De Gracieuse 1862 | Página 63

CONSTANCE CHORLEY. 55

had. De brand was gekomen. Het kind – daar staande in het volle gevoel van haar toestand, de vlammen voor hare oogen, de misdaad haars vaders erkend, hij zelf hulpeloos en wanhopig, de noodkreet van haar kleinen broer weerklinkende in hare ooren . . . Zij gevoelde het en gevoelde met schrik, dat haar verstand op het punt was, toe te geven aan de krankzinnigheid, waar- aan zij reeds zoolang weestand had geboden.

’t Was geen gebed, waarin zij dat wilde beroep om hulp op hare moeder deed – neen, ’t was hare ziel, die zich met nieuwe kracht verhief, en driftig weerstand bood aan de wreede hand, die zoo zwaar op haar was gevallen – te zwaar om te dragen voor de kracht van het kind. Maar toen, alsof die door-dringende kreet zijnen weg door de poort des hemels had ge-vonden, en een weinig frissche lucht op haar gebed uit die heerlijke gewesten neder kwam dalen, voelde zij een verkoelend windje rondom haar verhitte voorhoofd spelen; het verdreef de krankzinnigheid, en maakte haar sterk om te denken en te handelen.

“DUKE! DUKE! Ik kom!”

De kreten van den jongen om hulp houden op. Hij heeft haar gehoord. De oude man leunt nog altijd tegen het ledekant, naar ziel en ligchaam verlamd door de verschrikkelijke gevolgen zijner misdaad, maar hij wordt plotseling tot zijne zinnen gebragt, en als ’t ware, op zijne voeten geplaatst door dien luiden, helderklinkenden, kinderlijken kreet – een kreet, die in zijn scherpen diskant zich hoog verheft boven het verdoovende geloei van den brand, als eene uitdaging van eene magt, geweldiger en krachtiger dan het woedende vuur zelf – door God ge- zonden in dat kleine ligchaam, om er mede te strijden en het te bedwingen. En de bevende man gehoorzaamt die stem, welke hem vermaant om wapenen tegen zichzelven te nemen; en weldra loopt hij her- en derwaarts op haar bevel, en bespiedt iederen wenk van haar hand, alsof er zijn eigen leven van afhing.

Er is nu geene smart meer in hare stem. De bijna vrolijke toon is niet gedwongen. In het handelen heeft zij, gelijk alle moedige zielen, verligting gevonden; eene verligting, die nog