16 CONSTANCE CHORLEY.
derlinge gewoonten om oogenblikkelijk na het ontbijt te ver-dwijnen in de achterkeuken en vervolgens met haar en aangezigt in den hierboven beschreven staat voort te stappen naar de stallen, waar hij op eene aan niemand bekende plaats eene kam verborgen houdt. Geen aardsche magt kan er hem toe brengen iets te doen tusschen de twee kunstverrigtingen van wasschen en kammen; wat hem ook gevraagd wordt op zijnen weg van het waschhuis naar de stallen, hij houdt zich als of hij niets begrijpt.
Toen daarom op dien drukken en gewigtigen ochten Jufvrouw STANDISH, met hare gewone geringschatting van JAAP’s eigen-aardigheden, hem bij den kraag van zijn jas greep en hem door sprekende gebaren en bewegingen met den voet aanwees, dat zij een ladder noodig had, hinkte JAAP haar voorbij met al de achteloosheid die hij steeds vertoonde waar hij niet begrijpen wilde. En zijne meesteres keek hem hoofdschuddend na, terwijl hij rustig zijn weg vervolgde tusschen de kuikens op de plaats van den stal, die een weinig ter linkerzijde van den tuis was gelegen.
JAAP gaat niet de groote stallen binnen maar staat stil voor de deur van eene kleine ruimte onder den hooizolder. Dit wordt niet langer tot stal gebruikt, omdat de achtermuur is ingestort en dus zonder sluiting aan den weg staat; het is nu eene berg-plaats voor ledige zakken en oude dekkleeden der paarden en eene lekkere hooilucht komt er u uit tegen. JAAP opent de deur, doet een stap vooruit en springt daarna wel twee span achteruit met eene snelheid die zijne meesteres verbaast.
“Wat scheelt den ouden gek nu?” zegt zij tot LEENTJE die KRIS staat na te kijken in den gang.
Wat JAAP zag zullen wij in een volgend hoofdstuk vertellen.
Indien wij zondigen moeten door eenige ovedrijving, laat ons zulks dan doen door overdreven zachtmoedigheid.