De Gracieuse 19 July 1866 | Page 6

gen van de kroon van de bloem zijn aangegeven. Daarna haakt men weder 2 toeren v. st., in elken steek van den vorigen toer 1 steek, dan laatsten toer weder over ijzerdraad. De stamper van de bloem wordt van witte koordzijde met v. st. op een opzet-

sel van 3 steken in 10 spiraalvormige toeren ver-

vaardigd, waarbij men in de 5 eerste eenige steken

meerdert, in de 5 andere weder een gelijk getal af-mindert; de 3 steken van den laatsten toer worden bij het bevestigen van den draad te zamen gehaald,

zoodat hierdoor een in het midden dik, aan de einden

afgespitst pijpje verkregen is. Nadat de bloem door

afzonderlijke lange steken van witte zijden de straal-

vormige versiering verkregen heeft (wij laten deze

aan twee bogen van de bloem, afb. No. 31 ontbre-

ken, om aldaar de steken duidelijker te doen voor-

komen), bevestigt men den stamper van binnen in

den kelk en dezen wederom met het ondereinde in

een klein kokertje, dat met groene wol in 3 of 4 kringvormige toeren v. st. over ijzerdraad vervaar-

digd is; het einde van het ijzerdraad wordt met groene wol omwoeld en moet tot steel voor de bloem dienen. Voor elken knop van de bloem zet men 5 steken op, haakt daarop in de rondte 3 toeren v. st., waarin men langzaam 5 steken meerdert, dan 2 toeren stokjes, waarbij in elken steek 1 steek ge-

meerderd wordt, voorts 1 toer st. in hetzelfde getal steken; deze toer vormt het midden van den knop; hierna werkt men de andere helft van den knop de

toeren teruggaande volgende, en natuurlijk in eene

tegenovergestelde bewerking, dus steeds afminde-

rende. Aan het ondereinde voorziet men den knop van een groen kokertje en een steel van ijzerdraad even als de bloem. Afb. No. 31 stelt bloem en knop in oorspronkelijke grootte voor. De bladeren wor-den van verschillende nuancen groen en met den geribden haaksteek, dus in heen en teruggaande toeren ― waarbij men gedurig in de achterste lus van een steek van den vorigen toer steekt ― uitge-voerd. Voor een blad volgens de grootte van afb. No. 32 zet men 23 steken op, haakt daarop terug, den laatsten opzetsteek overslaande en over het ijzerdraad als 1ste toer v. st., namelijk in elken steek

van het opzetsel 1 v. st., ―zooals vermeld is ― gedurig in de achterste lus van den steel stekende. Voor den 2den toer omkeerende, haakt men (nu zonder ijzerdraad) 1 kett., dan 17 v. st., 3 h. v. st., de 2 nog overige steken van

den 1sten toer overlatende, keert men nogmaals met 1

kett. het werk om en haakt in den 3den toer, de h. v.

st. van den vorigen toer overslaande: 3 h. v. st.,

daarna v. st. tot aan het einde

van den toer. De 4de toer is

evenals de 2de toer, echter

nu 15 v. st. en 2 h. v.

st., zooals de 2 laatste

steken van den vo-

rigen toer weder onbewerkt blij-

ven. Hiermede is eene helft van

het blad vervaardigd. Daarna

knipt men den draad af,

legt hem in dezelfde

richting met het einde

van den laatsten

toer aan de te-

genovergestel-

de zijde, dus

aan de

opzetsteken weder op nieuw aan en ver-

vaardigt nu met de 3 reeds afzonderlijk

beschreven toeren de tweede helft

van het blad, dat natuurlijk

nauwkeurig met het eerste

moet overeenkomen. Bij het

eindigen van den 3den

toer haakt men aan den

ondersten dwarsrand

van het blad eenige

h. v. st. tot aan

het midden,

keert met 1

kett. om en om-

geeft nu het gehee-

le blad met 1 toer v.

