72 DE BANKNOOT.
GERMOND is te verontschuldigen; zij kent het niet bij onder-vinding.
Geen woord van verwijt kwam over JULIËTTE’S lippen, maar er was weder een steen afgebroken van het luchtkasteel harer verwachting van der menschen welwillendheid. Luchtkasteel – maar verdient drie vierde van ons geluk dien naam niet? . . . .
Het werd laat; die gedwongen wandeling, aan welke onze JULIËTTE niet gewoon was, en de teleurstellingen die zij had ondergaan, maakten haar zoo moede dat zij bijna geen voet meer kon verzetten, vooral daar zij dien morgen nog geen voedsel genuttigd had. Doch hieraan had zij niet eens gedacht; zij wist het zich niet eens meer te herinneren.
Toen zij daar met gebogen hoofd en afgematte leden door eene der minst bezochte lanen van den tuin der Tuilleriën waggelde, voelde zij dat haar voet tegen een ligt voorwerp stiet, en toen zij bukt, zag zij dat het eene violetkleurige marokijnen brieventas was. Zij opende haar. En wat verassing! Er lagen twee banknoten in, ieder van honderd frank; maar overigens niets, geen kaartje, geen briefadres – niets waaruit zij den naam van den eigenaar kon kennen, dan alleen, dat op de eerste bladzijde van het geheel onbeschreven notitieboekje de letters E. D. geschreven waren.
In de overspanning waaraan zij ter prooi was zag JULIËTTE in de eerste oogenblikken in dezen vond een vingermerk der goddelijke voorzienigheid. Dankbaarheid was dan ook het eerste gevoel dat haar het hart deed kloppen en eene onbeschrijfelijke blijfschap vervulde hare gansche ziel. Die blijdschap werd in de eerste oogenblikken zelfs door het allerminste wolkje van aarze-ling niet gestoord. Zij vroeg zich niet af of het haar geoorloofd was, zich het goed van een ander toe te eigenen, omdat het toeval het in hare handen had doen vallen, en of het gebeurde haar niet eenen pligt oplegde in plaats van haar een regt te geven. Haar geweten bleef te meer gerust omdat zij de hulp die zoo juist van pas kwam slechts aanmerkte als voor het oogenblik geleend, terwijl zij terstond het besluit nam om er niet meer van te gebruiken dan zij volstrekt behoefde, namelijk ééne der twee banknoten.