De Gracieuse 2 July 1866 | Page 5

lang en de fond van dubbele stof. Men knipt de geheele

manchette uit nansoek en zet er voor den fond de dichte stof

onder. De manchette wordt aan een gladde mouw van nan-

soek of batist gezet.

Linnen kraag met guipure.

Afbeelding No. 45.

De beide voorste hoeken van den kraag zijn met een geappliqueer-

den tak bladeren evenals de tak van den kraag à carré versierd. De

buitenrand van den kraag is in breede, hoekige punten à la greque

uitgesneden, die onder de kant, in de rondte er aangezet, komen, en

regelmatig de wijde openingen aanvullen. Wij geven afb. No. 52

eene geschikte kant om in haakwerk uit te voeren, waarop tevens is

aangetoond hoe de puntjes er onder komen. Op dezelfde wijze worden

de manchetten naar den vorm van de manchette No. 43 vervaardigd.

Kraag en mouw van guipure en borduurwerk.

Afb. No. 46 en 47. Borduurpatr., keerz. v. h. Suppl.

No. XVIII, Fig. 51 en 52.

Eene soortgelijke vereeninging

van Cluny kant met geborduurd application hebben wij reeds op

bladz. 78 afb. No. 42 voorgesteld. Het garnituur dat wij nu geven

bestaat uit entre-deux, waar-van een geheel fond is vervaardigd,

en dat met lankwerpige medaillons

op neteldoek geborduurd, versierd

wordt; de laatsten worden er zoo-

danig opgenaaid dat zij met de fi-

guren van het kanten patroon af-

wisselen. Fig. 51 en 52 op het

Supplem. geven twee verschillende

borduurpatronen voor de medail-

lons. Men rijgt bij de uitvoering

zoowel de middelste figuur als ook

den buitenrand dicht met katoen om, en voert de eerste met fransch borduur-

werk, de laatste met festonneersteken uit, zoodat men de stof dicht langs den

buitenrand kan wegknippen. Onder afb. No. 53 vindt men een haakpatroon be-

nevens de beschrijving en de wijze van samenstelling voor het entre-deux.

Afb. No. 54 geeft een kant voor den buitenrand. De kraag kan naar den vorm

van den kraag “à rosettes” bladz. 78 geknipt worden. Afb. No. 47 vindt men

de mouw welke hierbij behoort; zij heeft eene rechte manchette 8½ d. br. en is

in overeenstemming met den kraag gegarneerd.

Kraag en mouw met valencienne. Afb. No. 48 en 49.

De vorm van dezen kraag wijkt van dien der beide vroeger beschrevene af door

de voorste punten die een weinig meer naar buiten en eenigszins hol zijn geknipt.

Het gracieuse garnituur bestaat uit een valencienne entre-deux 3 d. br., met blauw

taffen lint er onder, dat de geheele breedte van den kraag inneemt, waar zich alleen van

voren aan het uitsnijdsel van den hals een klein driekant stukje dichte stof, om den juis-

ten vorm van den kraag te krijgen, aansluit. Het entre-deux is door reepjes van de

stof ½ d. breed, met een opengewerkt randje versierd, in lankwerpige vakjes afgedeeld,

om den buitenrand van den kraag loopt eene valencienne 1½ d. br., die aan de voorste

hoeken door een fijn gepijpt strookje neteldoek tot een garnituur 3 d. br. wordt gevormd

dat de spitse punten van den kraag in lange breede patten verandert. Het dichtmaken

van den kraag wordt bedekt met een strik van blauw taffen lint. ― De mouw, afb.

No. 49 heeft als garnituur van onderen eerst een zeer smal geborduurd neteldoeksch

tusschenzetsel, hier sluit zich een smal kanten entre-deux met smalle lussen van de

stof en hieraan weder een fijn gepijpt ne-

teldoeksch strookje 3 d. br. met een

kantje 1½ d. breed omzet, aan. Het

laatste rust op zes plat op elkaar

gelegde lussen van blauw taffen

lint 2½ d. br., die op regel-

matige afstanden zoodanig

aan de binnenzijde zijn

aangebracht, dat zij aan

het geborduurde en-

tre-deux, beginnen-

de met het onderste

kanten garnituur, in

eene lijn afsluiten en tot

aan het kanten entre-

deux los hangen.

Gehaakte ster. Afbeelding No. 50. Haakgaren No. 110.

Het gebruik van de sterren als application op lingeriën is

door de afb. en beschrijving No. 38 en 39 verklaard, ook

kunnen zij door het aan elkander zetten voor kleine

kleedjes, tusschenzetsels enz. gebezigd worden. Wij

beschrijven hiermede tevens een nieuw soort van be-

werking van de picots, die het haakwerk een uit-

muntend kantachtig voorkomen geven. Mem begint

van het midden af met een opzetsel van 8 steken,

sluit deze tot eene rondte en werkt als volgt:

1ste toer. In elken kett. van het opzetsel 3 st.

(stokjes), het eerste st. wordt uit 3 kett. gevormd.

2de toer. In elken steek van den vor. toer 1 v. st.

