De Gracieuse 1862 | Page 12

4 CONSTANCE CHORLEY.

Indien zij beloerd wordt, wie doet het? Wie anders dan haar vader? Zij weet niet beter, of hij is behalve haar de eenige persoon in huis. Indien hij het is, wat kan hij voor hebben, dat. . . . . .

Maar hier hield het kind plotseling op met denken, en on-derdrukte met onstuimige kracht de half krankzinnige onrust, die haar wegvoerde, zij wist niet waarheen. Zij bepaalde zich bij de taak, om onder dien geheimzinnigen blik een toestand van volmaakte rust te bewaren. Den grijzen vlasvink hoorde zij heen en weer vliegen in zijne naauwe kooi; de muis hoorde zij ritselen onder een hoop boeken en pamfletten, welke in een hoek van de kamer opgestapeld was; het vuur hoorde zij vrolijk knappen en branden; en op deze wijze eenzaam en alleen ver-wonderde zij zich, dat de tijd zoo langzaam voortging. Onder dit alles werd haar gelaat bleeker en strakker, hare ademhaling sneller en moeijelijker. Eens was zij op het punt luide te roepen als in een droom, en de woorden lagen op hare drooge lippen, voordat zij ze terughouden kon. Werelden, indien zij ze in haar bezit had gehad, zou zij hebben willen geven, indien het vuur uitgegaan was en haar in donker had gelaten. Maar juist het tegenovergestelde, de vlam scheen met duivelsche vreugde en kwaadaardigheid te springen, en te lagchen, en te praten. Het kind maakte zich in alle ernst boos op het vuur, vooral als zij bedacht, dat het licht haar verried en niet toelaten wou, dat zij, gelijk andere voorwerpen in de kamer, verdween in de schaduw en zich verheugde in rust – gezegende, geze- gende rust. Daar zat zij dan onbewegelijk en stil. De heldere vlam deed de scherpe, hoekige lijnen van hare gedaante uitko-men, en bragt van tijd tot tijd de kinderachtige en karige snede van hare kleederen aan het licht, waardoor zij zoo mager scheen en zoo lang, en er zelfs eenigzins wild en uit hare kracht ge- groeid uitzag. Maar bovenal scheen het roode, oproerige schijnsel haar klein gelaat uit te kiezen, om het te verlichten.

Jeugdig was het in vorm en omtrek, en toch zoo gestempeld met eene voorproef van ouderdom, dat men eerder verwacht- ten zou, er grijze haren omheen te zien, dan die dikke, digte massa zwarte, welke naar den vorm van haar hoofd kort