CONSTANCE CHORLEY. 15
toch te laat; PIET BLUDGET, die er naar vroeg, heeft al ontbe- ten en is heengegaan. Dat komt er van als men er twee uit- stuurt om gaauw geholpen te worden, wanneer men het druk heeft.
“Maar heusch, tante,” hoort men KRIS betuigen, terwijl hij haar nadert met ene vrij dun bosje radijs, “we zijn niet lang weg geweest – kijk hier is een bos zoo groot als het hoofd van PIET BLUDGET. Ik verzeker u dat LEENTJE de meesten ge-trokken heeft.”
“Wel KRIS,” zegt zijn tante, terwijl zij lagchend en met het hoofd schuddend de radijs aanneemt, “je geeft dat meisje les in luiheid en in mooije praatjes, als of de oude heer je een goede belooning had toegezegd als je haar voor hem weet in te nemen. Daar, ga heen en haal je schilderij en ik zal JAAP de ladder laten halen.
Toen KRIS haar voorbij den gang inging kwam JAAP uit het waschhuis te voorschijn met steil staande haren, terwijl op zijn gelaat de duidelijke bewijzen stonden van eene krachtige aan-wending van pompwater en handdoek. Hij was een schraal, klein ventje, het eene been was korter dan het andere, hij was doof en stom en had toch in “Voerlui’s rust” de dienst gedaan van stal- en huisknecht al den tijd dat de oude STANDISH in de zaak was. JAAP was, als men hem liet begaan, een van de ijve-rigste, trouwste, standvastigste en stiptste dienstboden, die ooit een herbergier het geluk had aan te treffen; maar bragt men hem daar af dan was zijn gelijke in domheid en kwaadwillig- heid niet te vinden onder het gansche ezelengeslacht. De oude STANDISH zelf bemoeide zich maar zelden met hem; hij zag dat de man zijn werk deed en voor geringer loon dan ooit een an-der dat doen zou en wat zou hij meer verlangen van een stal-knecht.
Maar tusschen JAAP en zijne gebiedster stond het niet altijd op zoo goeden voet. Bijna elken dag had er een heftige al was het dan ook een sprakelooze rebellie plaats, in de achtergebou-wen, die JAAP beschouwde als zijn grondgebied en die zijne meesteres gedurig durfde gebruiken voor huishoudelijke zaken.
Nu was het sedert onheugelijke tijden een van JAAP’s zon-