C O N S T A N C E C H O R L E Y .
I.
Het schijnsel van het helder brandende vuur verlicht haar geheele gelaat. Onwillekeurig beseft het kind, dat zij de ligtste beving van het ooglid, de minste trilling der neusvleugels, de geringste beweging moet onderdrukken, waardoor zij te kennen zou ge- ven, dat zij er van weet, dat zij in het geheim wordt bespied. Telkens en telkens heeft zij half slapend, half peinzende zich verbeeld, dat er oogen op haar waren gevestigd door het kleine raam van de deur, die naar den winkel leidde; telkens en tel- kens weder heeft zij dat vermoeden zenuwachtig van zich geword-pen. Op dit oogenblik echter kon zij zich niet vergissen. Een zachten voetstap had zij hooren naderen, en ook gezien, hoe langzaam, en met hoeveel voorzorg een tip van het gordijn op-getild en vastgehouden werd. Een doordringenden blik had zij wel niet kunnen zien, maar toch met hevige onrust op zich voelen rusten, om, zij was er zeker van, te onderzoeken, of zij in slaap was. Waartoe kan zij niet zeggen. Op dit oogenblik kan zij zelfs niet denken, hoewel hare verbeelding pijnlijk werk-zaam is.
De zaak zelve ontstelt haar en houdt haar geheel bezig. Duitser en onbepaald dringen zich vertellingen aan haar op van vrouwen, in een gelijken toestand verkeerende, wier leven afhing van de kracht en den moed, waarmede zij den schijn van slaap wisten te bewaren, en in haren ontstelden geest komt het op, dat ook haar leven daarvan afhangt.