De Gracieuse 19 July 1866 | Page 5

kens op elkaar vallen. Tegen den rug naait men volgens fig. 27 een reep voe-

ringstof ongeveer 2 d. br. (om er band doorheen te kunnen steken) voor een

schuif. Nadat de mouw van 9 tot 10, en van 11 tot 12 aan elkaar is genaaid,

zet men den onderrand van de mouw tusschen de dubbele stof van de man-

chette, die alvorens moet zijn toegenaaid, waarbij 10 en 11 van de beide ge-

deelten op elkaar moeten vallen. Als de manchette volgens de afb. langs den

naad met drie knoopen is gegarneerd, dan zet men de mouw met een ingere-gen koordje er tusschen in het armsgat, waarbij zij met 12 aan hetzelfde cijfer van het voorstuk moet sluiten. Men kan natuurlijk voor deze blouse

ook wel doorschijnende of wollen stoffen nemen.

Kindercostumen.

Afb. No. 28. Knippatroon voor het jurkje en het jaquetje voor meisjes van

2―4 jaar: keerz. v. h. Supplem. No. X, Fig. 41―46.

De beide costumen van de spelende kleinen zijn zeer sierlijk maar toch

eenvoudig en daarbij zeer lief opgemaakt.

Fig. 1. Jurkje en jaquetje voor meisjes van

2―4 jaar. De rok van dit kleedje is van wit geribd piqué, de

laag uitgesneden taille echter van fijn nansoek, waarin smalle

plooitjes zijn gelegd. De rok 36 d. lang en 240 d. wijd, is 6 d. boven den onderrand met guipure entre-deux, met roze taffen lint 2½ d. br. er onder gegarneerd, en aan beide zijden door wit katoenen veterband 1 d. br. afgesloten. Het boogvor-

mig belegsel dat volgens de afb. boven het entre-deux loopt, is er met slingers met soutache die tegen de wasch be-

stand is, opgenaaid. Het jaquetje van piqué is op dezelfde wijze gegarneerd

hoewel er bovendien om

den buitenrand nog eene guipure kant loopt. Uit de gekozen stof, ― men kan even goed wollen-, als stoffen die gewasschen

kunnen worden, nemen,

― vervaardigt men

eerst den rok, volgens de aanwijzing hiervoor gegeven; hij krijgt aan den

rand van onderen een omslag 10 d. br., en wordt van voren en aan de zijden

met enkele, van achteren echter met twee- en driedubbele plooien elk 6 d.

br. voorzien, en later met overhandsche steken aan de taille gezet. De laatste

kan in plaats van eene blouse, van neteldoek (ook van batist of nansoek) of

wel van de stof van het kleedje vervaardigd worden. In het eerste geval legt

men, zooals wij dit gedeeltelijk op fig. 41 hebben voorgeteekend, in een lap van de noodige grootte, plooien ¾ d. breed, en knipt daaruit naar fig. 41 het voorstuk in het midden aaneen, verder naar fig. 42 den rug, en re-

kent aan den achterrand op een om-

slag 1½ d. br. voor den zoom; het rechter gedeelte van den rug wordt

met de voorgeteekende knoopsgaten,

het linker met de noodige knoopen voorzien. Als het voorstuk en de ge-

deelten van den rug aan de zijden van

31 tot 32, op den schouder van 33 tot 34 met een dubbelen naad aan elkaar zijn genaaid, dan zet men tegen den onderrand van de taille een reep der stof 2 d. br., slaat den rand van boden

smal naar buiten om en legt er een ge-

plooid omhoogstaand strookje 1½ d.

