lang en de fond van dubbele stof. Men knipt de geheele
manchette uit nansoek en zet er voor den fond de dichte stof
onder. De manchette wordt aan een gladde mouw van nan-
soek of batist gezet.
Linnen kraag met guipure.
Afbeelding No. 45.
De beide voorste hoeken van den kraag zijn met een geappliqueer-
den tak bladeren evenals de tak van den kraag à carré versierd. De
buitenrand van den kraag is in breede, hoekige punten à la greque
uitgesneden, die onder de kant, in de rondte er aangezet, komen, en
regelmatig de wijde openingen aanvullen. Wij geven afb. No. 52
eene geschikte kant om in haakwerk uit te voeren, waarop tevens is
aangetoond hoe de puntjes er onder komen. Op dezelfde wijze worden
de manchetten naar den vorm van de manchette No. 43 vervaardigd.
Kraag en mouw van guipure en borduurwerk.
Afb. No. 46 en 47. Borduurpatr., keerz. v. h. Suppl.
No. XVIII, Fig. 51 en 52.
Eene soortgelijke vereeninging
van Cluny kant met geborduurd application hebben wij reeds op
bladz. 78 afb. No. 42 voorgesteld. Het garnituur dat wij nu geven
bestaat uit entre-deux, waar-van een geheel fond is vervaardigd,
en dat met lankwerpige medaillons
op neteldoek geborduurd, versierd
wordt; de laatsten worden er zoo-
danig opgenaaid dat zij met de fi-
guren van het kanten patroon af-
wisselen. Fig. 51 en 52 op het
Supplem. geven twee verschillende
borduurpatronen voor de medail-
lons. Men rijgt bij de uitvoering
zoowel de middelste figuur als ook
den buitenrand dicht met katoen om, en voert de eerste met fransch borduur-
werk, de laatste met festonneersteken uit, zoodat men de stof dicht langs den
buitenrand kan wegknippen. Onder afb. No. 53 vindt men een haakpatroon be-
nevens de beschrijving en de wijze van samenstelling voor het entre-deux.
Afb. No. 54 geeft een kant voor den buitenrand. De kraag kan naar den vorm
van den kraag “à rosettes” bladz. 78 geknipt worden. Afb. No. 47 vindt men
de mouw welke hierbij behoort; zij heeft eene rechte manchette 8½ d. br. en is
in overeenstemming met den kraag gegarneerd.
Kraag en mouw met valencienne. Afb. No. 48 en 49.
De vorm van dezen kraag wijkt van dien der beide vroeger beschrevene af door
de voorste punten die een weinig meer naar buiten en eenigszins hol zijn geknipt.
Het gracieuse garnituur bestaat uit een valencienne entre-deux 3 d. br., met blauw
taffen lint er onder, dat de geheele breedte van den kraag inneemt, waar zich alleen van
voren aan het uitsnijdsel van den hals een klein driekant stukje dichte stof, om den juis-
ten vorm van den kraag te krijgen, aansluit. Het entre-deux is door reepjes van de
stof ½ d. breed, met een opengewerkt randje versierd, in lankwerpige vakjes afgedeeld,
om den buitenrand van den kraag loopt eene valencienne 1½ d. br., die aan de voorste
hoeken door een fijn gepijpt strookje neteldoek tot een garnituur 3 d. br. wordt gevormd
dat de spitse punten van den kraag in lange breede patten verandert. Het dichtmaken
van den kraag wordt bedekt met een strik van blauw taffen lint. ― De mouw, afb.
No. 49 heeft als garnituur van onderen eerst een zeer smal geborduurd neteldoeksch
tusschenzetsel, hier sluit zich een smal kanten entre-deux met smalle lussen van de
stof en hieraan weder een fijn gepijpt ne-
teldoeksch strookje 3 d. br. met een
kantje 1½ d. breed omzet, aan. Het
laatste rust op zes plat op elkaar
gelegde lussen van blauw taffen
lint 2½ d. br., die op regel-
matige afstanden zoodanig
aan de binnenzijde zijn
aangebracht, dat zij aan
het geborduurde en-
tre-deux, beginnen-
de met het onderste
kanten garnituur, in
eene lijn afsluiten en tot
aan het kanten entre-
deux los hangen.
Gehaakte ster. Afbeelding No. 50. Haakgaren No. 110.
Het gebruik van de sterren als application op lingeriën is
door de afb. en beschrijving No. 38 en 39 verklaard, ook
kunnen zij door het aan elkander zetten voor kleine
kleedjes, tusschenzetsels enz. gebezigd worden. Wij
beschrijven hiermede tevens een nieuw soort van be-
werking van de picots, die het haakwerk een uit-
muntend kantachtig voorkomen geven. Mem begint
van het midden af met een opzetsel van 8 steken,
sluit deze tot eene rondte en werkt als volgt:
1ste toer. In elken kett. van het opzetsel 3 st.
(stokjes), het eerste st. wordt uit 3 kett. gevormd.
2de toer. In elken steek van den vor. toer 1 v. st.
