deze wijze voortwerkende, moet men gedurig den buitensten rechts
liggenden draad als draad 1, den aan de linkerzijde liggenden als
draad 2 aanmerken. Heeft de vlecht de vereischte lengte ver-
kregen, dan legt men haar volgens de afbeelding in de
rondte en naait tegelijkertijd de aan elkander komende
randen te zamen. Het garnituur van een zoodanig
kleedje kan in eene ruche van gekleurd wollen band
of in een gebreid entre-deux bestaan, als waar-
mede het kleedje afb. No. 47, is versierd.
Gekleede toiletten.
Afb. No. 1. Knippatr. en beschrijving van de berthe van fig. 1. Zie afb. No. 64. Knip-
patr. en beschrijving van de jaquette van fig.
2. Zie afb. No. 65.
Het fraaie toilet
van fig. 1 op onze
gravure, bestaat uit een
nauwtoeloopend kleedje van
zwart poult de soie. De
laag uitgesneden taille met linten ruches gegarneerd, is versierd met eene berthe van zwart zij-
den tulle, met lint en kralen opgemaakt. Zie afb. No. 64 en
de daarbij behoorende beschrij-
ving. Over de korte mouwen van de taille worden lange mou-
wen van zwarte tulle gedragen, waar het garnituur van de berthe
eveneens op voort-komt. Een sortie de bal van wit ca-
chemir, langs den buienrand gegar-
neerd met een bree-den reep bont, vol-
tooit het toilet. ― Fig. 2. Blauw zijden kleedje met een laag uitge-
sneden taille; hierbij eene wit neteldoeksche blouse met lange mouwen
en eene jaquette van wit poult de soie met nagebootst her-
melijn versierd. Zie afb. No.
65 en de daarbij behoo-
rende beschrijving.
Garnituren voor kleedjes of rokken.
Afbeelding No. 10―12.
De zoogenaamde empire plooien vormen een nieuw
en zeer gezocht garnituur; de plooien zijn elk bijna
2 d. breed en zoodanig geschikt, dat zij ongeveer op
de helft van de breedte over elkaar komen. Afb. No.
10 geeft als garnituur een reep paars popeline 11 d.
breed op zwarten grond te zien; in den reep zijn in
de breedte zulke empire plooien gelegd, waar zich aan de beide lange zijden een schuine reep van dezelfde stof, 3 d. breed, op de helft van de breedte toegevouwen, aansluit. Het aanzetten van de plooien alsook van de schuine reepen wordt bedekt met een eind zwart flu-
weelen lint 2½ d. breed.
Het garnituur afb. No. 11 is aan ons model op
grijs alpacca uitgevoerd en bestaat uit twee schuine ree-
pen paarse taf waarop volgens de afbeelding krijtwitte kralen zijn genaaid en die met een reepje paars cotton-silk zijn geboord. Aan den onderrand sluit het garni-
tuur met een rij nagebootste bladeren af, zij zijn afzon-
derlijk van paarse taf vervaardigd, met paars cotton-silk geboord en met krijtwitte kralen versierd; het aanzetten wordt bedekt met den bovengenoemden schui-
nen reep. Bij het vervaardigen zal het knippatroon fig.
4, behoorende bij de talma onder afb. No. 66 gegeven,
veel gemak verschaffen.
Afb. No. 12. Grondstof blauw popeline. Het garni-
tuur vormt een reep van dezelfde stof “à l’empire” geplooid en met krijtwitte kralen versierd; hij wordt
aan den bovenrand bedekt met een gladden reep der
stof, aan de eene zijde in punten à la grecque uit-
gesneden en aldaar met een reepje zwart grosgrain geboord. De bovenzijde van den reep is met een zwart
reepje zonder innaaikoord geboord.
Rolletje als garnituur voor mantels enz.
Afb. No. 21.