breed en gezoomd, waarvan het aan-

zetten met een veterbandje bedekt wordt, om. De onderrand van de mouw wordt op dezelfde wijze ver-

sierd, en dan zoodanig in het armsgat

gezet, dat 31 op 31 aan den zijnaad, 33 op 33 van den schoudernaad sluit, zóó dat de punten van de mouw over elkaar liggen. De ceintuur, waarvan de

einden met een knoop en een knoops-

lus zijn voorzien, en uit entre-deux met lint er onder bestaat, is in de rondte met veterband afgesloten en met piqué gevoerd. Voor het jaquetje knipt men naar fig. 44 twee gedeel-

ten, naar fig. 45 een gedeelte langs de dunne lijn op het knippatr. aaneen,

verder naar fig. 46 voor elke mouw twee gedeelten, waarbij men op de afwijkende lijn voor de onderste helft

moet letten. Als de gedeelten van de jaquette van 35 tot 36 en van 37 tot 38 aan elkaar zijn genaaid, dan slaat men den buitenrand van het jaquetje smal naar buiten om, en versiert het zooals dit gedeeltelijk op de knippa-

tronen is voorgesteld, met het gar-

Jaquette “Cluny” met schoot.

Afb. No. 24. Knippatr., keerz. v. h. Supplem. No. VII, Fig. 32―35.

Even als het jaquetje op afb. No. 4 in dit nummer, is ook dit model van

guipure vervaardigd; het garnituur bestaat uit guipure entre-deux 2 d.

br. en soortgelijke kant. Om dit model na te maken kan men intusschen elke

soort van witte of zwarte geweven kant, gebloemde tulle, gebrocheerd ne-

teldoek of grenadine nemen; het kan ook om de elegance te verhoogen met

gekleurde zijde gevoerd, of onder het entre-deux gekleurd lint gelegd worden. Uit de gekozen stof knipt men naar elk der fig. 32 en 34 twee ge-

deelten, naar elk der fig. 33 en 35 een gedeelte langs de dunne lijn die het

midden aangeeft, al deze stukken echter slechts tot aan de dunne lijn voor

het aanzetten van het entre-deux voorgeteekend. Als men in elk der

voorstukken de borstplooi van punt aan punt tot ster heeft genaaid, dan

zet men eerst met een achtersteeknaad volgens de overeenstemmende

cijfers, den rug en de voorstukken aan elkaar, en daarna hieraan de ge-

deelten van den schoot. Al de inslagen worden ongeveer een stroo-

halm breed van den naad af weggeknipt, en dan met een schuin

reepje neteldoek of iets dergelijks geboord. Hierna wordt zooals

dit gedeeltelijk is voorgeteekend om het uitsnijdsel van den hals,

langs den voorkant van de jaquette, en hiermede tegelijk om

den schoot, van achteren in het midden gespleten, entre-deux gelegd, het wordt met overhandsche steken op de grondstof ge-

naaid, en daarna een kantje er aan gezet. Als de mouw van 19

tot 20 aan elkaar is genaaid, dan legt men zóó dat kruis op punt

valt eene plooi in den

naad, garneert den on-

derrand van de mouw

met entre-deux

en kant, rimpelt den

bovenrand van kruis

tot punt in en zet

de mouw eindelijk

zoo in het arms-gat dat 19 op 19 van het voorstuk valt. De naad van

het armsgat wordt

met een reepje van

het garnituur be-

dekt en hiervan ook de ceintuur

vervaardigd.

Blouse van ongebleekt linnen.

Afbeelding No. 25 en 26.

Dit model is zeer smaakvol en alleen ten opzichte van de stof en van het

garnituur onderscheiden van de blouse, waarvan de beschrijving straks

volgt; de knippatronen en de wijze van samenstelling zijn gelijk aan die van

No. 27. Men moet echter bij de beide voorstukken naar fig. 26, aan den voorkant slechts rekenen op een om-

slag 3 d. br. voor den zoom, daar de plooi 5½ d. br. uit een afzonderlijken reep van de stof bestaat, en er volgens

de afb. in den vorm van een plooi,

los op wordt gezet. Op den voorkant van het rechter voorstuk komt mede

een zoodanige plooi 5½ d. br. voor, en eene 3½ d. br. op den schoudernaad.

