No. III. Hemd voor meisjes van 7 tot 9 jaar.
Afb. op bladz. 54.
Hoewel wij voor dit eenvoudige hemd geen afzonderlijk knippa-
troon geven, zoo zal men het toch gemakkelijk kunnen vervaardi-
gen, daar dit wat de bovenzijde betreft op dezelfde wijze als van het meisjeshemd geschiedt; overigens is het met geeren geknipt.
De mouw is bovenop in het midden aaneengesneden, om den bui-tenrand in schelpen uitgeknipt en om het stuk een eenvoudig
gefestonneerd strookje gezet.
No. IV. Pantalon voor dames. Afb. op bladz. 55.
Fig. 11. Helft van den pantalon
” 12. Helft van het boord
De onderrand van dezen pantalon is met een geborduurd entre-
deux en aan beide zijden hiervan met 3 smalle opnaaisels gegar-
neerd. Men neemt voor dezen pantalon shirting, linnen of diemet
en knipt de beide helften naar fig. 11. Eerst moet men de om-
slagen die wij in het patroon hebben moeten leggen, afzonderlijk
overnemen en daarna aan het geheel hechten. Bij het knippen
moet men het patroon met de lijn voor het midden en den toe-
gevouwen zijkant aangeduid, langs den draad op de dubbel toe-
gevouwen stof leggen, en op de afwijkende lijnen voor het uit-
snijden van het voorste gedeelte van den pantalon letten; bovendien
moet men de stof van onderen zooveel als de zes hierboven ver-
melde opnaaisels dit vereischen langer knippen. Als deze er drie
aan drie in zijn genaaid, dan stikt men het entre-deux op de
juiste plaats er tusschen en knipt daarna de stof er onder uit.
Elke helft van den pantalon wordt daarna van 25 tot 26 met
een dichten rolnaad aan elkaar genaaid, vervolgens verbindt men
de twee gedeelten van den pantalon van voren van 27 tot ster
en legt in het uitsnijdsel van elke helft van ster tot 25 en van
25 tot 28, een zoom, of zet er in plaats van dezen een schui-
nen reep 2 d. breed tegen. Aan den bovenrand wordt de pantalon ingerimpeld. Voor het ronde boord knipt men naar fig. 12 twee
gedeelten elk uit dubbele stof, zet die eerst ieder van 27 tot
punt aan elkaar, en verbindt de beide lagen der stof aan den
rand van boven, door ze met een ingeregen koordje te boren.
Nu wordt in elke helft van het boord de schuif op fig. 12 voor-
geteekend genaaid, men maakt er het vetergat mede op het knip-
patroon aangeduid in, en steekt er een linnenband door om den
pantalon beter te kunnen toehalen. Eindelijk zet men den boven-
rand van den pantalon, die is ingerimpeld met een ingeregen
koordje volgens de overeenstemmende cijfers, tusschen de dubbele
stof van het boord.
No. V. Heeren-overhemd. Afb. op bladz. 54.
Fig. 13. Helft van den voorromp
” 14. Helft van den achterromp
” 15. Helft van het stuk
” 16. Helft van het halsboordje
” 17. Helft van de mouw
” 18. Manchette. . . . . .
In dit hemd van fijn shirting is een afzonderlijk linnen borst-
stuk, met smalle plooien voorzien gezet; men knipt den voor-
romp naar fig. 13, den achterromp naar fig. 14, beide gedeelten echter aaneen, langs de dunne lijn die op het knippatroon het
midden aangeeft. In den voorromp knipt men het gedeelte voor
het borststuk uit, zet er zooals wij dit hebben voorgeteekend de geplooide chemisette in, en wel zoo dat de breede plooi op zijde
den naad bedekt. (Deze chemisette kan men “gemaakt” koopen,
of haar zelve van fijn linnen volgens aanwijzing op de knippa-
tronen of anders naar eigen goedvinden vervaardigen). Nu rim-
pelt men den rand aan den romp, waar de lap uit is gesneden
aan den onderkant in, en verbindt de beide gedeelten door er op
de bovenzijde een reep der stof op fig. 13 als boordje aange-
duid, op te stikken; een gelijke reep wordt er aan den verkeer-
den kant tegengezoomd; men moet de patte voor het knoopsgat
op de juiste plaats tegelijk met het bovenste boordje vastnaaien.
Nadat de voor- en de achterromp elk aan de zijkanten van 29
tot op 18 d. voor de split aan elkaar gezet en van onderen ge-
zoomd zijn, wordt de achterromp aan den bovenrand van 30 af
naar beide zijden tot aan het dubbele punt ingerimpeld, waarna
men er het stuk, naar fig. 15 uit dubbele stof geknipt, opzet,
waarbij 30 op 30, het dubbele punt op het dubbele punt en 31
op 31 sluiten moeten. Daarna wordt het stuk van 32 tot 33 op
den voorromp gestikt. Voor het halsboordje dat men om het
dicht te kunnen maken en ook om er den kraag aan te knoopen
met knoopen en een knoopslus voorziet, geeft fig. 16 de helft.
