Het lambrequin wordt met dunne taf gevoerd, in de rondte met een
zijden koord in overeenstemming met de kleuren van het patroon ge-
boord, en met kogelvormige kwasten versierd.
Voor de tasch die uit blauwe taf met een wit zijden voering wordt
vervaardigd en groot genoeg moet zijn om er een handwerk van mati-
gen omvang in te bergen, knipt men uit de bovengenoemde of van
minder kostbare stoffen van elk gedeelte een lap 24 d. lang en 22 d.
breed. Men vouwt elk stuk in de lengte half toe en knipt van de vouw
die den onderkant van de tasch vormt aan beide zijden naar boven zoodanig schuin toe, dat de breedte van boven slechts 13½ d. bedraagt.
Elk der zijkleppen bestaan uit driekante gedeelten in het midden 11½
d. hoog en van boven 16 d. breed. Als men de bovenstof en voering
van deze stukken tegen elkaar heeft genaaid dan verbindt
men het gedeelte van de tasch aan de schuine zijden
van de kleppen zoo dat de laatsten er van boven onge-
veer 2 d. overheen komen, en aldaar met 4 vetergaten
voor het toeschuiven voorzien worden.
Nu legt men van onderen in het midden van de
tasch aan beide zijden zulk een diepe plooi dat de wijd-
te tot op 12―13 d. wordt terug gebracht en maakt
haar daarna met dikke blauwe koordzijde, zoo als de
afb. dit aangeeft in het geraamte vast. Dan worden de
lambrequins aan de bovenste dwarspijlen bevestigd,
men haalt door de kleppen in tegenovergestelde rich-
ting twee zwart zijden koorden elk 76 d. lang en wel
de twee koorden afzonderlijk door de
beide kleppen, zoodat zij daardoor twee
bogen of lussen vormen, die zoowel
dienen om de tasch te kunnen dragen
als om haar toe te trekken. De einden
van het koord worden aan het
geraamte vastgemaakt en
met zwart zijden
kwasten versierd.
Patroon in application voor een lambrequin.
Afbeelding No. 14.
De teekening van dit lambrequin is zoo bijzonder fraai en oorspronkelijk gedacht, dat onze abonnées zeker al haar best zullen doen om het zeer netjes uit te voeren en vooral goede
kleuren te kiezen. Hierbij moet men bovenal het oostersche karak-
ter van het patroon zoeken te bewaren, en de kleuren natuur-
lijk met die van de grondstof doen overeenstemmen. Ons model
heeft een fond van groen reps; de hoofdfiguren die er donker
op uitkomen als ook de schuine vierhoeken aan den buitenrand zijn er met zwart fluweel op geappliqueerd en in de rondte met festonneersteken met oranje zijde op bevestigd waar zich een lijn
met steelsteken met goudgele zijde aansluit. Met deze laatsten
zijn ook de hoekige figuren die met blauwe zijde met den plat-
ten steek in het midden van het geappliqueerde fluweel zijn ge-
borduurd omgeven, verder de evenzoo met den platten steek
gewerkte stralen van de groote ster, die overigens met zeer schit-
terende kleuren in verschillende nuancen, welke men op de af-
beelding duidelijk kan onderkennen, wordt uitgevoerd. De veder-
achtige ranken zijn gezamenlijk met den vischgraatsteek, de moe-
zen met den platten steek met groene vloszijde, de grootere rij-
en met vischgraatsteken tusschen de fluweelen figuren met twee
kleuren van donkere, de kruisnaad met eene kleur lichte
grijze zijde weergegeven. De lussen worden door grijs zijden
koord met zilver doorweven gevormd en met kleine dwarssteken van zwarte zijde op de stof bevestigd. De grootere en kleinere
sterren die een moes tot middelpunt hebben, werkt men met
den point russe met eene schakeering oranje van het roodbruine tot het lichtgele overgaande. Om den buitenkant van het patroon heen loopen twee rijen grijs zijden veterband die er met den
kruisnaad met zijde van dezelfde kleur op worden genaaid en in het midden met kruisjes van zwarte zijde zijn versierd. De
kleine puntjes worden door sta-len kralen weêrgegeven. Het spreekt van zelf dat men de
schikking der kleuren naar ver-
kiezing kan variëeren, en
hierbij op de bestemming van
het lambrequin, op de meu-
belen enz voor welke men het
als garnituur wil gebruiken en
op de geheele stoffeering van de kamer moet letten.
Werktasch en tevens stander.
Afb. No. 15.
Met de afb. No. 15 geven wij onzen lezeressen een lief werk-
taschje te zien, dat men toegeslagen als een handtaschje gebruiken kan, maar staande, zoo als op de afb., een sieraad voor de
werktafel uitmaakt. Ons model bestaat uit een geraamte van ge-
draaide ivoren stijlen. Vier van deze stijlen elk 20 d. lang zijn
twee aan twee 5 d. van onderen af gekruist en daar even als
aan de bovenzijde met schroefjes aan dwarsstaven elk 15 duim
lang ― met inbegrip van de knopjes der schroeven ― vastge-
maakt, zoodat de gekruiste stijlen draaien kunnen. Met het oog
op onze afbeelding zal men gemakkelijk zulk een geraamte in
elke grootte uit ivoor, been of hout kunnen samenstellen. Even
weinig moeite zal het vervaardigen van het lambrequin, waar-
mede het geraamte aan beide zijden versierd, en de blauwe
zak, welke het draagt gedeeltelijk bedekt is, veroorzaken. De lengte
en breedte van de lambrequins hangt alleen af van de grootte van het geraamte. Die van ons model zijn
12½ d. breed, 11 d. lang, terwijl
de buitenrand boogsgewijze is uitge-
sneden. Voor het borduurwerk kan men het patroon dat de afbeelding
geeft, naar verkiezing vergrooten
en het dan met den platten steek
met gekleurde zijde op taf, laken,
fluweel of reps uitvoeren. Een lam-
brequin op fijn gaas in tapisserie-
werk zou hiertoe mede geschikt
zijn, in het eerstvolgende nummer
zullen wij tot dit oogmerk eenige
patronen met den platten
steek geven.