(vasten steek), gedurig 2 kett. er tusschen. Men steekt hiervoor door den geheelen steek, dus onder de beide lussen van den steek. ― 3de

toer. * Van de eerste kett. opening af werkt men: 8 kett., daarop terug

de 3 laatste kett. overslaande: 1 v. st., 2 st., 2 dubb. st., dan 1 v. st.

in de daaropvolgende kett. opening van den vor. toer (een ope-

ning overslaan), 1 v. st. in de volgende opening. Van * af nog 7 maal

herhalen. ― 4de toer. 4 kett., die als dubb. st. gerekend worden, * 4 kett.;

van de 2 laatste kett. vormt men een picot, daar men de naald uit den steek

haalt, dan van de rechte zijde af in den voorlaatsten kett. steekt (1 kett.

overslaan) en van dezen steek af 1 kett. haakt, nadat men de los geblevene

lus tot op ongeveer ½ d. na heeft dicht gehaald; 3 kett., van de twee laatsten

hiervan nogmaals 1 picot. Deze picots moeten aan de verkeerde zijde van de

kettingsteekrij staan en van gelijke lengte wezen. Nadat er 3 picots gevormd

zijn, werkt men 3 kett., 1 h. v. st. in den voorlaatsten van de 3 zoo even

gewerkte kett., waarbij men van de zijde van den picot af doorsteekt, dit

vormt de spits van eene punt, dan: 4 kett. van de 2 laatsten 1 picot, 3

kett., 1 pic., 2 kett., 1 dubb. st. tusschen de beide v. st. van den vo-

rigen toer, die de eerste en tweede punt van de ster van den vorigen

Lingeriën. Afbeelding No. 38―49.

De lingeriën waarvan wij heden onzen lezeressen de afbeeldingen aanbieden, onder-

scheiden zich en door nieuwe fatsoenen en ook door nieuwe smaakvolle garnituren, door

welke laatste de dames weder in de gelegenheid worden gesteld, Clunykant zeer fraai

door haakwerk na te bootsen.

Kraag en manchette “Mousquetaire.”

Afb. No. 38 en 39. Knippatr. v. d. kraag: keerz. v. h. Supplem. No. XIII, Fig. 44.

Men knipt dezen kraag naar fig. 44 aaneen uit dubbele stof, de bovenste laag van

linnen, de onderste uit dun, fijn shirting; daar er echter doorschijnend guipure entre-

deux tusschen wordt gevoegd, zoo kan men den kraag ook in af-zonderlijke gedeelten knippen en deze volgens aanwijzing op de

knippatronen, door het entre-deux met elkaar verbinden. Het entre-deux van ons model heeft aan beide zijden puntjes, waar langs de dubbele stof aan den verkeerden kant met fijn naaigaren met niet al te dichte festonneersteken wordt vastgenaaid, en dan

onder het entre-deux uitgeknipt. Op dezelfde wijze handelt men

met de guipure sterren, waarvan er in elke afdeeling van den kraag een

voorkomt, dus van achteren in het midden, verder in de rondte op fig.

44 voorgeteekend, en in de hoeken aan den voorkant. Met de afb. No.

50 en 51 geven wij de kanten sterren en het entre-deux, welk laatste ook het garnituur aan den buitenkant van den kraag uitmaakt, door

haakwerk nagebootst. De manchette

welke bij dezen kraag behoort, heeft

ongeveer denzelfden vorm als

die, op bladz. 78 afb. No.

45 gegeven, echter zonder punten. Zij bestaat uit drie ge-

deelten van dubbele

stof met entre-deux verbonden, elk gedeelte is met eene geappliqueerde ster en in de rondte

met kant gegar-

neerd.

Kraag en manchette

à carré.”

Afb. No. 40 en 41. Knippatr. v. d.

kraag: keerz. v. h. Supplement

No. XIV, Fig. 45.

Deze kraag bootst op het

kleedje eene half hooge vier-

kant uitgesneden taille na

en is in den effen linnen

fond met doorschijnend in-gezette bladertakken, om

den buitenrand met een Cluny kant 4 d. br., om het uitsnijdsel van den

hals met eene soortgelijke

2 d. br. gegarneerd. Men knipt den fond

naar fig. 45 uit dubbele stof, de onder-

ste laag van dun shirting en appliqueert de kant naar eigen smaak. Onder afb.

No. 55 geven wij een der bladertakken door haakwerk nagebootst te zien; voor

de rozetten zou afb. No. 64 op bladz. 79

een goed model aanbieden. De manchette in overeenstemming met den

kraag vervaardigd, heeft in het midden een puntig oploopenden vorm; de

linnen fond is aldaar 9 d., aan de einden 4 d. breed. Zij wordt evenals de

manchette No. 39 over de mouw van den japon gedragen.

Kraag en manchette “à losanges.”

Afbeelding No. 42―44.

De fond van den kraag bestaat uit dicht engelsch batist, de rand door een

smal opgestikt schuin reepje met den fond verbonden, uit nansoek. De

laatste vormt een geruit patroon uit opgestikte schuine reepen, zooals

de afb. No. 44 dit in oorspr. grootte te zien geeft. De vorm van dezen

kraag stemt overeen met dien, afb. 52, bladz. 78. De hierbij behoorende

manchette is geheel recht, met den rand medegerekend 8 d. br., 22½ d.

[2 Juli 1866. 4e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 127

No. 30. Ronde hoed “Bavier.”

No. 28. Canesou met schoot.

Knippatr., voorz. v. h. Supplem. No. I, Fig. 1―5.

No. 32. Onderchemisette voor de

laag uitgesneden blouse

“Enfantine.”

Knippatr., keerz. v. h. Supplem.

No. IX, Fig. 31―33.

No. 31. Laag uitgesneden blouse “Enfantine.”

Knippatr., keerz. v. h. Supplem. No. IX, Fig. 28―30.

No. 33. Laaguitgesneden taille met fichu. Knippatr. van de fichu

tot op een 16de deel verkleind: voorz. van het Supplement No. VIII, Fig. 27.

No. 29. Ronde

hoed “Chinois.”