Het wordt van dubbele stof en aaneen geknipt en volgens de
overeenstemmende cijfers met een stiknaad met den romp ver-
bonden. Elke mouw moet naar fig. 17 langs de dunne lijn die
het midden aangeeft, aaneen worden gesneden. Zij wordt van 36
tot 37 aan elkaar genaaid, de split die er langs de dubbele lijn
in moet worden geknipt, gezoomd, waarna men er aan het eind-
punt der insnijding een klein driehoekje (toegevouwen ruitje) in-
zet. Men moet den onderrand van de mouw van het midden af
naar beide zijden tot aan kruis inrimpelen. De manchette wordt
naar fig. 18 van dubbel linnen geknipt, volgens aanwijzing der
cijfers aan de mouw gezet, en met de noodige knoopen en knoops-
gaten voorzien. Nu zet men de aldus voltooide mouw, zóó dat
36 op den zijnaad van den romp, en ster op ster van het stuk
valt met een achtersteeknaad in het armsgat; de naad wordt aan
den verkeerden kant met een schuinen reep 1½ d. breed bedekt,
en op den romp van het hemd vastgenaaid.
No. Ia en Ib. Laag uitgesneden dameshemd
à pantalon. Afb. op bladz. 53.
Fig. 1. Helft van den romp.
” 2. Reep voor de knoopen.
” 3. Helft van het stuk.
” 4 en 5. Voorste en achterste gedeelte van de mouw.
Wellicht slaken onze lezeressen bij het zien der afbeeldingen op
de eerste bladzijde van deze aflevering, een kreet niet van be-,
maar van verwondering, maar gaat het haar even als ons, dan
zullen zij bij nader inzien het denkbeeld, om twee afzonderlijke klee-
dingstukken op doelmatige wijze met elkaar te vereenigen, toch niet zoo heel verwerpelijk vinden. Dit denkbeeld is op uitnemende wijze
uitgewerkt, en het hemd à pantalon onder de afb. No. Ia en
Ib voorgesteld, levert er het bewijs van. Ons model, van fijn shir-
ting vervaardigd, heeft zooals men dit op de bovengenoemde knip-
patronen kan zien, van achteren en van voren in het midden in
de lengte een naad, terwijl elk gedeelte van den pantalon, aan de
buitenzijde, tot daar waar hij naar het armsgat toe uit wordt ge-
sneden, aaneen is geknipt. Het garnituur onder aan den pantalon
bestaat in een gefestonneerd strookje 1 d. breed, dat aan een zoom
ongeveer 4 d. breed is gezet. boven dezen zoom loopen met kleine tusschenruimten, drie smalle opnaaisels elk ½ d. breed, welk getal
echter naar verkiezing vermeerderd kan worden. Bij het knippen van het hemd moet men op deze opnaaisels en op een omslag voor den zoom rekenen en de stof dus zoo veel langer nemen. (Om den
vorm van het knippatroon, dat wij met omslagen hebben moeten
laten uitteekenen beter te doen overzien, geven wij van het ge-
heele fatsoen van het hemd nog eene voorstelling tot op een zes-
tiende verkleind.) Men naait met een dichten rolnaad (stikken en
overnaaien) eerst de twee helften van den voorromp van 1 tot 2,
dan die van den achterromp van 3 tot 4 aan elkaar, verbindt op
dezelfde wijze den voor- met den achterromp aan elk der zijden
van 5 tot 6 en eindelijk elk gedeelte van den pantalon van 7 tot
8. Daarna zet men van onderen langs het uitgesneden gedeelte van
den voorromp, namelijk aan beide zijden van 2 tot 8 een schuinen
reep 3½ d. breed en voert op de dubbele laag der stof de voorge-
teekende knoopsgaten uit. Aan het uitsnijdsel van onderen aan den achterromp wordt aan beide zijden van 9 tot 8 de reep voor de
knoopen gezet, naar fig. 2 uit dubbele stof geknipt; deze moet bij
8 onder den tegengezetten schuinen reep (zoom) van den voorromp komen en er aan worden vastgenaaid. De split van den achterromp
wordt aan het linker gedeelte dat er onderkomt, van 4 tot 9 met
een reep 2 d. breed voorzien, maar tegen het rechter gedeelte een reep rijkelijk 3 d. breed naar den vorm van het hemd geknipt,
genaaid. Ook hier maakt men in de dubbele lagen der stof het voor-
geteekende knoopsgat en zet overal op de daarvoor bestemde reepen
de noodige knoopen. Op welke wijze het hemd met al deze knoo-
pen en knoopsgaten wordt dichtgemaakt is ligt nategaan; wij mer-