Op elke mouw bevinden zich twee pat-ten 4½ d. br., die aan de punt met een

knoop schijnbaar op de mouw beves-

tigd zijn. Al deze reepen stof in den vorm van plooien als ook de kraag, worden, behalve de reep aan den voor-

kant, op de volgende wijze gegar-

neerd: een reep wit linnen 2 d. br. wordt in de lengte met zwarte zijde op

de plooi gestikt en op dezelfde wijze op

den kraag gezet. elk dezer witte ree-

pen is wederom met 2 draden zwarte wol versierd, met fijn wit garen, op de wijze der afb. er op genaaid. Door dit overnaaien doet de wollen draad zich zeer sierlijk even als een galonne-

tje voor. Wij geven een afzonderlijk gedeelte van dit zeer ongemeene en smaakvolle garnituur met de afb. No. 26 te zien, ten einde onze lezeressen de wijze waarop het wordt uitgevoerd,

duidelijk voor te stellen. De reep 5½ d.

br., waarmede de rand van het rechter voorstuk is versierd, kan, wegens de knoopsgaten die zich in het midden

bevinden slechts aan de zijden gegar-

neerd worden. De twee witte reepen hiervoor noodig zijn elk 1 d. br. en

slechts langs het midden met een over-

genaaiden wollen draad voorzien. De

afb. is zoo duidelijk, dat het vervaar-

digen van deze blouse aan onze leze-

ressen geen zwarigheid zal opleveren; in plaats van ongebleekt linnen zou men ook zeer goud nanking kunnen

nemen.

[19 Juli 1866. 4e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 135

No. 25. Blouse van ongebleekt linnen.

No. 24. Jaquette“Cluny” met schoot.

Knippatr., keerz. van het Supplem. No. VII, Fig. 32―35.

No. 1. Jurkje en jaquetje voor meisjes van 2―4 jaar.

Knippatr., keerz. van het Supplem. No. X, Fig. 41―46.

Blouse van gekleurd iersch linnen.

Afb. No. 27. Knippatr., keerz. v. h. Suppl. No. VI, Fig. 26―31.

Daar elk der voorstukken van deze blouse behalve den zoom (om-

slag) aan den voorkant, nog met twee plooien elk 3 d. br. zijn

versierd, zoo legt men deze volgens aanwijzing op de knippa-

tronen, vóór het knippen in de stof. Als de plooien er in zijn

genaaid, dan knipt men naar fig. 26 de beide

voorstukken, en rekent daarbij op den

zoom aan den voorkant, naar fig. 27, 28, 29 en 31 den rug, het halsboordje,

den kraag en de manchette, langs de lijn die op het knippatr. het midden aangeeft, aaneen, de drie laatsten de stof dubbel genomen; de kraag

moet aan den buitenrand langs den draad worden toegevouwen. De

mouw wordt naar fig. 30 aaneen

geknipt, waarbij men op de afwij-

kende lijnen voor de onderste helft moet letten. Nadat de zoomen aan den voorkant van de voorstukken, zooals wij dit hebben voorgeteekend

met knoopen en knoopsgaten zijn voorzien, zet men den rug en

de voorstukken volgens de overeenstemmende cijfers, met een ingeregen koordje er tusschen aan elkaar, en legt dan in den

onderrand van de blouse een smal zoompje. De kraag fig. 28

wordt door middel van het halsboordje, met een knoop en een knoopsgat voorzien, op de blouse gezet, zóó dat dezelfde tee-

No. 27. Blouse van gekleurd iersch linnen.

Knippatr., keerz. van het Supplem. No. VI, Fig. 26―31.

No. 28. Kindercostumen.

No. 26. Bewerking van het garnituur voor de blouse.

(Bij afb. No. 25.)

Fig. 2. Jurkje voor meisjes van 1―3 jaar.