De Gracieuse 19 July 1866 | Page 4

het werken eerst met de zwarte koordzijde geborduurd, de zwarte ruitjes evenwel van de

smalle randjes, die zich langs de beide lange zijden van het patroon bevinden met zwarte

wol gewerkt moeten worden.

Reis- of wandelcostuum.

Afb. No. 16 en 17.

Dit costuum, een nauwtoeloopend kleedje met een paletot, is vervaardigd van

geel foulard (écru), de hoed van rijststroo met bruin taffen lint en korenbloe-

men gegarneerd; parasol van roode zijde met eene blauw taffen voering. Het

garnituur van het costuum dat van voren in een grieksch patroon oploopt,

en zich aan de zijden boven den

rand van den rok met punten voortzet, bestaat uit rolletjes

van schuine reepen bruin fou-

lard. Dit zelfde garnituur

komt nogmaals aan den on-

derrand van den paletot in schelpen uitgeknipt, voor; op

afb. No. 17 is de laatste aan de achterzijde voorgesteld.

Voor dezen paletot kan men het knippatroon van

dien No. 40 blz. 122 van de Gracieuse gebruiken.

Kleedje met eene hooge taille

en schoot (peplos).

Afb. No. 18, (Fig. I), 19 en 20. ― Knippatr. van de taille en van den schoot: voorz. van het Supplem. No.

I, Fig. 1―6.

Het costuum dat wij met Fig. 1 op

de modeplaat te zien geven is van zwart

en wit gevlamd Iersch linnen en bestaat

uit een rok met geeren met eene hooge taille en een afzonderlijken schoot,

waarvan afb. No. 20 den zeer buiten-

gemeenen vorm aan de ach-

terzijde te zien geeft.

Het costuum wordt

gegarneerd met

schuine reepen

zwarte taf,

waarop dicht

naast elkaar,

rijen krijtwitte kralen zijn genaaid, waarmede tegelijkertijd eene guipure kant, die

er naar boven gekeerd, glad op ligt wordt vastgehecht. Bij het vervaardigen van de

taille, die geheel zonder balein, veel heeft van eene nauwsluitende blouse, en als

men eene dunne stof kiest, gevoerd moet worden, knipt men naar elk der Fig. 1 en

2 twee gelijke gedeelten, den rug naar fig. 3 langs de dunne lijn die het midden aan-

geeft, aaneen, voor de mouw kan men het knippatroon nemen, die bij de vierkant

uitgesneden blouse afb. No. 42 in dit nummer behoort. Als men in elk der voorstukken de

borstplooi heeft genaaid, dan zet men tegen den voorkant een reep der bovenstof 3―4

d. breed, voorziet ze met knoopen en knoops-

gaten en naait den rug, de voorstukken en zij-

panden volgens de overeenstemmende cijfers

aan elkaar. Het uitsnijdsel van den hals wordt

met een ingeregen koordje geboord, en de on-

derrand gezoomd; daarna zet men er de mou-

wen in en legt er het garnituur op. Het laatste

kan ook zooals dit op afb. No. 19 is voorge-

steld geschikt worden, maar in dat geval moet de bovenzijde van het

belegsel op den rok eveneens in een grieksch patroon zijn uitgesne-

den. Het boveneind van

den schoot wordt onder den rok verborgen.

Voor den schoot “pe-

plos” die ― als men voor het costuum eene

dunne stof neemt ―

eveneens gevoerd

wordt, moet men

naar elk der fig.

4―6 twee ge-

lijke gedeelten

knippen na

eerst het om-

slag van fig. 6 af-

zonderlijk overgeno-

men en aan het ge-

heel gehecht te hebben, voor de ceintuur een dubbelen reep der

stof ongeveer 6 d. breed en van de noodige wijdte, hetzij van

de stof van het kleedje of van het garnituur. Nu worden

de verschillende gedeelten volgens de overeenstem-

mende cijfers aan elkaar genaaid, waarna men er

het garnituur oplegt en den voltooiden schoot

tusschen de dubbele stof van de ceintuur

zet, die met een gesp van de stof wordt

dichtgemaakt. De taffen reep die het

garnituur van den schoot uitmaakt

is aan ons model 5 d. de guipure

kant 4 d. breed.

Kleedje met een schoot (basque châle).

Afb. No. 18, (Fig. 2) en 21. Knippatr. van den schoot, voorz. v. h. Supplem. No. II, Fig. 7 en 8.

Het model van dit costuum bestaat uit bruin foulard en is even als dat van Fig. 1 op de mo-

deplaat, samengesteld uit een rok met geeren met eene hooge taille, waarvoor men de

knippatronen van No. 19 kan nemen, verder uit een langen schoot, op afb. No. 21,

aan de voorzijde voorgesteld. Het garnituur om den buitenrand van den schoot, dat

tevens aan den bovenrand van de mouw de epaulette vormt, bestaat uit zwarte

kant met lange grelots van kristallen kralen. Voor den schoot geeft Fig. 7 het

voorstuk, fig. 8 de helft

van het achterste gedeelte.