ken slechts aan dat het knoopsgat aan de bovenste punt van het uitsnijdsel aan den voorkant, den ondersten knoop van de split van
den achterromp moet bevatten. Men boort verder de split boven in
den voorromp, aan het linker gedeelte dat er onder komt met
een reep rijkelijk 1 d. breed, aan het rechter wordt tegen den verkeerden kant een reep van dezelfde breedte gezet. Daarna stikt men er op de bovenzijde nog een reep die de dubbele breedte heeft
op, deze vormt den zoom op fig. 1 aangeduid en wordt van onde-
ren puntig bijgeknipt. Bij het opstikken van dezen reep legt men
tegelijkertijd tusschen de dubbele lagen der stof het smalle gefeston-
neerde strookje, waarmede de split is gegarneerd; men moet dit
strookje zoo lang nemen, dat men het om den bovenrand van het
stuk kan laten doorloopen. Dit stuk wordt naar fig. 3 eens zoolang
en uit dubbele stof geknipt, de romp wordt er aan den rand van onderen aangezet, het geborduurde randje van boven tusschen de dubbele stof. Men moet den romp echter eerst op de schouders van 10 tot 11 toenaaien, dan van voren van elken zoom van de split
tot aan kruis, van achteren van 3 aan beide zijden tot punt in-
rimpelen; bij het opnaaien van het stuk moeten dezelfde cijfers en
teekens van de twee gedeelten van den romp en van het stuk op
elkaar vallen. De twee gedeelten van de mouw fig. 4 en 5 worden
met een rolnaad van 5 tot ster aan elkaar genaaid; dan zet men rondom den buitenrand van de mouw, namelijk van ster aan beide zijden tot aan de punt, er een gefestonneerd strookje zoodanig aan, dat de afgeknipte rand er als een zoom ½ ―3/4 d. breed onder komt en naait hierna met een platten breeden zoomnaad ― eerst stikken en daarna den inslag plat zoomen) de mouw in het armsgat, zoo-
dat 5 op 5 en de beide punten van de mouw met 11 op 11 over
elkaar liggende, op den schoudernaad vallen. Het stuk wordt aan
de voorzijde met een knoop en een knoopsgat voorzien.
No. II. Hemd à pantalon voor meisjes van
8 tot 10 jaar.Afb. op bladz. 53.
Fig. 6. Helft van den romp.
” 7. Reep voor de knoopsgaten.
” 8. Helft van het stuk.
” 9 en 10. Voorste en achterste gedeelte van de mouw.
Het fatsoen en de wijze van samenstelling van dit hemd stemt
volkomen overeen met het hierboven beschreven dameshemd, zoo-
dat wij daarnaar gerust kunnen verwijzen. De cijfers, met het ge-
tal 13 beginnende, volgen elkander even als bij het eerste hemd
op. Het garnituur van het meisjeshemd onderscheidt zich echter
van dat van het dameshemd en bestaat uit vijf smalle opnaaisels,
waarvan het onderste den zoom vormt; hieraan is het gefeston-
neerde strookje gezet.
No. VI. Half hoog hemdje voor jong geboren
kinderen. Afb. op bladz. 55.
Fig. 19. Helft van den romp
” 20. Helft van de mouw
Men knipt den romp op de noodige lengte naar fig. 19 uit
fijn linnen of shirting, elke mouw naar fig. 20 aaneen, en legt
daarbij de dunne lijn van het knippatroon langs den draad op
de dubbel toegevouwen stof. De romp wordt gezoomd, dan op
elken schouder van 40 tot 41 met twee rijen stiksteken aan el-
kaar genaaid, waarbij de afgeknipte randen ongeveer ½ d. breed
over elkaar moeten liggen. De bovenrand van het hemd wordt
met een geborduurd batisten strookje 4 d. breed gegarneerd, dit
moet er zóó dat het 2 d. boven den rand uitsteekt met twee
rijen stiksteken aan worden gezet, waardoor men een schuif 1 d.
breed verkrijgt. Het borduurpatroon voor het strookje vindt men
fig. 20; men voert het aldaar aangeduide rijtje vischgraatsteken
met ijzergaren uit, de rechte lijn en de puntje worden echter,
de laatsten even als vetergaten, met borduurkatoen gefestonneerd.
Elk der mouwen wordt aan den rand van onderen op dezelfde
wijze met een geborduurd strookje gegarneerd, van 42 tot 43 met
een rolnaadje aan elkaar genaaid, en dan zóó dat 41 en 42 op
dezelfde cijfers van het armsgat vallen, er met een dubbelen stik-
steeknaad ingezet.
No. VII. Laag uitgesneden dameshemd.
Afb. op bladz. 54.
