IN KLEEDING, OPSCHIK, BLOEMEN, ENZ. 17
eene blinde onderwerping aan de magt der mode, gedeeltelijk aan de omstandigheid dat onze jonge dames weten dat zij, hoe ook opgeschikt, toch bevallig zijn. Een oude monnik heeft ge-zegd dat eene vrouw een “zeer geslepen dier” was. Als dat waar is, gebruikt zij hare geslepenheid niet tot haar eigen voor-deel. Een kleed moet behagen zoowel aan die het draagt als aan die het ziet dragen, en daartoe spreekt het van zelf dat, om aangenaam voor het oog te zijn – om de pijlen der schoon-heid te versieren – het kleed het oog moet tot zich trekken. Wat de stof ook moge zijn, de kleuren moeten door hare har-monie bekooren, maar niet door oneenigheid het oog beleedigen. Een lief gezigtje moet het middenpunt zijn van een bevallig schilderij. Het is aardig op te merken hoe dikwijls de smaak van onbeschaafde menschen goed is, terwijl die van beschaafden veelal zoo slecht is. De vrouwen der Roodhuiden en Negers, als zij de blanken niet naäpen, versieren zich met veeren, schelpen, bloemen en andere kleurige dingen, die uitnemend wel harmo-niëren met hare gekleurde huid en met de omgeving waarin zij leven. De schoonste uitwerking van kunstmatige kleuren zag men in 1851 in het glazen paleis voor de wereldtentoonstelling te Londen, waar, door eene gepaste vermenging van blaauw en wit, het ijzerwerk van het gebouw bedekt scheen te zijn met een grijsachtig waar, als dat op eene rijpe blaauwe pruim.
Eenige jaren geleden was ik te St. Petersburg, en moest daar eene dame van hoogen rang eenige stukken laten teekenen. Zij was reeds oud, en hare huid, ofschoon nog fijn, had gevolgelijk veel van de zachtheid en glans der jeugd verloren; maar aan den middenvinger van hare hand droeg zij een ontzaggelijke turkoois, waardoor de huid zelfs meer dan natuurlijk wit scheen. Toen wist ik dat niet te verklaren, maar daar ik sedert eenige onderzoekingen in de leer der kleuren gemaakt heb, is de reden mij nu duidelijk genoeg: het blaauw slorpte als ’t ware alle roode stralen op en liet slechts wit over, of om meer juist te spreken, geelachtig, dat is vleeschkleurig.
Elke blonde schoonheid weet instinktmatig dat het blaauw haar beter staat dan eenige andere kleur. Schoone jonge dames zijn dol op rooskleurige tinten, in de verbeelding dat die kleur