164 DE GRACIEUSE. [19 September 1865. 3e Jaargang.]
Borduurpatroon. Beschrijving van een kinderjurk.
Fig. 1. Jurk. Voor het fatsoen van het lijfje verwijzen wij naar
Gracieuse 1865 bladz. 20. Fig. 2. Pelerine, die uit afzonderlijk ge-
plooide gedeelten bestaat, waarvan het voorste echter aaneen wordt
gesneden, waaromheen een entre-deux ― dat door er van voren en op
elken schouder eene plooi inteleggen den puntigen vorm verkrijgt ―
en een ruimachtig strookje loopt, de mouw is een eenvoudig dofje
met een strookje, eerstgenoemde wordt van boven een weinig schuin
afgeknipt. Fig. 3. Rand v. d. rok. Fig. 4. Strookje v. d. mouw.
Gaas “à la Jardinière.”
Afb. No. 16―18.
Wij hebben eene aangename taak te vervullen door onze leze-
ressen met een nieuw uitgevonden soort van papier-gaas bekend te maken, dat voor het tapisseriewerk een wijd uitgestrekt veld
opent en daar voor eene belangrijke aanwinst kan geacht wor-
den. Dit gaas dat spoedig in alle groote magazijnen voor hand-werken zal te verkrijgen zijn bestaat in rood, groen, lederkleur, en grijs en bootst in de dikwijls zeer oorspronkelijke patronen den gothieken stijl of het wel bekende vlechtwerk van rieten stoelen betooverend goed na. De afbeeldingen No. 16―18 geven twee fraaie patronen van deze nieuw bewerkte soort van gaas. Wij maken onze abonnées bijzonder opmerkzaam op No. 16 dat
een tapisserie rand met den kruis- en smyrnaschen steek op le-derkleurig gaas uitgevoerd voorstelt. De laatste omgeeft het werk aan beide zijden als met een lijst en is met zwarte wol gewerkt; de rijen die zich daar aansluiten zijn met den kruissteek met
bruine wol geborduurd, de figuren die de middelste streep vor-
men bestaan elk uit vier kruissteken van blauwe zijde die een
soortgelijken streek met witte zijde
insluiten. Deze randen van ta-pisseriewerk kan men gebruiken om mandjes te versieren, en met fluweel of gehaakte randen er
tusschen voor canapé-, venster-
kussens enz. Aan een borduur-werk op deze soort van gaas is
niet veel tijd en moeite verbon-
den, men kan er elk tapisserie-
patroon voor gebruiken of het gaas op de eene of andere wijze naar goedvinden met chenille of
zijden verbeterband doorstoppen. Als men het gaas in arabesken
of in andere sierlijke figuren uitknipt en op een afstekenden
grond appliqueert, dan maakt dit voor lambrequins, lampe-kleedjes enz. een zeer fraai effect. Binnen korten tijd zullen wij voor onzen abonnées dit werk nog uitvoeriger beschrijven, voort heden bepalen wij ons tot de aanmerking dat men van deze soort van grondstof de meest verschillende voorwerpen zooals zak- en
schrijfportefeuilles, sigarenkokers, visiteboekjes enz. vervaardigen
en met borduurwerk versieren kan.
Talma “Brabantine.”
Afb. No. 19 en 20.
Men kan deze rijke en gracieuse talma van verschillende stof-
fen vervaardigen, waardoor dit kleedingstuk geschikt is om zoo-
wel in den zomer als in den winter gedragen te worden. Voor
het warme saizoen zou men de afzonderlijke gedeelten (banen)
waaruit de talma bestaat, zoo als aan ons model op de af-
beelding is voorgesteld, afwisselend van zware zwarte taf en kant kunnen nemen; de eerste ― de gedeelten taf ― zijn met borduurwerk en stalen kralen versierd, die ook om de randen heenloopen, ter-wijl er van onderen eene breede zijden
franje aan is gezet; de reepen kant zijn met strikken van zwart taffen lint met stalen kralen versierd en met een zijden franje afgesloten, gegarneerd. Een talma geheel en al van zwart fluweel vervaardigd met donker moiré of met taf van eene afste-
kende kleur geboord en met afzonderlijke
banen bedekt zou een zeer elegante win-
termantel genoemd kunnen worden.
No. 15. Werktasch tevens stander. Verkleind.
No. 19 en 20. Talma “Brabantine.” Voor- en achterzijde.
No. 16. Gaas “à la jardinière” met borduurwerk.
Oorspronkelijke grootte.
No. 17. Gaas “à la jardinière.”
Oorspronkelijke grootte.
No. 18. Gaas “à la jardinière.”
Oorspronkelijke grootte.