Fig. 21. Helft van den voorromp
” 22. Helft van den achterromp
” 23. Helft van het stuk
” 24. Helft van het borststuk
” 25. Voorste gedeelte van de mouw
” 26. Achterste gedeelte van de mouw
Dit hemd is vervaardigd van zeer fijn linnen en krijgt iets
zeer sierlijks door een afzonderlijk ingezet borststuk; het laatste
bestaat uit geborduurde en kanten entre-deux, beiden 1½ d.
breed; het hemd wordt er mede dicht gemaakt. Ons model is van
den schouder af 127 d. lang, loopt van het armsgat af tot naar
onderen toe, breed uit en is aldaar 220 d. wijd. Men knipt naar
fig. 21 den voor-, naar fig. 22 den achterromp elk langs de dunne
lijn aaneen, en geeft het hemd de noodige lengte door in de rich-
ting van de lijnen met een pijl geteekend voort te knippen. Bij het
hoekige uitsnijdsel op fig. 21 waar het borststuk in wordt gezet,
moet men in de rondte op een inslag 1 d. breed voor een zoom
rekenen. Als elk der zijkanten van het hemd van 44 tot aan den
rand van onderen zijn toegenaaid, dan legt men in den laatsten
een zoom 1½ tot 2 d. breed en zet dan den voor- en den achter-
romp op den schouder van 45 tot 46 met een dubbelen stiknaad
aan elkaar. Het hoekige uitsnijdsel wordt ongeveer ½ d. breed om-
gezoomd. Aan den bovenrand van den voorromp rimpelt men het
hemd van elk punt tot aan ster, den achterromp van 48 uit tot
elk der dubbele punten in, en zet het dan volgens de overeenstem-
mende cijfers en teekens aan het stuk, dat eerst naar fig. 23 aan-
eengeknipt en met borduurwerk is versierd; dit wordt er langs de plooien met zoom-, verder met stiksteken opgenaaid, en dan ½ d.
boven den onderrand nogmaals doorgestikt. Aan den verkeerden
kant zet men er om de inslagen van de naden te bedekken een
smal linnen bandje tegen. Voor de versiering van het stuk en ook
van het borststuk vindt men een borduurpatroon fig. 24. Aan ons
model is om den bovenrand van het stuk een batisten strookje
met gefestonneerde puntjes nauwlijks 1 d. breed gezet, het wordt
door een schuin batisten tusschenzetsel met den vischgraatsteek met
ijzergaten geborduurd, met het stuk verbonden. (Wij hebben dit
op de mouw fig. 25 voorgeteekend). Het borststuk wordt naar fig.
24 aaneen geknipt en bestaat zooals men dit aldaar ziet voorgetee-
kend afwisselend uit geborduurd en kanten entre-deux. Het wordt
met elkaar verbonden door smalle schuine reepjes en met den visch-
graatsteek er op gehecht. Een soortgelijke schuine reep loopt om
den buitenrand van het borststuk heen; hier sluit zich weder een
gefestonneerd batisten strookje aan. Men naait het borststuk met
49, 50 en 51 zoodanig op dezelfde cijfers van den voorromp, fig.
21, dat het geborduurde strookje er los overheen ligt; aan de lin-
kerzijde wordt het borststuk van 50 tot 51 niet vastgenaaid en
daar aan den bovensten hoek met een knoopsgat voorzien,
aan de tegenovergestelde plaats zet men op het stuk een knoop.
Voor elke mouw knipt men naar fig. 25 en 26 een gedeelte en
voorziet elk zooals wij dit hebben voorgeteekend langs den buiten-
rand met een kanten entre-deux, waar zich aan beide zijden
nog een schuin reepje met den vischgraatsteek versierd aansluit;
met het buitenste wordt tevens een gefestonneerd strookje vastge-
hecht. De beide gedeelten van de mouw worden van 44 tot 52 met
een rolnaad verbonden, en met zet de mouw verder zoodanig met
een breeden zoomnaad in het armsgat, dat 44 op den zijnaad en
de twee punten van de mouw, met 45 op 45 over elkaar liggende,
op den schoudernaad vallen.
Bijvoegsel van de Gracieuse.
No. VIII. Hemd voor knapen van 5 tot 7 jaar.
Afb. op bladz. 55.
Fig. 27. Helft van den romp
” 28. Schouderruitje
” 29. Helft van het halsboordje
” 30. Mouw
” 31. Ruitje voor de mouw
” 32. Helft van den kraag
” 33. Helft van het boordje voor den kraag
Dit hemd heeft een smal recht halsboordje en een afzonderlijken
kraag die er aan wordt geknoopt, zoodat men den laatsten als het
BESCHRIJVING DER KNIPPATRONEN OP DE VOORZIJDE VAN HET SUPPLEMENT.