De Gracieuse 19 September 1865 | Page 4

Het lambrequin wordt met dunne taf gevoerd, in de rondte met een

zijden koord in overeenstemming met de kleuren van het patroon ge-

boord, en met kogelvormige kwasten versierd.

Voor de tasch die uit blauwe taf met een wit zijden voering wordt

vervaardigd en groot genoeg moet zijn om er een handwerk van mati-

gen omvang in te bergen, knipt men uit de bovengenoemde of van

minder kostbare stoffen van elk gedeelte een lap 24 d. lang en 22 d.

breed. Men vouwt elk stuk in de lengte half toe en knipt van de vouw

die den onderkant van de tasch vormt aan beide zijden naar boven zoodanig schuin toe, dat de breedte van boven slechts 13½ d. bedraagt.

Elk der zijkleppen bestaan uit driekante gedeelten in het midden 11½

d. hoog en van boven 16 d. breed. Als men de bovenstof en voering

van deze stukken tegen elkaar heeft genaaid dan verbindt

men het gedeelte van de tasch aan de schuine zijden

van de kleppen zoo dat de laatsten er van boven onge-

veer 2 d. overheen komen, en aldaar met 4 vetergaten

voor het toeschuiven voorzien worden.

Nu legt men van onderen in het midden van de

tasch aan beide zijden zulk een diepe plooi dat de wijd-

te tot op 12―13 d. wordt terug gebracht en maakt

haar daarna met dikke blauwe koordzijde, zoo als de

afb. dit aangeeft in het geraamte vast. Dan worden de

lambrequins aan de bovenste dwarspijlen bevestigd,

men haalt door de kleppen in tegenovergestelde rich-

ting twee zwart zijden koorden elk 76 d. lang en wel

de twee koorden afzonderlijk door de

beide kleppen, zoodat zij daardoor twee

bogen of lussen vormen, die zoowel

dienen om de tasch te kunnen dragen

als om haar toe te trekken. De einden

van het koord worden aan het

geraamte vastgemaakt en

met zwart zijden

kwasten versierd.

Patroon in application voor een lambrequin.

Afbeelding No. 14.

De teekening van dit lambrequin is zoo bijzonder fraai en oorspronkelijk gedacht, dat onze abonnées zeker al haar best zullen doen om het zeer netjes uit te voeren en vooral goede

kleuren te kiezen. Hierbij moet men bovenal het oostersche karak-

ter van het patroon zoeken te bewaren, en de kleuren natuur-

lijk met die van de grondstof doen overeenstemmen. Ons model

heeft een fond van groen reps; de hoofdfiguren die er donker

op uitkomen als ook de schuine vierhoeken aan den buitenrand zijn er met zwart fluweel op geappliqueerd en in de rondte met festonneersteken met oranje zijde op bevestigd waar zich een lijn

met steelsteken met goudgele zijde aansluit. Met deze laatsten

zijn ook de hoekige figuren die met blauwe zijde met den plat-

ten steek in het midden van het geappliqueerde fluweel zijn ge-

borduurd omgeven, verder de evenzoo met den platten steek

gewerkte stralen van de groote ster, die overigens met zeer schit-

terende kleuren in verschillende nuancen, welke men op de af-

beelding duidelijk kan onderkennen, wordt uitgevoerd. De veder-

achtige ranken zijn gezamenlijk met den vischgraatsteek, de moe-

zen met den platten steek met groene vloszijde, de grootere rij-

en met vischgraatsteken tusschen de fluweelen figuren met twee

kleuren van donkere, de kruisnaad met eene kleur lichte

grijze zijde weergegeven. De lussen worden door grijs zijden

koord met zilver doorweven gevormd en met kleine dwarssteken van zwarte zijde op de stof bevestigd. De grootere en kleinere

sterren die een moes tot middelpunt hebben, werkt men met

den point russe met eene schakeering oranje van het roodbruine tot het lichtgele overgaande. Om den buitenkant van het patroon heen loopen twee rijen grijs zijden veterband die er met den

kruisnaad met zijde van dezelfde kleur op worden genaaid en in het midden met kruisjes van zwarte zijde zijn versierd. De

kleine puntjes worden door sta-len kralen weêrgegeven. Het spreekt van zelf dat men de

schikking der kleuren naar ver-

kiezing kan variëeren, en

hierbij op de bestemming van

het lambrequin, op de meu-

belen enz voor welke men het

als garnituur wil gebruiken en

op de geheele stoffeering van de kamer moet letten.

Werktasch en tevens stander.

Afb. No. 15.

Met de afb. No. 15 geven wij onzen lezeressen een lief werk-

taschje te zien, dat men toegeslagen als een handtaschje gebruiken kan, maar staande, zoo als op de afb., een sieraad voor de

werktafel uitmaakt. Ons model bestaat uit een geraamte van ge-

draaide ivoren stijlen. Vier van deze stijlen elk 20 d. lang zijn

twee aan twee 5 d. van onderen af gekruist en daar even als

aan de bovenzijde met schroefjes aan dwarsstaven elk 15 duim

lang ― met inbegrip van de knopjes der schroeven ― vastge-

maakt, zoodat de gekruiste stijlen draaien kunnen. Met het oog

op onze afbeelding zal men gemakkelijk zulk een geraamte in

elke grootte uit ivoor, been of hout kunnen samenstellen. Even

weinig moeite zal het vervaardigen van het lambrequin, waar-

mede het geraamte aan beide zijden versierd, en de blauwe

zak, welke het draagt gedeeltelijk bedekt is, veroorzaken. De lengte

en breedte van de lambrequins hangt alleen af van de grootte van het geraamte. Die van ons model zijn

12½ d. breed, 11 d. lang, terwijl

de buitenrand boogsgewijze is uitge-

sneden. Voor het borduurwerk kan men het patroon dat de afbeelding

geeft, naar verkiezing vergrooten

en het dan met den platten steek

met gekleurde zijde op taf, laken,

fluweel of reps uitvoeren. Een lam-

brequin op fijn gaas in tapisserie-

werk zou hiertoe mede geschikt

zijn, in het eerstvolgende nummer

zullen wij tot dit oogmerk eenige

patronen met den platten

steek geven.