steken over ijzerdraad,

waarbij aan de onderste

hoeken, alsook aan de punt

van het blad eenige steken ge-

meerderd moeten worden. Het eene

einde van het ijzerdraad wordt met

groene wol omwoeld en als steel voor

het blad gebruikt. Nadat men ook een aan-

tal afzonderlijke groene kokertjes en ranken

― zooals afb. No. 32 aantoont ― vervaardigd

heeft, de ranken van dun ijzerdraad met groene

zijde oversponnen, die men voor het krullen over een

breinaald windt, schikt men naar eigen smaak en met

behulp van afb. No. 29, bloemen en loof in groote partijen

en bevestigt ze aan lange stelen ijzerdraad, die men gedeel-

telijk door de stokjes van het chassinet vlecht, gedeeltelijk door

ijzerdraad er aan bevestigt worden. Om moeite en tijd te bespa-

ren, kan men door het chassinet ook kunstbloemen en bladeren, of

klimop bladeren en bessen winden. Voorts zullen wij in een van

de volgende nummers, eenige gemakkelijk uit te voeren eikebladeren,

alsook een ander niet minder fraai patroon voor een vensterchassinet ― ter

nabootsing van het geschilderde glas ― aan onze lezeressen aanbieden.

Vignetten voor het teekenen van keukenhanddoeken.

Afbeelding No. 33―35.

Door de drie vignetten onder afb. No. 33―35 gegeven, zullen wij ons den dank van

zorgvuldige huisvrouwen verwerven. Dit borduurwerk dat in verschillende soorten van keu-

kenhanddoeken kan worden aangebracht, zal de dienstboden aanzetten, om de in de

keuken gebruikt wordende handdoeken van elkander te onderscheiden en alzoo niet met el-kaar te verwisselen. Het vignet op afb. No. 33 gegeven, is bestemd om op de handdoeken voor het zilverwerk, No. 34 voor messen en vorken, No. 35 voor de potten en pannen te

nituur. Om den hals wordt echter slechts een veter-

bandje gelegd. De mouw wordt van 39 tot 40 en van

41 tot 42 aan elkaar genaaid, en de onderrand ge-

garneerd, de elleboogsnaad op de bovenzijde met veterband versierd, waarna men de mouw in het

armsgat zet, 42 moet op 42 van het voorstuk val-

len. Aan de hoeken van het uitsnijdsel van den hals

worden haken en oogen gezet.

Fig. 2. Jurkje voor meisjes van 1―3

jaar. Dit bestaat uit wit en blauw gestreept fou-

lard, het garnituur uit ruches van schuine reepen uitgetande blauwe taf 4 d. br., die zoodanig op het jurkje zijn gelegd, dat het een nauwtoeloopend kleedje gelijkt, waartoe de rok aan den voorkant

niet geplooid, en onmiddellijk aan de vierkant uit-

gesneden taille gezet, niet weinig bijdraagt. Onder de

laag uitgesneden taille wordt een neteldoeksche che-

misette gedragen met smalle plooitjes voorzien.

Voor de taille kan men de knippatronen gebruiken

van het kinderjurkje fig. 5, bladz. 82 van de Gra-

cieuse.

Vensterchassinet.

Afb. No. 29―32. Spaansch riet, zephirwol in ver-

schillende levendige kleuren en in eenige schakee-

ringen groen, groen taffen lint, witte koord-

zijde, witte tulle, neteldoek, wit borduur-

katoen en zwarte naaizijde.

Een pauw in sierlijk wit borduurwerk, van bont

gekleurde gehaakte klokken en bladeren omgeven,

vormt volgens ons model een fraai en smaakvol ven-sterchassinet, en des te meer aanbevelenswaard,

omdat de meeste bestanddeelen door de vrouwenhand

vervaardigd kunnen worden. Het geraamte van het

chassinet is van afzonderlijke rieten stokjes in elkan-

der gezet (zoogenaamd spaansch riet) elk van 1 d.

dikte in doorsnede; de lengte van de stokjes wordt

overeenkomstig de lengte van de glasruit waarvoor

men het wenscht te bezigen genomen; volgens ons

model vormt het een vierkant ter grootte van 50 d.,

doch de vorm hiervan kan zonder eenige zwarigheid

tot een lankwerpig vierkant veranderd worden. De

ligging van de stokjes, waarvan viermaal telkens

2 het buitenste raam, vier kortere van binnen

eene schuine ruit vormen die het borduurwerk

insluit, is volgens de afb. gemakkelijk te volgen.