(vasten steek), gedurig 2 kett. er tusschen. Men steekt hiervoor door den geheelen steek, dus onder de beide lussen van den steek. ― 3de
toer. * Van de eerste kett. opening af werkt men: 8 kett., daarop terug
de 3 laatste kett. overslaande: 1 v. st., 2 st., 2 dubb. st., dan 1 v. st.
in de daaropvolgende kett. opening van den vor. toer (een ope-
ning overslaan), 1 v. st. in de volgende opening. Van * af nog 7 maal
herhalen. ― 4de toer. 4 kett., die als dubb. st. gerekend worden, * 4 kett.;
van de 2 laatste kett. vormt men een picot, daar men de naald uit den steek
haalt, dan van de rechte zijde af in den voorlaatsten kett. steekt (1 kett.
overslaan) en van dezen steek af 1 kett. haakt, nadat men de los geblevene
lus tot op ongeveer ½ d. na heeft dicht gehaald; 3 kett., van de twee laatsten
hiervan nogmaals 1 picot. Deze picots moeten aan de verkeerde zijde van de
kettingsteekrij staan en van gelijke lengte wezen. Nadat er 3 picots gevormd
zijn, werkt men 3 kett., 1 h. v. st. in den voorlaatsten van de 3 zoo even
gewerkte kett., waarbij men van de zijde van den picot af doorsteekt, dit
vormt de spits van eene punt, dan: 4 kett. van de 2 laatsten 1 picot, 3
kett., 1 pic., 2 kett., 1 dubb. st. tusschen de beide v. st. van den vo-
rigen toer, die de eerste en tweede punt van de ster van den vorigen
Lingeriën. Afbeelding No. 38―49.
De lingeriën waarvan wij heden onzen lezeressen de afbeeldingen aanbieden, onder-
scheiden zich en door nieuwe fatsoenen en ook door nieuwe smaakvolle garnituren, door
welke laatste de dames weder in de gelegenheid worden gesteld, Clunykant zeer fraai
door haakwerk na te bootsen.
Kraag en manchette “Mousquetaire.”
Afb. No. 38 en 39. Knippatr. v. d. kraag: keerz. v. h. Supplem. No. XIII, Fig. 44.
Men knipt dezen kraag naar fig. 44 aaneen uit dubbele stof, de bovenste laag van
linnen, de onderste uit dun, fijn shirting; daar er echter doorschijnend guipure entre-
deux tusschen wordt gevoegd, zoo kan men den kraag ook in af-zonderlijke gedeelten knippen en deze volgens aanwijzing op de
knippatronen, door het entre-deux met elkaar verbinden. Het entre-deux van ons model heeft aan beide zijden puntjes, waar langs de dubbele stof aan den verkeerden kant met fijn naaigaren met niet al te dichte festonneersteken wordt vastgenaaid, en dan
onder het entre-deux uitgeknipt. Op dezelfde wijze handelt men
met de guipure sterren, waarvan er in elke afdeeling van den kraag een
voorkomt, dus van achteren in het midden, verder in de rondte op fig.
44 voorgeteekend, en in de hoeken aan den voorkant. Met de afb. No.
50 en 51 geven wij de kanten sterren en het entre-deux, welk laatste ook het garnituur aan den buitenkant van den kraag uitmaakt, door
haakwerk nagebootst. De manchette
welke bij dezen kraag behoort, heeft
ongeveer denzelfden vorm als
die, op bladz. 78 afb. No.
45 gegeven, echter zonder punten. Zij bestaat uit drie ge-
deelten van dubbele
stof met entre-deux verbonden, elk gedeelte is met eene geappliqueerde ster en in de rondte
met kant gegar-
neerd.
Kraag en manchette
“à carré.”
Afb. No. 40 en 41. Knippatr. v. d.
kraag: keerz. v. h. Supplement
No. XIV, Fig. 45.
Deze kraag bootst op het
kleedje eene half hooge vier-
kant uitgesneden taille na
en is in den effen linnen
fond met doorschijnend in-gezette bladertakken, om
den buitenrand met een Cluny kant 4 d. br., om het uitsnijdsel van den
hals met eene soortgelijke
2 d. br. gegarneerd. Men knipt den fond
naar fig. 45 uit dubbele stof, de onder-
ste laag van dun shirting en appliqueert de kant naar eigen smaak. Onder afb.
No. 55 geven wij een der bladertakken door haakwerk nagebootst te zien; voor
de rozetten zou afb. No. 64 op bladz. 79
een goed model aanbieden. De manchette in overeenstemming met den
kraag vervaardigd, heeft in het midden een puntig oploopenden vorm; de
linnen fond is aldaar 9 d., aan de einden 4 d. breed. Zij wordt evenals de
manchette No. 39 over de mouw van den japon gedragen.
Kraag en manchette “à losanges.”
Afbeelding No. 42―44.
De fond van den kraag bestaat uit dicht engelsch batist, de rand door een
smal opgestikt schuin reepje met den fond verbonden, uit nansoek. De
laatste vormt een geruit patroon uit opgestikte schuine reepen, zooals
de afb. No. 44 dit in oorspr. grootte te zien geeft. De vorm van dezen
kraag stemt overeen met dien, afb. 52, bladz. 78. De hierbij behoorende
manchette is geheel recht, met den rand medegerekend 8 d. br., 22½ d.
[2 Juli 1866. 4e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 127
No. 30. Ronde hoed “Bavier.”
No. 28. Canesou met schoot.
Knippatr., voorz. v. h. Supplem. No. I, Fig. 1―5.
No. 32. Onderchemisette voor de
laag uitgesneden blouse
“Enfantine.”
Knippatr., keerz. v. h. Supplem.
No. IX, Fig. 31―33.
No. 31. Laag uitgesneden blouse “Enfantine.”
Knippatr., keerz. v. h. Supplem. No. IX, Fig. 28―30.
No. 33. Laaguitgesneden taille met fichu. Knippatr. van de fichu
tot op een 16de deel verkleind: voorz. van het Supplement No. VIII, Fig. 27.
No. 29. Ronde
hoed “Chinois.”