De Gracieuse 2 January 1867 | Page 6

18 DE GRACIEUSE. [2 Januari 1866. 5e Jaargang.]

Zwarte vlak gewelfde guita percha knoopen dienen om het kieltje dicht te maken, op de mouw echter, (zie de afb.) als garnituur. Bij het ver-vaardigen van dit kieltje, knipt men zoowel van boven-stof als van voering naar fig.

7 twee gedeelten, het rechter voorstuk echter slechts tot

aan de gepunte lijn daartoe voorgetee-kend, dan naar elk fig. 8 en 9 een gedeelte langs het “midden” aaneen, fig. 9 den kraag uit dubbele boven- en voeringstof; eindelijk knipt men naar fig. 10 de mouwen. Als men in de voor-stukken knoopsgaten gemaakt en er knoopen opgezet heeft, dan zet men volgens de overeenstemmende cijfers den rug en de voorstukken aan elkaar; de laatsten naait men bovendien van den onderrand tot aan ster aaneen. Van hier af tot aan het uitsnijdsel van den hals wordt de voering tegen de boven-

stof genaaid. Tegen den onderrand van den kiel zet men aan de binnenzijde een reep der bovenstof 4 d. breed, garneert hem dan met veterband en zet hem aan het uitsnijdsel van den hals tusschen de dubbele stof van den gegarneerden kraag. De beide halve mouwen worden van 19 tot 20 en van 21 tot 22 aan el-kaar genaaid. Dan zet men tegen den onderrand van de mouw aan de binnen-zijde, een reep zwarte taf 4 d. breed, versiert haar met het bovenvermelde

garnituur, en voegt haar eindelijk, zóó

dat 22 op hetzelfde cijfer van het voorstuk

sluit in het armsgat, met een ingeregen

koordje voorzien. Een dasje en een ceintuur van

zwart persaan behooren bij dit kieltje.

Slobkous voor dames.

Afb. No. 35. Knippatr., voorz. van het Supplement

No. VI, Fig. 23―25.

Deze slobkous reikt tot over de knie, is vervaardigd

van zwarte fijne dubbele stof, met een gekrulden rand

4 d. br. bezet, en wordt aan de buitenzijde met kleine zwarte

knoopen en lussen van smal elastiek band 1½ d. lang dichtge-

maakt. Bij het vervaardigen van de slobkous knipt men naar elk der

fig. 2325 een gedeelte, en naait ze van 50 tot 51 en van 53 tot 54

aan elkaar, door de afgeknipte

randen ongeveer ½ d. br. over elkaar

te leggen en ze eerst dicht langs den

buitenrand van het bovenop liggende ge-

deelte, dan een stroohalm breed verder, door te stikken. De buitenrand van de slobkous wordt met zwart galon ge-

boord, welk boordsel aan den boven-

rand tevens als schuif dient om er een eind elastiek band 20 d. lang door te steken. Als de knoopen er volgens de afb. op en de lussen er aan zijn gezet, dan naait men langs den onderrand, verder aan beide zijden langs den ach-ternaad tot aan ster op fig. 23, het garnituur op de slobkous. De sous-

pied 6 d. br., van verlakt leder, aan den achterrand 7, aan den voorrand 9 d. br., wordt met de schuin bijgeknipte dwarszijden en zóó dat hij aan 52 en 55

van fig. 23 en 24 sluit, aan de slob-

kous genaaid.

Naaldenboekje in den vorm

van een weitasch.

Afb. No. 36. Een weinig grijs laken,

groene taf, wit flanel; grijze, bruine en

zwarte koordzijde, groene filozelle,

groene, gele en bruine naaizijde.

Ter vervaardiging van dit sierlijke naaldenboekje heeft men een lapje grijs laken van 13 d. lengte en 9 d. breedte noodig. Op de eene helft van dit ge-deelte laken, dat de buitenste bekleeding van het naaldenboekje vormt, brengt

men het patr. volgens de afb. over

en borduurt het met den platten steek. De kolf en laadstok van het geweer zijn met bruine, de loop met grijze, de riemen met zwarte koordzijde gewerkt, de eikentak met groene naaizijde van verschillende nuancen, voorts met bruine en ge-le naaizijde vervaardigd. De hoeken van het laken gedeelte worden volgens de afb. afgerond, daarna voert men er in de rondte op ½ d. afstand van den buitenrand den smallen tralierand, met een kruisnaad van groene

zijde op uit, aan de kruispunten wordt de draad telkens met een

kruissteek van zwarte naaizijde bevestigd en bovendien aan beide zij-den met een draad goudgele zijde afgesloten, die met kleine steken van zwarte zijde op de grondstof wordt vastgehecht. De rand van de stof legt men naar de achterzijde om en voert dit laken gedeelte

met groene taf. Nu maakt men volgens de afb. aan den onder-

rand van de geborduurde helft, met groene koordzijde over een knooppen van 1½ d. in omvang, met festonneersteken de afzon-

derlijke lussen en knoopt in elk dezer met groene koordzijde, franje van 3 d. lengte. Dan legt men het laken gedeelte tot op de helft

van de lengte te zamen, brengt aan de bovenhoeken 2 kwasten van groene zijde, voorts het handvatsel aan, dat uit een laken strook

van 18 d. lengte, 1 d. breedte, aan de beide lange zijden gefeston-

neerd bestaat, en voorziet het laken gedeelte van binnen met eenige lapjes wit flanel die in overeenkomende grootte gesneden worden

en tot berging van de naalden moeten dienen.

hem langs de voorgeteekende

gladde lijnen met laiton.

Patroon voor een

lambrequin.

Application en plat borduur-

werk. Afb. No. 31.

