DE BANKNOOT. 71
anderen. Zij kende niemand meer tot wie zij zich kon wenden, en zag zelfs af van verdere pogingen. Maar de indruk der laatst geleden teleurstelling had niets van dat bittere, hetwelk de beide voorafgaande in haar hart hadden achtergelaten.
Toen zij opstond om te vertrekken, kwam het dochtertje van mevrouw DE GERMONT binnen stuiven en riep buiten adem uit:
“Mama, papa gaat uit en vraagt of hij nu bepaald de plaatsen voor dezen avond bij de allereerste opvoering van het nieuwe stuk moet houden. Hij kan ze voor honderdvijtig frank hebben.”
Vruchteloos had mevrouw DE GERMONT gepoogd den stroom der woorden van haar dochtertje te bedwingen. Of zij haar al wenkte, of zij haar al de hand op den mond legde – het hielp niets; het meisje ging voort met al de stoutmoedigheid van een bedorven kind.
Toen zij uitgesproken had, vroeg hare moeder:
“Ziet gij jufrouw SIMON niet?”
“Zeker wel, en ik zal haar zoo aanstonds mijn compliment maken, maar papa heeft groote haast; hij zit al in het rijtuig en heeft mij gelast terstond uw antwoord te komen brengen.”
“Eerst beleefd jufrouw SIMON groeten,” zeide de moeder op eenen toon van gezag, die kwalijk haar ongeduld verborg.
Het dochtertje was ook blijkbaar ongeduldig, althans zij stond te stampvoeten.
JULIËTTE begreep dat mevrouw DE GERMONT niet wilde ant-woorden in hare tegenwoordigheid en daarom haastte zij zich heen te gaan. Maar in weerwil van al de zachtzinnigheid die haar eigen was, kon zij toch niet nalaten te zeggen, hoe het haar speet dat hulpvaardigheid bij eenen zoo dringenden nood en bij zooveel betuigde welwillendheid in die vrouw uit de groote wereld niet zwaarder woog dan eene uitspanning, die niet eens het aantrekkelijke-der nieuwheid had. Die honderd vijftig franken, dacht zij bij zich zelve, moeten nu dienen om aan twee of drie menschen, die meer dan verzadigd zijn van al wat vermaak is, een paar uren afleiding te geven, die mor- gen reeds weder vergeten is, terwijl dat geld mij geheel uit de doodelijkste ongerustheid zou geholpen hebben. Mevrouw DE