16 IETS OVER DE KEUREN
voedsel dat in hunne eigene kooijen geplaatst is, trachten dat van hunne buren op te eten en daardoor soms van hun eigen verliezen.
Rood + Geel.
Worden deze twee kleuren naast elkander geplaatst dan vin-den wij dat het geel een weinig van de roode stralen die het mede zamenstellen, verliest, en min of meer groen wordt; ter- wijl het rood iets van zijn geel verliest en een paarsche tint aanneemt.
Rood + Blaauw.
In dit geval verliest het rood van zijn blaauw, wordt geel- achtig en neigt tot oranje; terwijl het blaauw, iets van zijn rood afstaande, geler wordt en tot groen neigt.
Blaauw + Geel.
Hier verliest het blaauw een weinig van zijn geel en wordt meer violet; terwijl het geel zijn blaauw verliest en dus, als ’t ware meer rood opnemende, naar oranje neigt. Als men beur-telings elk dezer kleuren op zwart of wit brengt, neemt men eene dergelijke wijziging waar, vooral aan de randen of hoeken.
Welke kleuren wij ook tot deze proeven bezigen, de uitkomst zal dezelfde zijn. Daaruit leiden wij den regel af dat men de uitwerking van elke kleur kan verhoogen of verminderen, zon- der aan de kleur zelf te raken. Dus wordt door het bijeenvoe- gen van complementaire kleuren – bij voorbeeld van oranje en blaauw – beider intensiteit vermeerderd; maar als twee gelijksoortige kleuren – zoo als blaauw en groen – bijeen ge- bragt worden, wordt de uitwerking van elke kleur verminderd. Een groen zijden kleed met bruine strepen zal naar omstandig-heden goed of slecht staan. Hoe bleeker het groen des te dieper, dat is des te rooder, zal het bruin worden; en als het groen in diepte toeneemt, zal het bruin des te meer naar het oranje overhellen.
Beleedigingen van den goeden smaak in kleuren zijn eerder regel dan uitzondering, en zijn een gevolg gedeeltelijk van