164 DE GRACIEUSE. [19 September 1865. 3e Jaargang.]

Borduurpatroon. Beschrijving van een kinderjurk.

Fig. 1. Jurk. Voor het fatsoen van het lijfje verwijzen wij naar

Gracieuse 1865 bladz. 20. Fig. 2. Pelerine, die uit afzonderlijk ge-

plooide gedeelten bestaat, waarvan het voorste echter aaneen wordt

gesneden, waaromheen een entre-deux ― dat door er van voren en op

elken schouder eene plooi inteleggen den puntigen vorm verkrijgt ―

en een ruimachtig strookje loopt, de mouw is een eenvoudig dofje

met een strookje, eerstgenoemde wordt van boven een weinig schuin

afgeknipt. Fig. 3. Rand v. d. rok. Fig. 4. Strookje v. d. mouw.

Gaas “à la Jardinière.”

Afb. No. 16―18.

Wij hebben eene aangename taak te vervullen door onze leze-

ressen met een nieuw uitgevonden soort van papier-gaas bekend te maken, dat voor het tapisseriewerk een wijd uitgestrekt veld

opent en daar voor eene belangrijke aanwinst kan geacht wor-

den. Dit gaas dat spoedig in alle groote magazijnen voor hand-werken zal te verkrijgen zijn bestaat in rood, groen, lederkleur, en grijs en bootst in de dikwijls zeer oorspronkelijke patronen den gothieken stijl of het wel bekende vlechtwerk van rieten stoelen betooverend goed na. De afbeeldingen No. 16―18 geven twee fraaie patronen van deze nieuw bewerkte soort van gaas. Wij maken onze abonnées bijzonder opmerkzaam op No. 16 dat

een tapisserie rand met den kruis- en smyrnaschen steek op le-derkleurig gaas uitgevoerd voorstelt. De laatste omgeeft het werk aan beide zijden als met een lijst en is met zwarte wol gewerkt; de rijen die zich daar aansluiten zijn met den kruissteek met

bruine wol geborduurd, de figuren die de middelste streep vor-

men bestaan elk uit vier kruissteken van blauwe zijde die een

soortgelijken streek met witte zijde

insluiten. Deze randen van ta-pisseriewerk kan men gebruiken om mandjes te versieren, en met fluweel of gehaakte randen er

tusschen voor canapé-, venster-

kussens enz. Aan een borduur-werk op deze soort van gaas is

niet veel tijd en moeite verbon-

den, men kan er elk tapisserie-

patroon voor gebruiken of het gaas op de eene of andere wijze naar goedvinden met chenille of

zijden verbeterband doorstoppen. Als men het gaas in arabesken

of in andere sierlijke figuren uitknipt en op een afstekenden

grond appliqueert, dan maakt dit voor lambrequins, lampe-kleedjes enz. een zeer fraai effect. Binnen korten tijd zullen wij voor onzen abonnées dit werk nog uitvoeriger beschrijven, voort heden bepalen wij ons tot de aanmerking dat men van deze soort van grondstof de meest verschillende voorwerpen zooals zak- en

schrijfportefeuilles, sigarenkokers, visiteboekjes enz. vervaardigen

en met borduurwerk versieren kan.

Talma “Brabantine.”

Afb. No. 19 en 20.

Men kan deze rijke en gracieuse talma van verschillende stof-

fen vervaardigen, waardoor dit kleedingstuk geschikt is om zoo-

wel in den zomer als in den winter gedragen te worden. Voor

het warme saizoen zou men de afzonderlijke gedeelten (banen)

waaruit de talma bestaat, zoo als aan ons model op de af-

beelding is voorgesteld, afwisselend van zware zwarte taf en kant kunnen nemen; de eerste ― de gedeelten taf ― zijn met borduurwerk en stalen kralen versierd, die ook om de randen heenloopen, ter-wijl er van onderen eene breede zijden

franje aan is gezet; de reepen kant zijn met strikken van zwart taffen lint met stalen kralen versierd en met een zijden franje afgesloten, gegarneerd. Een talma geheel en al van zwart fluweel vervaardigd met donker moiré of met taf van eene afste-

kende kleur geboord en met afzonderlijke

banen bedekt zou een zeer elegante win-

termantel genoemd kunnen worden.

No. 15. Werktasch tevens stander. Verkleind.

No. 19 en 20. Talma “Brabantine.” Voor- en achterzijde.

No. 16. Gaas “à la jardinière” met borduurwerk.

Oorspronkelijke grootte.

No. 17. Gaas “à la jardinière.”

Oorspronkelijke grootte.

No. 18. Gaas “à la jardinière.”

Oorspronkelijke grootte.