Patronen in chineeschen stijl zijn tegenwoordig zeer

gezocht en komen op verschillende

voorwerpen voor. Het hierbij gevoegde patroon wordt op laken, reps, fluweel of iets dergelijks in application, alsook met den platten-, steel-, knoopjes-, ket-

tingsteek- en point russe uitge-voerd. Het applicationwerk komt slechts bij de figuren en wel bij de ver-

vaardiging van de gezichten en kleede-ren voor, waarvoor men gekleurde zijde

neemt; de plooien van de kleederen tee-kent men met koordzijde van dezelfde kleur als de stof af. Overigens is het patroon met verschillende kleuren koordzijde en dun goudkoord uitge-

voerd; de keuze der kleuren wordt aan den persoonlijken smaak overgelaten. Daar de afbeelding de wijze van uit-

voering duidelijk aantoont, zoo ver-

eischt zij geene verdere verklaring. In een van de volgende nummers zullen er nog twee andere applicationfiguren voorkomen, waarmede men bij het voortzetten van dit werk het hierbij ge-

voegde figuur kan afwisselen.

Gestikt vest voor heeren.

Afb. No. 32. Knippatr., voorz. v. h. Sup-

plement No. V, Fig. 19―22.

Het model van dit vest, van zwart persaan

met eene rood flanellen voering, is met zwarte

zijde in schuine ruiten doorgenaaid, en wordt met

zwarte vlak gewelfde knoopen dichtgemaakt. Bij het

vervaardigen van het vest knipt men naar elk der fig. 19, 20 en 22 uit bovenstof en flanel twee gedeel-

ten, naar fig. 21 voor den rug, alleen van eene dub-

bele laag voering, een gedeelte aaneen. Eerst moet men

in de voorstukken, zoowel in de bovenstof als in de voe-

ring, de voorgeteekende borstplooi naaien, waarvan de stof,

aan den verkeerden kant tot op ½ d. wordt weggeknipt, de afge-

knipte randen worden aan beide zijden met een heet ijzer plat gestre-

ken. Als de bovenstof en de

voering op elkaar is gehecht,

dan zet men tegen de voorranden

en den onderrand van de voorstuk-

ken en om het uitsnijdsel van den hals, aan den verkeerden kant een reep der bovenstof 3 d. breed, en doorstikt ze volgens de afbeelding en naar de ge-

deeltelijke aanwijzing op de knippatro-nen met zwarte zijde. De insnijding voor het zakje wordt langs de dubbele

lijn op fig. 19 gemaakt. Men zet aan de afgeknipte randen van de insnijding een naar binnen hangend zakje van shirting geknipt en bedekt vervolgens de insnijding, met de patte voor het zakje, fig. 20. De patte wordt eerst met voering voorzien, op dezelfde wijze als de voorstukken doorgestikt, en dan volgens de overeenstemmende cijfers er op gehecht. Hierna maakt

men in het linker voorstuk de knoops-gaten, gedeeltelijk voorgeteekend en

zet op de beide voorstukken knoopen. In den onderrand van den rug wordt een zoompje gelegd, en dan met de voorstukken verbonden. Bij het uit-

voeren van den zijnaad moet men zóó dat kruis op kruis en punt op punt valt, het gespboordje van shirting vervaardigd meevatten; het wordt volgens aanwijzing op fig. 21 en 22

nogmaals op den rug vastgestikt.

Slobkous voor

knapen van 5―7

jaar.

Afb. No. 33. Knippatr.

voorz. v. h. Suppl.

No. VIII, Fig. 30-32.

De slobkous afb. No.

33 is vervaardigd van grijs cachemir, en met eene dun gewatteerde voering van grijs ka-

toen voorzien. Zij is verder met witte zijde doorgestikt en aan den zijkant met wit parel-

moeren knoopen dicht-gemaakt, die aan de revers het aanzetten van een zijden kwast en

een koordlus bedekken. Men knipt voor de

slobkous, uit bovenstof, voering en watten naar elk der fig. 30 tot 32 een gedeelte. Als al de gedeelten van de stof volgens de afb. en de gedeeltelijke aanwijzing op de knippatronen zijn doorgestikt, dan zet men de beide gedeelten van de slobkous van achteren in het mid-den van 63 tot 64 aan elkaar, maakt er knoopsgaten in en zet er knoopen op. Aan den onderrand wordt de slobkous gegarneerd met een schuinen reep der bovenstof, 4 d. breed en dun gewatteerd. De revers op dezelfde wijze vervaardigd, wordt zoodanig aan den boven-rand van de slobkous gezet, dat zij langs de gepunte lijn op fig. 32

omgeslagen, aldus den bovenrand van de slobkous vormt.

Kieltje voor knapen van 4―6 jaar.

Afb. No. 34. Knippatr., voorz. v. h. Supplem. No. II, Fig. 7―10.

Dit lieve kieltje bestaat uit geruit tartan, het is met grijs katoen gevoerd, en met zwart wollen veterband 2½ d. breed gegarneerd.

No. 32. Gestikt vest voor heeren. Knippatr.,

voorz. v. h. Supplem. No. V, Fig. 19―22.

No. 36. Naaldenboekje in den vorm van een weitasch. Oorspr. grootte.

No. 31. Patroon voor een lambrequin.

Application en plat borduurwerk.

No. 34. Kieltje voor knapen van 46 jaar.

Knippatr., voorz. v. h. Supplem. No. II, Fig. 7―10.

No. 33. Slobkous voor knapen van 5―7 jaar.

Knippatr., voorz. v. h. Supplem. No. VIII,

Fig. 30―32.

No. 35 Slobkous voor dames. Knippatr.,

voorz. v. h. Supplem. No. VI, Fig. 23―25.