met glasgaren tusschenbeide van grof-te doorgestopt. Nadat op deze wijze het getal ruiten die voor de grootte van het kleed vereischt worden ver-vaardigd zijn, begint men het haakwerk op de volgende wijze: eerst

schikt men het mignardise nauwkeurig volgens afb. No. 53 in geruite lijnen die

zich kruisen, terwijl men telkens 2 hier-van aan de kruispunten aan elkander hecht; hierbij moet men vooral in acht nemen, dat met het mignardise aan den buitenrand van het kleed, tevens de bo-gen gevormd worden zooals zij op de afb. No. 53 zijn voorgetseld. In het vervolg moet bij het werken het mig-nardise dikwijls op nieuw worden aan-gelegd, ook is het raadzaan, hiermede

niet meer als ongeveer 3 of 4 zoo-

danige ruiten voort te werken en deze dan door de overige bestanddeelen tevens geheel te voltooien. Men vervaardigt het haakwerk in afzonderlijke ge-

deelten, eerst worden telkens de beide evenwijdig loopende lijnen mignardise nauwkeurig op 2 d. afstand van elkander verbonden. Voorts merken wij nog aan,

dat de stokjes in het haakwerk voorkomende, in de oogje van

het mignardise gewerkt, op de volgende

wijze worden uitgevoerd.

Nadat men eenmaal omge-

slagen heeft, haalt men door het oogje, waarop het stokje moet komen, eene lus, haakt 1 kett., slaat nogmaals om, haalt

den draad door den zoo even gevormden kett. en den

omslagdraad en werkt dan het stokje af.

Men begint het haakwerk aan een van de reeds ge-

noemde ge-deelten aan de met † aan-

gewezen

plaats op de afb. (hoek),

haakt telkens 1 stokje in de 4 naast aanliggende oogjes van het mignar-

dise, haakt alle 4 de stok-

jes in een steek te zamen door, dan * 8 kett., 1 dubb. st. (met tweemaal omslaan) in den 1sten van

deze 8 kett., in elk 1 st. in de beide daar-

aan volgende oogjes, doch men werkt niet elk van deze 2 st. afzonderlijk af,

maar beide te zamen met den steek die nog

op de naald is, van * nog tienmaal herha-len, dan 8 kett., 1 dubb. st. in den 1sten van deze 8 kett., 4

st. in een steek te zamen dicht gehaakt in de 4 naaste oogjes (deze vormen weder-om den hoek), 4 ket-

No. 19a. Eenvoudige zoom.

No. 21. Rolzoom om in te rimpelen.

No. 24. Het inrijgen der plooien.

No. 25. Het aannaaien der plooien.

No. 22. Het inrimpelen

(inrijgen van de plooien).

No. 33b. Zoomnaad. Uitgespreid

gezien.

No. 30. Voorsteeknaad.

No. 33a. Zoomnaad.

No. 31. Achtersteeknaad.

No. 35a. Overhandsche naad.

No. 35b. Overhandsche naad.

Uitgespreid gezien.

32. Stiksteeknaad.

No. 34a. Dubbele naad.

No. 34b. Dubbele naad.

Uitgespreid gezien.

No. 23. Het instrijken van de

plooien.

No. 37. Het opstikken bij linnengoed.

No. 39. Rol- of overnaainaad.

No. 42a. Het naaien van

een band aan den zoom.

No. 40. Tegennaaien.

No. 42b. Het naaien van een

band aan den zoom.

No. 43. Het naaien van

een band op de stof.

No. 41. Overdekte naad.

No. 45. Het doorrijgen van een knoopsgat.

No. 47. Het aannaaien van een

linnen knoop.

No. 29. Open rand.

No. 44. Het vasthechten

van een balein.

No. 27. Eenvoudig open randje van de

linker naar de rechterhant.

No. 46. Het uitvoeren van een knoopsgat.

No. 48. Het aannaaien van

een metalen knoop.

No. 28. Dubbel open randje.

No. 38. Het opstikken bij dikke

stoffen.

No. 36. Overhandsche naad (toenaainaad)

voor dikke stoffen.

No. 26. Eenvoudig open randje van de rechter naar de

linkerhand.

No. 20. Rolzoom.

No. 19b. Zoom “op den draad”.