22 GEFLUISTERD, MAAR TOCH AFGELUISTERD.
Zie, hoe digt we ons aan elkander sluiten, en elkaâr steeds schutten, steunen en verdedigen. Als soms de wind hevig loeit en onstuimig dreigt op ons aan te vallen, dan houden we hem een schild van takken en bladeren tegen, zoodat hij moeijelijk ons kan bereiken. En mag hij soms één onzer wat hevig schud-den en dreigen te ontwortelen, aanstonds treden de om hem heenstaanden toe, en houden hem op de been. Ziet ge, zoo zijn wij tot een leerrijk voorbeeld aan den mensch, wat eendragt en te zamenhouden vermogen.”
“Welnu Beuk! de mensch verhindert u immers niet die een-dragt te bewaren, waarom toch altoos op hem gesmaald?”
“Ja Den! dat doe hij wel. Dikwijls is hij de oorzaak van den dood van velen onzer. Of komt hij niet vaak tot ons, en velt dan de schoonsten onder ons. Daardoor ontstaat eene opening in de gesloten gelederen, waarop de wind zich aan-stonds werpt met forsche kracht. Dan velt hij gemakkelijk de alleenstaande stammen ter neder, zoodat hun krakend de leden breken. Al grooter en grooter wordt nu de ontstane opening, nog menig onzer stort neder naast de anderen, waarna zij langzaam op den vochtigen bodem blijven liggen verrotten.”
“Uwe laatste woorden, Beuk! treffen mij zeer; juist daaruit wil ik u bewijzen dat we de menschen moeten liefhebben. Ster-ven moeten we nu toch eenmaal allen. Welnu, liever dan lang-zaam te verwelken en naast de nog groenende broeders neder te storten, zie ik met vreugde den meer schielijken dood te ge-moet, dien de mensch ons bereidt. Ook door dien dood brengt hij ons tot een nieuw leven. Tot eene andere gestalte opgestaan kom ik tot nieuwe werkzaamheid, door deel te nemen aan zijn zeer werkzaam leven. Neen, ik bemin den mensch, en daarom omvatten hem mijne armen reeds bij zijne geboorte, daar zijne wieg uit mijn hout gesneden is. Ja tot in zijn dood blijf ik hem getrouw nabij, want in mijne kist eindigt hij hier op aarde zijn nuttig en werkzaam leven. Gaarne dan ook geleid ik hem overal door het leven, daar ik in alles hem help bij zijnen ar- beid. Of bouw ik hem niet zijn huis met mijne stevige balken? Ontvangt hij niet van mij vele zijner meubelen, zoowel tot sie-raad als tot gemak? en lever ik hem niet zelfs vele gereed-