Gehaakte kant.
Afbeelding No. 11. Fijn naai- of haakgaren No. 60.
De afbeelding van de voor ons liggende kant ter garneering van tafelklee-
den, antimacaassers enz. bestemd, kan wat het patroon aangaat, door eene kleine wijziging ook als tusschenzetsel voor japonnen, kussensloopen enz. ge-
bezigd worden. In dit geval worden de uit 7 blaadjes bestaande takken die
in verband met elkander gehaakt worden, aan den boven, als ook aan den
onderrand door een toer stokjes afgesloten.
Men zet voor deze kant de vereischte lengte op en haakt hierop afwisse-
lend: 1 st., 1 kett. met den laatsten slaat men 1 steek van het opzetsel over.
Dan worden de takken (doch op nieuw weder opgezet) in verbinding met het aangrenzende kett. net op de volgende wijze uitgevoerd. men begint aan het
einde van den steel van eenen tak, haakt 2 kett. voor den steel, 8 kett. voor
het eerste naar de linkerzijde liggende blad van den tak, daarop terug, den
laatsten steek overslaande, 1 v. st., 5 st., 1 v. st. * 11 kett. Men werkt
weder den laatsten kett. overslaande: 1 v. st., 5 st., 1 v. st. op de 7 vol-
gende steken, zoodat nog 3 kett. tot voortzetting van den steel overblijven.
Van * af wordt nog eens herhaald; dan 8 kett., 1
v. st. in den 10den steek
van het reeds voltooide stokjesrandje, 1 v. st.,
6 st., 1 v. st. op de 8
kett., 1 v. st. in den laatsten v. st. van het voorgaande blad, § 8 kett., daarop terug den laatsten steek overslaande, 1 v. st., 5 st., 1 v. st.,
in elk van de kett. die
den steel vormen 1 h. v.
st. Van § af nog 2 maal herhalen. 13 kettingste-ken, 1 vaste steek in
de punt van het eerste gehaakte blad van den reeds voltooiden tak, 5 kett., 1
v. st. in het tweede blad van den tak, 5 kett., 1 v. st. in het derde blad,
5 kett., 1 v. steek in den 10den steek van den stokjesrand, zoodat van de punt
van het blad af 9 steken van den rand zijn overgeslagen, 8 kett.,
1 v. st. in den middelsten steek van den boog, die het tweede en
derde blad verbindt, 5 kett., 1 v. st. in den middelsten steek van den volg. kett. boog; 5 kett., 1 v. st. in den 3den van de 13 kett. van de punt van het eerst gehaakte blad afgeteld, zoodat tot aan den steel van het blad nog 10 van deze kett. onbewerkt blijven, 3
kett., 1 st. met driemaal omslaan in den 4den van de 10 kett.,
van den laatst gehaakten v. st. af geteld, 7 kett. Nu werkt men
den tweeden tak bladeren, insgelijks aan den steel beginnende,
verbindt de 3 laatste bladeren hiervan aan het kett. net, zooals
de afbeelding aantoont, en zet het patroon op de begonnen wijze voort. Ter voltooiing van de kant werkt men van onderen aan de
groote kett. bogen nog de 2 volgende toeren.
1ste toer. In elken boog die van
den eenen tot den anderen tak loopt haakt men 25 st., doch zoodanig dat aan beide zijden van den boog
1 kett. onbewerkt blijft.
2de toer. * 1 st. in het 3de st. van den vorigen toer, 6 kett., in den
2den hiervan 1 h. v. st., 1 kett. Van * af nog 6 maal herhalen, zoodat er
7 st., door 1 picot gescheiden, op den stokjesboog van den vorigen toer ko-
men. De afbeelding toont de voortzetting van den toer duidelijk aan, zoodat
wij eene verdere beschrijving overbodig achten, en onze lezeressen naar ge-
noemde afbeelding verwijzen.
[19 September 1865. 3e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 163
Doorloopend gehaakt patroon.
Afbeelding No. 12.
