30 DE GRACIEUSE. [19 Januari 1866. 5e Jaargang.]
Kraag van fluweelen lint en kant.
Afbeelding No. 33.
Deze fraaie kraag in den vorm van een collier, is van een eind fluweelen lint 3 duim
breed en 153 d. lang vervaardigd, waar in de rondte een guipure kantje 1 d. breed om is gezet, het wordt van achteren in het midden met knoopen en knoopsgaten dichtge-
maakt en blijft dan met einden 59 d. lang afhangen. De patten welke zich volgens de afbeelding aan het lint aansluiten zijn van dezelfde stoffen vervaardigd, 6 d. lang, aan het eene einde puntig bijgeknipt en volgens de afbeelding gegarneerd. Het garnituur van de hierbij behoorende manchetten moet natuurlijk met dat van
den kraag overeenstemmen.
Bal- of gekleed toilet.
Afb. No. 34. Knippatr. keerz. van h. Supplem. No. XXIV, Fig. 65―68.
Een eenvoudig toilet voor jonge dames dat aan het costuum der grieksche vrouwen doet denken. Het bestaat uit een nauwtoeloopen-
den rok van fijn neteldoek, waarvan de onderrand met een blauw taf-fen lint 4 d. breed is afgesloten, verder in eene laag uitgesneden grieksche taille met schoot “Peplos” en een blauw ceintuur, beiden
met hetzelfde lint geboord. Eene russische chemisette behoort bij
de laag uitgesneden taille met
korte mouwen.
Bij het vervaardigen van de taille en van den schoot knipt men van neteldoek naar elk der fig. 65 en 67 twee gedeelten, maar rekent bij fig. 65, de voorstukken, op een
omslag 2 d. breed aan den voorkant die wordt omgezoomd, verder naar fig. 66 een gedeelte, naar fig. 68 twee gedeelten, elk langs de dunne
lijn in het midden aaneen. Eerst legt men in den rug en in de voorstukken
plooien door elk kruis op punt te hechten, naait ze dan van 59 tot 60 en
van 61 tot 62 met een dubbelen naad aan elkaar, zet den onderrand van de taille tus-
schen de dubbele stof van een neteldoeksch boordje 2 d. breed met haken en oogen voor-
zien, legt in den bovenrand een smal zoompje, hecht er aldaar het boordsel om en voorziet de voorste hoeken van het uit-snijdsel van den hals met een knoop en een knoopslus. In de mouw met het boordsel voorzien en van 63 tot 64 aan elkaar ge-
naaid, wordt door elk kruis op punt te hechten een stolpplooi gelegd, en zoodanig
in het armsgat, met een ingeregen koordje
voorzien gevoegd, dat 63 van de beide ge-
deelten op elkaar sluit. Tegen de nu vol-
tooide taille hecht men langs den onderrand
alsook langs de schouder- en zijnaden, ver-
der aan den bovenrand onder de plooien, een goed sluitend onderlijfje, dat echter aan
den bovenrand niet hooger als de grieksche taille moet komen, en met een chemise russe van de noodige breedte moet zijn voorzien. Bij het was-
schen tarnt men er natuurlijk het onderlijfje af. Voor het vervaardigen van
zulk een lijfje kunnen wij het knippatroon bij afb. No. 29 behoorende aanbevelen. De beide gedeelten van den schoot worden aan den onderrand met boordsel voorzien, en van 65 tot 66 aan elkaar genaaid, in het voorste gedeelte van den schoot maakt men dan de voorgeteekende split, zoomt de randen smal om, legt in den bovenrand volgens
aanwijzing op het knippatroon plooien, en zet hem tusschen de dubbele stof van een ne-
teldoeksch bord 4 d. breed waarvan de einden met haken en oogen zijn voorzien.
Nauwtoeloopend kleedje met een garnituur “à la grecque.”
Afbeelding No. 77.
Het eenvoudige garnituur van deze robe ― ons model is vervaardigd van blauw toile de laine ― bootst den vorm van een laag uitgesneden korten japon met gee-ren zonder mouwen, op een lang onderkleed met eene hooge taille van dezelfde stof na. Het bovengenoemde garnituur bestaat uit een rolletje zwart persaan 1½ d. breed dat uit
een schuinen reep 4 d. breed vervaardigd en volgens de afbeelding met punten “à la
grecque” op de taille en op de mouwen is genaaid. Afb. No. 21 en de daarbij behoo-rende beschrijving leeren hoe zulk een rolletje wordt vervaardigd. De rok van het kleedje is een weinig boven den onderrand met een soortgelijk rolletje gegarneerd, het moet iets breeder zijn en met grootere punten, naar beneden gericht, er op worden genaaid.
Baltoilet.
