De Gracieuse 1862 | Page 89

ISABELLA VAN SPANJE EN ELISABATH VAN ENGELAND. 81

in de kleingeestige genoegens die een zoo groot gedeelte van het hofleven innemen; ELISABETH daarentegen heeft, zoo als haar eigen lofredenaar LETI zegt, “de uitspanningen, bals en dergelijke dingen zeer bemind, en zelfs in den ouderdom nog haar grootste genoegen in het dansen gevonden en dagelijks ook gezocht.”

Nevens den diadeem der heerschzucht wilde ELISABETH ook den laurier der geleerdheid dragen. In der daad was zij verder in de wetenschappen den eenige andere vrouw in haren tijd, verstond niet minder dan vijf vreemde talen en was in staat om den griekschen tekst van het Nieuwe Testament zonder moeite te lezen. Echt walgelijk pronkte zij echter met al die bekwaamheden, en nam gretig elke gelegenheid waar om haar verstand en geestigheid, haar geleerdheid en taalkennis te ver-toonen. Ook ISABELLA, ofschoon niet zoo geleerd als de engel- sche koningin, bezat toch eene niet gewone wetenschappelijke vorming, kende het latijn, en wist goed en vloeijend, ja zelfs geestig te spreken, maar maakte toch zelden van de laatste bekwaamheid gebruik en was ook in dit opzigt, gelijk in alles, nederig en bescheiden. ISABELLA voerde de boekdrukkunst in Spanje in, rigtte bibliotheken op, stichtte hoogescholen en be-vorderde de verschillende wetenschappen. ELISABETH daarente- gen wilde zelve geleerd zijn en was, volgens zeggen van HUME: “meer eene praalster met eigene geleerdheid, dan eene vriendin der wetenschappen.” Daarom beschermde zij de wetenschappen uit ijdelheid, ISABELLA integendeel uit achting daarvoor, en uit de overtuiging van den grooten invloed, dien deze op het ge- luk en de welvaart van een land kunnen uitoefenen.

Beide vorstinnen waren onverdraagzaam jegens lieden van een ander geloof. Maar terwijl bij ELISABETH slechts de staat-kunde en niet de warmte der geloofsovertuiging alle bevelen tot vervolging in de pen gaf, bewees ISABELLA de opregtheid van haren godsdienstigen ijver door innige vroomheid, een deugd-zamen wandel en talrijke werken der barmhartigheid, zoo dat derhalve hare hardheid jegens Mooren en Joden duizendmaal meer te verontschuldigen is, dan de koelen en gruwzame vervol-ging der Puriteinen en Katholieken door de waarschijnlijk zelve