2 CONSTANCE CHORLEY.
kinderen stonden tot waar de graauwe vlakte ineensmolt met den even graauwen gezigteinder. Het was als sidderde de gan-sche aarde onder de woede des hemels, als knielde zij angstig neder terwijl de regen op haar nedersloeg, minder in droppels dan als scherpe en doordringende schichten. Angstig keken de kinderen rond naar eenige schuildplaats, maar zoo ver hun gezigt reikte za-gen zij niets dan dat uitgestrekte leijen dak, waaruit die schich-ten neerschoten. Zij waren eenigen tijd te voren digt bij het dorp langs eene soort van bouwvallige schuur gekomen, en nu bleef hun niet beters te doen dan daarheen terug te loopen. Spoedig was zij bereikte, en, eenmaal onder dak, zagen zij lagchend en met roode wangen uit naar den aanhoudend plassenden regen.
In de schuur stond een nieuwe geverwde wagen, die daar ge-bragt was om te droogen, beveiligd tegen het ruwe weder; en daar dit de eenige goede rustplaats was, klommen de kinderen er in en zetten zich ndeder op hunne pakjes. Spoedig begon DUKE den regen als een aardig buitenkansje te beschouwen, want het was een regte pret om in en uit te klouteren, waarbij de blin-kende wielen echter bekrast werden op eene wijze, die volstrekt geene bewondering zou verwekt hebben bij PETER LEESON, groen-teverkooper, wiens naam en beroep op den wagen vermeld stond. CONSTANCE evenwel was om meer dan eene reden zeer verdrie-tig wegens dit oponthoud, zoo in de buurt van Yapton; en toen er twee uren verliepen zonder dat de regen iets hoege-naamd verminderde in hevigheid, was zij haar ongeduld bijna niet langer meester. Al dien tijd has DUKE volop tijdkorting gevonden in het spelen voor Peter Leeson, die met zijne fa- milie een toertje maakte naar Yapton, en terwijl hij nu eens met de zweep dan weder met goede woorden een denkbeeldig weerspannig paard trachtte voort te drijven, hinderde hem dit uitstel in geenen deele. Maar toen de arme CONSTANCE te ver-moeid werd om langer de rol te vervullen van Leesons oude praatzieke grootmoeder, die telkens bang was uit den wagen te buitelen, werd ook DUKE wrevelig en misnoegd; en terwijl hij plat in den wagen ging zitten trapte hij zoo medogenloos met de hielen, dat de eigenaar, ware hij er getuige van geweest, zekerlijk groote angst en schrik zou hebben uitgestaan.