Daar dit patroon voor verschillende doeleinden gebezigd kan worden, hangt
hiervan ook natuurlijk de grondstof af. Het fraaie patroon, eenvoudig van be-
werking en daardoor zeer aanbevelenswaardig, is even goed geschikt voor tus-
schenzetsels voor lingeriën, als voor spreien, overtrek van kussens enz. Het
bestaat slechts uit 2 regelmatig zich herhalende toeren. De lengte waarvoor
men het noodig heeft wordt opgezet.
1ste toer. 6 st. elk in een steek van het opzetsel, 6 kett. waarmede men
6 steken overslaat.
2de toer. De 6 st. van den vorigen toer overslaande, haakt men 3 dubb.
st., 6 kett., 3 dubb. st., deze 6 st. worden in de 6 kett. van den vor. toer gewerkt.
De afsluiting van het tusschenzetsel of van het werk waarvoor men het be-
zigt, dat natuurlijk tot de vereischte breedte kan worden voortgezet, moet
weder door den 1sten toer gevormd worden.
Dit patroon zal volgens de afb. bewerkt, een zeer fraai effect opleveren.
Handdoekenrekje.
Afb. No. 13. Patroon
keerz. v. h. Supplem. No.
X, Fig. 32 en 33. Een gedraaid houten geraamte, een ronde spiegel, bruin moiré of fluweel, koord-
zijde in verschillende kleu-
ren, carton.
Dit handdoekenrekje dat
zoowel wat den vorm als
de bewerking betreft aan-spraak kan maken op élegance zal een sieraad
van elke slaapkamer uit-
maken. Het geraamte on-der No. 13 duidelijk in
alle bijzonderheden voor-
gesteld is uit gedraaid hout vervaardigd en bestaat vooreerst in een vierkante lijst, die een ronden spiegel draagt in een borduurwerk op bruin fluweel gevat.
De zijkanten van deze lijst zijn elk 25 d. hoog en komen van boven 4½ d.
en van onderen 7½ d. over de dwarsstijlen 13 d. lang heen. Aan het onderste
gedeelte van de zijstijlen sluiten zich twee vooruitstekende armen elk 7 d.
lang aan, waaraan twee andere naar buitengekeerde stijlen elk 8 d. hoog zijn
vastgemaakt die weder een dwarslat 21 d. lang dragen. (De vooruitstekende
stijlen ― armen ― zijn voor het opnemen van den handdoek bestemd.) De voorste
dwarsstijl is met een borduurwerk voorzien eveneens op bruin fluweel met den
platten steek en den point russe uitgevoerd; aan de zijkanten is het naar
den vorm van het geraamte recht afgeknipt. Het zeer oorspronkelijke patroon
voor dit borduurwerk geven wij met Fig. 32 van het Supplement bij dit num-
mer; men kan het met een of met verschillende kleuren van zijde op fluweel
of op moiré weêrgeven. Het borduurwerk dat den spiegel omgeeft wordt op
dezelfde wijze naar het patroon Fig. 33 dat een hoek voorstelt uitgevoerd. Het spreekt van zelf dat men dit patroon ook met den kettingsteek kan werken, en ver-
der het een of ander tapisserie- of borduurwerk met kralen ter versiering van
het handdoekenrekje kan gebruiken. In alle gevallen moet het borduurwerk met carton of bordpapier worden voorzien en hierop vastgehecht in het ge-
raamte bevestigd worden; wij raden evenwel aan het door den schrijnwer-
ker er op te laten maken, daar het zich niet zoo gemakkelijk laat beves-
tigen.
No. 14. Patroon in application voor een lambrequin.
No. 11. Gehaakte kant.
No. 13. Handdoekenrekje. Verkleind. Patroon
keerz. v. h. Supplem. No. X, Fig. 32 en 33.
No. 12. Haakpatroon voor antimaccasers, overtrekken
voor kussens, lingeriën, kinderkleeren enz.
No. 10. Bewerking van een kralen rozet voor de
lijst voor photographiën. Bij afb. No. 9.