50 CONSTANCE CHORLEY.
geheel van haar geweken. Zij keert weder met verdubbelde kracht en houdt hare vingers tegen, midden in het werk, dat zij moeten doen, en neemt voor de oogen van het kind de gedaante aan van een afschuwelijk monster en zij is gedwongen, het aan te staren, en zoolang te staren, totdat zij betooverd wordt door zijne vreeselijke gedaante en vlammende oogen.
Te vergeefs slaat zij er naar met al hare kracht, alsof het iets ligchamelijks ware, schreeuwende: “Ik wil het niet geloo- ven – ik wil niet – ik wil niet.” Onbewegelijk blijft het vreeselijke spooksel voor hare gepijnigde oogappels staan, stellig weigerende, om op haar woord van haar te wijken. Al is zij nog kind, dit afschuwelijke spook noemt haar moeder.
Hoor! Haastig doet zij de kaars uit, en kruipt op haar bed, en luisterd. Zij hoort zachte, voorzigtige voetstappen – die geen geluid zouden hebben veroorzaakt, als niet eene oude plank toevallig had gekraakt – naderen, en even ophouden bij hare deur. Daarna is alles weer stil – zoo stil, dat zij een nacht-vlinder zijne vleugels kan hooren stooten tegen het glas van het raam. Hoor! weder kraakt eene plank, en op eenigen af- stand van hare deur – dan op de eene trede van den trap en dan op den andere, en telkens minder hoorbaar. Ja, hij is weggegaan.. Waarheen? Wat te doen? Zij staat in het midden van de kamer, en ziet rond met ineengeslagen handen en wild vra- gende oogen, alsof de naakte wanden haar antwoorden konden. Zij opent stilletjes haar deur, gaat met zachten tred op het portaal, en staat over het hek gebogen naar beneden te kij- ken in het vormelooze, maar bijna levende duister. Alles is stil. De wind buiten schijnt de stilte van binnen nog meer in het oog te doen vallen. Eene groote magere kat loopt langs de goot van het dak, en ziet door eene gebroken ruit naar binnen. Toen zij het kind daar ziet staan, springt zij naar be-neden, en komt bij haar, en schuurt zich vrolijk spinnende tegen hare beenen. Zeer aangenaam is dit blijk van sympathie voor het eenzame kind, en zij bukt al lager en lager tot het dier, totdat zij geheel op den vloer zit, met hare armen om de kniën gevouwen; de kat kronkelt zich nu voor de warmte ineen en vleit zich neder op een stuk van haar kleed. Het