Afb. No. 29 en 30. Knippatr. van de taille en van de berthe. Keerz. v. h. Supplem.
No. XXII, Fig. 57―62.
Het balcostuum door afb. No. 29 voorgesteld, is hoe eenvoudig ook, toch bijzonder smaakvol, namelijk een kleedje met eene laag uitgesneden taille van witte taf. De taille is gegarneerd met eene berthe van tulle, blonde, blauw taffen lint 3 d. breed en taffen knoopen, verder met een garnituur in den vorm van een schoot, vervaardigd van een eind taffen lint
300 d. lang en 8 d. breed en even zooveel blonde 6½ d. breed. Het lint wordt bij
het vervaardigen van den schoot op stijve tulle gehecht, er worden drie groote pun-ten in gelegd, terwijl men er op regelmatige afstanden elk 40 d. lang afwisselend eene plooi 19 d. en eene 11 d. lang (diepte van de punten) innaait. Door de eerste plooien verkrijgt men de drie langste punten voor den onderrand, door de kortere
de stompe punten aan den bovenrand van den schoot. Rondom den onderrand wordt blonde gezet, de plooien worden volgens de afbeelding met kleine taffen knoopjes gegarneerd. Aan de beide dwarszijden wordt het lint volgens de afb.
schuin bijgeknipt, dit alsook de punten van de twee korte plooien aan een
ceintuur van taffen lint 6 d. breed gezet, die aan de eene lange zijde met
smalle blonde versierd en van voren, onder een rozet van smal lint,
wordt dichtgemaakt.
Bij het vervaardigen van de taille knipt men van shirting voor voering en van boven-
stof naar fig. 60 een gedeelte aaneen, naar elk der fig. 57 tot 59 twee gedeelten, men neemt fig. 57 aan den voorkant 3 d. breeder,
dit dient aan het rechter voorstuk als omslag, tot meerdere stevigheid
voor de knoopen en knoopsgaten, en aan het linker voorstuk als
een aangezette reep. Als in fig. 57 de plooi is genaaid, verder
de haken en oogen er aan zijn gezet, dan verbindt men fig. 57 tot 60 volgens de overeenstemmende cijfers, hecht tegen de naden korte slappe baleintjes en boort de taille aan den onderrand als ook om het uit-snijdsel van den hals met een ingeregen koordje. De mouwen wordt naar het pa-
troon fig. 17 voorz. van het Supplement geknipt. Voor de berthe knipt men van stijve tulle naar elk der fig. 61 tot 62 een gedeelte langs de dunne lijn in het midden aaneen, zet de twee helften op den schou-
der aan elkaar en bedekt den afgeknipten rand aan het uitsnijdsel van den hals met een blauw taffen lintje 1 d. breed. Nu be-
dekt men de stijve tulle volgens aanwijzing op de knippatronen en naar de afbeelding met doffen van zijden tulle en sluit den on-derrand van de berthe af met eene blonde 8
d. breed, verder zóó dat het aanzetten er mede bedekt wordt, met een taffen lint gedeelte-lijk geplooid, 3 d. breed. Het garnituur wordt voltooid door kleine knoopjes van blauwe taf, er volgens de afbeelding opgezet, verder van achteren in het midden van de berthe
door een strik met twee einden elk 62 d. lang van het taffen lint 3 d. breed.
Kraag “à deux fentes.”
Afbeelding No. 32.
Deze kraag bijzonder voor het toilet van jonge dames geschikt, be-
staat uit twee gelijke gedeelten neteldoek, waar in de rondte een valenciennekantje 1 d. breed aan is gezet, hij is gegarneerd met
kanten entre-deux, aan beide zijden met opgestikte
schuine reepen een stroohalm breed afgesloten. Van
achteren in het midden waar de beide gedeelten
van den kraag aan de bovenste hoeken met el-
kaar zijn verbonden, zijn verschillende lus-
sen met lange einden van moiré lint 1½ duim
breed gehecht; met een kleineren strik wordt het dichtmaken aan de voorzijde bedekt. De manchetten die hierbij behooren kan men van lapjes neteldoek van de noodige grootte, op de-
zelfde wijze gegarneerd, vervaardigen.
Verklaring der teekens: eerste (lichtste), tweede, derde, vierde, vijfde kleur bruin, middelsoort groen, lichtgroen, donkergroen.
No. 40. Tapisseriepatroon voor een rand. Bij afb. No. 2 in het vorige nummer.
No. 36. Breipatroon voor den fond van
de pelerine. Bij afb. No. 35.
No. 39. Gehaakte négligé of reislaars voor heeren.
No. 38. Gevlamde haaksteek.
No. 37. Breipatroon voor het gar-
nituur van de pelerine.
Bij afb. No. 35.
No. 35. Pelerine. Talma met een kraag. Brei- en haakwerk.