Naar elk van deze figuren

worden uit bovenstof en

uit voering twee gelijke

gedeelten geknipt,

aan fig. 8 moet eerst

het omslag worden

gehecht, daarna naait men in Fig. 7 de plooi

van punt aan punt tot ster, en verbindt het

achterste gedeelte, en dit met de voorstukken

van 11 tot 12. Als men de voering op de-

zelfde wijze aan elkaar heeft gezet, dan wordt

zij tegen de bovenstof genaaid, waarna men

den schoot tusschen de dubbele stof van een

ceintuur 5 d. breed zet, en er het garnituur

oplegt. De kant om den schoot is 12 duim

breed, die voor de epauletten slechts 6 d.

Kleedje met schoot, voor

meisjes van 6―8 jaar.

Afb. No. 18, (Fig. 3), 22 en 23. Knip-

patr. van de taille en van den schoot:

voorzijde v. h. Supplem. No. IV,

Fig. 16―23.

Elke dunne stof met een garni-

tuur van veterband,

schuine reepen of iets

dergelijks zou voor

ons model geschikt

zijn. Het costuum

bestaande uit

eene hooge taille

met een schoot, met vijf diepe

spleten of punten, is van lichtblauw alpacca genomen, het fraaie garnituur gevormd

van een wit taffen lintje met een borduursel van zwarte koordzijde en kristallen kra-

len, als ook door een guipure kantje. Bij het vervaardigen van de taille knipt men naar

elk der fig. 16 en 17 twee gelijke gedeelten, naar fig. 18 den rug langs de dunne lijn in

het midden aaneen, naar fig. 19 voor elke mouw twee stukken, waarbij men op de afwij-

kende lijnen voor het uitsnijden van de onderste helft moet letten. In de voorstukken

wordt de borstplooi genaaid, zij worden met knoopen en knoopsgaten voorzien, waartoe

men er aan den voorkant een reep der bovenstof

tegen zet, en daarna volgens de overeenstem-

mende cijfers met de zijpanden en den rug ver-bonden; evenzoo de gedeelten van de mouw, waarna men er de mouw inzet, het uitsnijdsel

van den hals met een ingeregen koord boort, en dan de taille aan den rok zet, waarin vooraf

plooien zijn gelegd. Aan ons model is de rok 52 d. lang, 260 d. wijd,

met wit stijf gaas gevoerd, aan den onderrand aan de binnenzijde

met een reep

der bovenstof 6

d. breed, en bo-

venop met gar-

nituur voorzien. Het taffen lintje

van het garni-

tuur dat het aan-zetten van eene guipure 2 d. br.

bedekt, is 1½ d. br. en op regelmatige afstanden met kruissteken van

zwarte koordzijde en in het midden

hiervan met een

kristallen kraal versierd. Voor den schoot moet men uit

bovenstof en voering naar elk der fig. 2023 twee

gelijke gedeelten knippen en volgens de overeen-

stemmende cijfers aan elkaar zetten, de beide

achterste gedeelten van 45 tot aan den rand

van onderen, waarna tusschen het voorstuk

en het zijpand fig. 20 en 21 als ook tus-

schen fig. 22 en 23 een lange

split open blijft. De bovenkant van

den schoot wordt aan een ceintuur

van een dubbelen rechten reep

der stof gezet, het dicht-

maken van de ceintuur

verborgen door een sier-

lijke rozet van acht

bladeren uit de

stof geknipt en

door een met

stof overtrok-

ken knoop

afgesloten.

134 DE GRACIEUSE. [19 Juli 1866. 4e Jaargang.]

No. 21. Schoot (basque châle) v. h.

kleedje Fig. 2. Afb. No. 18. Voor-

zijde. Knippatr. voorz. van het

Supplem. No. II, Fig. 7 en 8.

No. 22. Schoot voor het kleedje voor meisjes. Afb. No. 18, fig. 3.

Knippatr., voorz. v. h. Suppl. No. IV, Fig. 20―23.

No. 18. Modeplaat.

Fig. 3. Kleedje met schoot voor meisjes van 6―8 jaar. Knippatr.

van de taille en v. d. schoot. Voorz. v. h. Suppl. No. IV, Fig. 16―23.

No. 17. Paletot voor het reiscostuum.

Bij Afb. No. 16. Achterzijde.

No. 20. Schoot peplos (voor het kleedje, Fig. I

afb. No. 18). Achterzijde. Knippatr., voorzijde

van h. Supplem. No. I, Fig. 4―6.

No. 23. Rozet voor de ceintuur

van den schoot voor het kleedje voor

meisjes. Afb. No. 18, Fig. 3. Helft van

de oorspronkelijke grootte.

No. 19. Hooge

taille voor het

kleedje Fig. I,

afb. No. 18.

Knippatr. voorz. v. h. Suppl.

No. I, Fig. 1―3.

Fig. 1. Kleedje met eene hooge taille en schoot (peplos). Knippatr.

van de taille en van den schoot. Voorz. van het Supplem.

No. I, Fig. 1―6.

Fig. 2. Kleedje met schoot (basque châle). Knippatr. van den schoot:

Voorz. van het Supplement No. II, Fig. 7 en 8.