Om de afzonderlijke stokjes met elkander te

verbinden, maakt men aan de vereenigings-

punten van elk stokje eene insnijding van

ongeveer 1 d. lengte en ½ d. diepte,

zoodanig, dat telkens 2 stokjes

met de insnijdingen op elkander

gelegd, geen dikkere door-

snede verkrijgen, dan een

afzonderlijk stokje; dan

overspant men aldaar

de stokjes kruis-

gewijze met smal groen taffen

lint of zooveel mogelijk van

gelijke kleur als het riet,

zooals afb. No. 29 op

enkele plaatsen dui-

delijk doe zien, de einden van

het lint worden te zamen ge-

knoopt, de knoop moet ―

weinig zichtbaar ― on-

der de dwarsloopende

stokjes liggen. Na-

dat het geraamte

op deze wijze

voltooid is,

vervaar-

digdt men eerst het bor-

duurwerk dat de mid-

delste ruit vult,

waarvan afb. No.

30 het patroon

geeft. vol-

gens ons mo-

del is ― ter ver-

krijging van een

dun luchtig weefsel ―

de tulle die voor de

grondstof moet dienen,

dubbel genomen. Voor het

patroon, als ook den buitenrand

van de ruit, wordt fijn neteldoek

genomen, de dikke wit voorkomende

gedeelten van het patr. worden dik ge-

borduurd, de dunnere dicht gecordon-

neerd; de afzonderlijke zwarte lijnen voert

men met fijn zwarte naaizijde in point

russe, de kleine zwarte kringen in den staart van

den vogel met den platten steek uit, de oogen worden

door een zwarte kraal, de omgeving door knoopjes en

eene gecordonneerde lijn van zwarte zijde, op dezelfde wij-

ze wordt ook de spleet van den snavel gevormd. De ruit ver-

krijgt tot afsluiting eene rechte gecordonneerde lijn, als ook ge-

136 DE GRACIEUSE. [19 Juli 1866. 4e Jaargang.]

No. 29. Chassinet.

No. 31. Gehaakte

bloem en knop.

Bij afb. No. 29.

festonneerde bogen met kleine vetergaatjes. Daarna knipt men

buiten het patroon het neteldoek volgens afb. No. 30 uit en spant de

ruit volgens afb. No. 29 door middel van een groen zijden koordje aan

de 4 binnenste schuine stokjes van het chassinet. Nu blijft nog het groot-

ste gedeelte van het werk, het loof en de omwinding der bloemen, ter ver-

vaardiging over. Men haakt hiervoor eerst een aantal afzonderlijke klokken en

knoppen van wol in verschillende levendige kleuren. Met den kelk van de bloem

beginnende, zet men 5 steken op, verbindt deze tot eene ronding en haakt daarop

gedurig in de rondte 8 toeren vaste steken, nu en dan 1 steek meerderende, totdat de

8ste toer 14 steken telt; dan keert men om en haakt teruggaande voor de kroon van de

bloemen met inlegging van een dun ijzerdraad eerst 2 toeren v. st., waarbij men nogmaals

hier en daar 1 steek, namelijk in den 1sten toer 6, in den 2den toer 5 steken meerdert, zoo-

dat de tweede toer 25 steken moet hebben. In den nu volgenden 3den toer (zonder ijzer-

draad) van de bloem, werkt men: * 1 v. st. in den 1sten, 1 half en 1 geheel st. in den 2den, 3 dubb. st. (met tweemaal omslaan) in den 3den, 1 geheel en 1 half st. in den 4den, 1 v. st.

in den 5den steek van den vorigen toer. Van * af nog viermaal herhalen, waarmede de 5 bo-

No. 32. Gehaakte

blad en bloesem.

Bij afb. No. 29.

No. 30. Borduurpatroon voor de

middelrui van het chassinet.

Bij afb. No. 29.