Soortgelijke rolletjes die zeer veel voor garnituur worden
gebruikt, zijn zeer gemakkelijk te vervaardigen. Men
heeft er voor noodig een schuinen reep satijn,
taf, fluweel of iets dergelijks, 2 tot 3 d.
breed, men slaat de afgeknipte randen aan de beide lange zijden ½ d. naar de bin-
nenzijde om en hecht ze dan met wijde zoomsteken zoodanig aan elkaar (zie de afb.) dat de inslagen naar binnen liggen; de steken moeten aan de andere zijde
van het rolletje niet zichtbaar zijn.
Lampe-kleedje.
Afb. No. 13. Knip-
patr. van een gedeelte
van het garnituur (blad-
figuur): keerz. v. h. Supp.,
No. XXVI, Fig. 76. Onaf-
gedeeld gaas, zephirwol licht-
grijs en reebruin in 3 schakee-ringen, lapje laken in 4 scha-
keeringen reebruin enz.
Afbeelding No. 13 stelt ver-
kleind een vierde gedeelte van het lampjekleedje voor. Het
model is 26 duim in doorsnede;
de fond eene na-
bootsing van mo-zaïekwerk, is met den platten steek op gaas uitge-
voerd. Elke driehoek bestaat uit 8 steken, in eene rechte richting van
het gaas uitgevoerd, waarvan de langste steek over 15 draden gespan-
nen wordt, terwijl de overige steken aan beide zijden telkens 1 draad korter worden, zoo dat de laatste, korte steek slechts over 1 draad ge-
werkt wordt. De
driehoeken die het lichtste voorkomen werkt men met licht grijze wol, de overige drie-
hoeken volgens de afbeelding in de ver-
schillende reebruine schakeeringen hierbo-
ven reeds vermeld. Voor de garneering
van den buitenrand knipt men van reebruin laken in de gekozen schakeeringen naar
fig. 70 het vereischte aantal gedeelten,
plooit deze elk ster aan punt komende,
en naait ze dan naar aanwijzing op de af-
beelding langs den buitenrand van den fond, die vooraf op carton wordt vastgehecht,
en daarna een voering van zwart perkaal
verkrijgt.
Stander met een werkmand.
Afbeelding No. 14.
Op eene stelling van bamboestokjes,
die met dik rood wollen koord omwonden zijn, rust eene vierkante mand, waarvan
de bodem met een borduurwerk met den kruissteek wordt bedekt. Het tapisseriepa-
troon afb. No. 40, kan hiervoor tot voor-
beeld dienen. Het gaas moet zoodanig van
grofte worden genomen, dat de daarop uitgevoerd rand nauwkeurig met de breedte van den bodem overeenkomt. Aan den buitenrand wordt de mand met afzonderlijke figuren in applicationwerk versierd, als ook met een smal lam-
No. 13. Gedeelte v. een lampekleedje.
Twee derde der oorspr. grootte. Knip-
patroon v. een gedeelte van het garni-
tuur: (fig. van een blad). Keerz. v. h.
Suppl. No. XXVI, Fig. 70.
No. 19. Scherm voor een nachtlampje. Kralenmozaïek.
[19 Januari 1867. 5e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 27
No. 15. Borduurpatroon voor een lambrequin ter ver-
siering van mandjes enz. Application.
No. 14. Stander met een werkmandje.
No. 16. Borduurpatroon voor een lambrequin ter ver-
siering van mandjes enz. Application.
No. 17.Rozet voor een ceintuur of voor schoenen, van
kralen en ijzerdraad. Oorspronkelijke grootte.
No. 18. Rozet voor een bord van kralen en ijzer-
draad. Helft van de oorspronkelijke grootte.
No. 20. Bewerking van het kralenmozaïek.
Vergroot. Bij afb. No. 19.
No. 21. Rolletje als garnituur voor mantels enz.
(gedeeltelijk afgewerkt) voorgesteld.
Oorspronkelijke grootte.